Lower Omo Valley 2We rijden terug van Jinka naar Turmi, waar we kennismaken met Peter en Leonie. Voordat we uit Turmi weggaan gaan we nog een keer naar de markt. Het is de meest authentieke markt die in de Lower Omo Valley gezien hebben, met veel Hamar die echt voor de markt komen en niet alleen voor de toeristen. Daarna lukt het uiteindelijk toch nog om een bull jumping te zien (zie video) . Bull jumping is een ritueel voor jonge mannen op weg naar volwassenheid en een voorwaarde om te kunnen trouwen. Eerst wordt er gedanst door vrouwelijke familieleden van de jonge man(nen) en dagen de vrouwen mannen uit het dorp uit om hen te slaan met een tak. Alle vrouwen lopen dan ook rond met littekens. Daarna vindt een soort zegening plaats en vervolgens het eigenlijke bull jumpen. Er wordt een aantal stieren naast elkaar gezet, waarna de mannen drie keer naakt over de ruggen van de stieren heen en weer moeten rennen. Zie hier het verslag van Pim met wie we vijf dagen samen reisden. Noord KeniaVoor het eerst in konvooi met Pim, Peter en Leonie rijden we door naar Omorate, de laatste plaats in Ethiopië, en overnachten op de binnenplaats van het National Hotel, een matige plek (video). We maken er nog een aardig staaltje Ethiopisch gedrag mee: een van de medewerkers van het hotel installeert zich op een stoeltje twee meter van Dappere Dodo en gaat zittten kijken alsof we een toneelvoorstelling geven. Hij reageert niet op ons verzoek verder weg te gaan. Pas als we een glas water in zijn gezicht gooien begrijpt hij het. In Omorate moeten we het carnet laten afstempelen voor de uitreis naar Kenia. We starten moeizaam.Onze reisgenoten hebben nog veel Birrs over die ze willen omwisselen in Keniaanse Shillings. Dat kan in Omorate, maar het kost nogal wat tijd eer de wisselaars voldoende Shilllings gevonden hebben. Het alfstempelen van paspoorten en carnets gaat vlot, de tocht naar het zuiden is prachtig door de savanne met hier en daar dorpjes met hutten. We hebben duidelijk het toeristische gebied verlaten: de mensen in de dorpen gedragen zich natuurlijker en vriendelijker. Bij de grens zitten de laatste grote groepen Ethiopiërs, meteen daarna verandert het. Er zijn veel minder mensen en ze dringen zich niet op. We kunnen weer buiten lunchen en wild kamperen. Aan de Keniaanse kant van de grens kan niet gestempeld worden, dat moeten we in Nairobi laten doen; we moeten ons alleen aanmelden bij de politie. We hadden verwacht dat deze weg de moeilijkste van de reis zou zijn, maar de eerste dag valt erg mee; we komen geen moment in de problemen. We overnachten aan de rand van het Sibiloi National Park (video). De tweede dag is duidelijk lastiger, vooral voor Peter en Leonie. We komen door diep zand, gestolde lava en door stenen zo groot als tennisballen of als voetballen. Een keer komen we bijna vast te zitten (video). De banden slijten in twee dagen meer dan tijdens de hele rit van Nederland naar Ethiopië. We kamperen weer wild, nu aan het Turkanameer. De derde dag besluiten we naar Loiyangalani te rijden, een rit van zo'n vijftig kilometer, en de rest van de dag uit te rusten. Vooral voor de motorrijders is het traject ontzettend vermoeiend. Het blijkt het lastigste stuk tot nu toe te zijn en we moeten alle zeilen bijzetten om niet vast te raken in diep zand. De regentijd is nu echt begonnen; het regent dan ook de hele middag flink. Gelukkig geeft dat niet teveel problemen voor het verdere traject. Loiyangalani is leuk en nuttig. Er zijn wat winkels voor levensmiddelen en een telefoonkaart en de bevolking is kleurrijk (video). Hoewel de mooi geklede vrouwen net als in Ethiopië om geld voor foto's vragen is het contact met de bevolking veel vriendelijker dan bij de noorderburen. We overnachten bij Palm Shade Camp, een mooie plek met werkend sanitair en hang- en sluitwerk dat klopt. Omdat het dorp geen electriciteit heeft maar iedereen wel een mobiele telefoon zijn er verschillende winkels waar je tegen betaling je telefoon kunt laten opladen. Ook zien we naast de rieten hutjes een grote satellietontvangstschotel staan. Er wonen vier stammen in de omgeving van Loiyangalani, onder andere de Turkana en de Samburu. De Turkana zijn vissers en ze zijn lang, maar niet zo lang als Jan (sensatie, sensatie). De Samburu moesten oorspronkelijk niets van vis hebben en woonden buiten het dorp omdat het stonk. Door honger gedwongen hebben ze van de Turkana geleerd vis te eten. Ze wonen nu in het dorp en trouwen met de Turkana. De vierde dag begint lastig. Het heeft 's nachts gelukkig niet meer geregend en ook als we weer rijden regent het weinig. Het eerste deel van de weg is vooral stenen, dus we hebben weinig last van het water. Er zitten wel een paar overgangen met grote ongelijkheden in die voor de motorrijders moeilijk zijn. Ook de auto's komen er nadat eerst de weg met stenen geëffend is in de eerste versnelling met vierwieldrive en lage gearing ternauwernood zonder schade doorheen. Als we het meer verlaten wordt de weg veel beter met af en toe zelfs betonplaten. Langzamerhand komt er ook wat meer verkeer. We moeten er wel steeds aan blijven denken dat in Kenia links gereden wordt. Het laatste deel naar South Horr is vooral zandweg, maar hierbij is de gevallen regen een voordeel omdat het de weg steviger maakt. De natuur ziet er lenteachtig uit, misschien door de eerste regen. We overnachten bij de Samburu Sport Center, een mooi terrein met goed sanitair. In South Horr zelf is weinig te beleven. Wel valt op dat alle winkels traliegaas boven de toonbank hebben en de boodschappen door een klein luikje aangeven (video). De laatste dag van het Turkanatraject eindigt in Malalat. Voor we uit South Horr vertrekken kijken we nog even rond in een Samburudorp met heel kleine hutjes en vrouwen met grote, gekleurde kralenkettingen. In Malalat begint de bewoonde wereld weer een beetje: er zijn banken en pinautomaten en er is brandstof te koop. De weg erheen gaat over wasbordweg en steen, maar de route is prachtig met fantastische Afrikaanse luchten. Niet moeilijk om te rijden, maar ook niet aangenaam. We overnachten bij de Yare Safari Lodge. We ruilen foto's met Peter, Leonie en Pim van wie we afscheid nemen. Voordat we het Keniaanse noordelijke woestijngebied uitrijden zien we nog zebra's, impala's, struisvogels en kraanvogels. Er zouden ook olifanten en giraffes moeten zijn, maar die zien we niet. Rift-valleiDe Riftvallei is de geul van 9600 km van Israël tot Madagascar die uitstaan is door het uit elkaar trekken van Afrika en het Arabisch schiereiland. Ook in Ethiopië hebben we er gereden. Als we bij de Riftvallei komen verandert het straatbeeld totaal: geen verspreide dorpjes met hutjes en stammen in traditionele kleding, maar drukke plaatsen met grote groepen mensen in nette (zondagse), westerse kleding. Opvallend is het grote aantal scholen waarvan we overal borden zien. Als we de evenaar passeren is het net opgehouden met regenen. Daarom wel even een foto, maar geen experimenten met wegstromend water (het draait met de klok mee aan de ene kant van de evenaar en tegen de klok in aan de andere). We overnachten bij aan het Naivashameer bij Camp Carnelley's, een prachtige plek waar we zeker nog terug willen komen. Tot de Riftvallei is het wegdek is stenen en wasbord, daarna asfalt met grote gaten en geniepige verkeersdrempels. NairobiWe rijden vlot naar Nairobi. Als eerste halen we de stempels voor de paspoorten en het carnet die we niet bij de grens konden krijgen. Dat gaat boven verwachting vlot. Ook kunnen we voor het eerst sinds heel lang weer eens kaas en yoghurt kopen. We overnachten bij Jungle Junction, een bekende plek voor overlanders, die er nu overigens helaas niet zijn. Wegens familieomstandigheden moeten we de reis tijdelijk onderbreken en een aantal weken/maanden terug gaan naar Nederland. We weten nog niet hoe lang het zal zijn. We zullen vliegen vanaf Nairobi en Dappere Dodo stallen bij Jungle Junction. We besteden de laatste twee dagen aan het voorbereiden van de terugreis en het stalklaar maken van Dappere Dodo. We laten hem schoonmaken en gaan naar de Kariokor-markt waar we zoeken naar een koffer om de kapotte kookplaat in te vervoeren en een stuk plastic om Dappere Dodo af te dekken. In april moet overdekte stalling beschikbaar komen, maar voorlopig staat Dappere Dodo buiten. Het verkeer is een ramp in Nairobi en het kost dus allemaal veel tijd. De markt is ontzettend leuk, omdat er niet alleen spullen verkocht worden, maar alles ter plekke wordt gemaakt, het zijn meer werkplaatsjes op een marktterrein. We hebben nu geen tijd om rond te kijken, dus we gaan zeker terug als we weer in Nairobi zijn. Uiteindelijk vinden we bij de tweede shopping mall wat we zoeken. We krijgen de gelegenheid om "luister niet naar autoriteiten, maar doe wat je wilt" toe te passen: een weg die we willen nemen is afgesloten, maar de bewaker haalt de hindernis weg en laat ons vriendelijk door. Aan de andere kant wil een militair ons terugsturen omdat we geen pasje hebben. We hebben haast omdat we willen inchecken voor de vlucht, dus we voelen er niets voor. Wanneer de hindernis wordt weggehaald voor een (politie)auto glippen we er dus toch maar achteraan. Gelukkig komt niemand ons achterna en zijn we op tijd met inchecken om een goede plaats op de nachtvlucht naar Amsterdam te krijgen. De terugreis naar Nederland verloopt probleemloos. In het vliegtuig missen we alleen het emmertje voor gebruikt papier op het toilet. KookplaatDe kookplaat begint toch steeds meer kuren te vertonen. Hij blijft roken bij het opstarten, wordt veel heter dan anders en schakelt dan ook af door oververhitting. We demonteren hem, maken hem schoon, vervangen het thermoelement en monteren hem weer. Nu vliegt vrijwel direct na inschakelen de zekering eruit. Voor de zekerheid het gloeielement nog een keer vervangen, maar nog steeds vliegt de zekering eruit. Het stinkt naar een probleem in de electronica, iets wat niet op de camping oplosbaar is. Het wordt dus voorlopig koken op de petroleumbranders. Balen!
1 Comment
Arba MinchVoordat we echt vertrekken richting Arba Minch gaan we nog even langs het ziekenhuis om de hechtingen van Jan eruit te laten halen. Het gaat weer vlot en steriel, het publiek bestaat dit keer uit acht praktiserende studenten. Jan krijgt nog wel een preventieve antibioticakuur mee, iets wat in Nederland niet zo snel zou gebeuren. We hoeven uiteindelijk niets te betalen. Het voornaamste oponthoud is het zoeken naar de sleutel van de "minor operations room". De beelden die we kennen van Afrikaanse openbare ziekenhuizen worden bevestigd: een ziekenzaal met bedden vijftig centimeter van elkaar en zonder lakens, een hoofdoperatiekamer (waar Jan toevallig tijdens een operatie in kan kijken omdat de visuele afscheiding maar twee meter hoog is) met een patient monitor als enige bewakingsinstrument en rommel in de vensterbanken en de "minor operations room" met meubels die van ellende bijna in elkaar zakken. In Arba Minch overnachten we bij het Bekele Mola Hotel, met prachtig uitzicht over het Chamomeer. Omdat we weer wat lager zitten is het prima weer om 's ochtends al buiten te ontbijten en ook de hele avond buiten te zitten. Niet verkeerd voor februari. We bezoeken de markt in Chencha in de bergen (video). We nemen er een gids, voornamelijk om van het gezeur van gidsen en allerlei ander volk af te zijn, maar hij vertelt ook interessante dingen over alles wat verkocht wordt. 's avonds ontmoeten we Anja en Nico, die een rondreis door Ethiopië maken. Ze hebben in het onderwijs gezeten en beiden les gegeven op de lagere school waar Jan op gezeten heeft. Een van de highlights van Arba Minch is het Chamomeer met krokodillen en nijlpaarden. Een bezoek met een boot is het beste. Omdat de meeste kosten per boot zijn, zoeken we medereizigers, maar zonder succes. We zien een mooie groep heel grote krokodillen, waar we ook heel dichtbij komen. Van de nijlpaarden zien we weinig meer dan een paar keer een neus. De organisatie is weer echt Ethiopisch: eerst naar het toeristenbureau om de boot te regelen, dan 12 km rijden om kaartjes voor het park waarin het meer ligt te kopen en dan 8 km rijden naar de vertrekplaats van de boot. We moeten een gids, die uiteindelijk niets verteld wat we niet al in de Lonely Planet gelezen hebben, en de bootbestuurder met een jerrycan brandstof voor de boot in Dappere Dodo meenemen. Een hoop gedoe, omdat we eigenlijk niet ingericht zijn op passagiers en de stinkende jerrycan niet in onze woonruimte willen hebben; dat ruik je nog een week. Als we ook nog door de gids opgejaagd worden en de totale tocht korter duurt dan de minimaal beloofde tijd nemen we wraak. We rijden niet met de twee heren 8 km terug naar het toeristenbureau, maar blijven nog in het park koffie drinken en vogels kijken. Ze mogen zelf uitzoeken hoe ze terugkomen, want we zijn tenslotte geen taxibedrijf. Wanneer we een uur later terug rijden staan ze nog op transport te wachten, ha, ha. 's middags gaan we naar en ander deel van het park. Het is prachtig bos, maar zonder scout mag je er alleen rondrijden, niet wandelen. KonsoKonso ligt op de rand van de Lower Omo Valley, het gebied waar de rivier de Omo uitmondt in het Turkanameer. De highlight van dit gebied is de nog zeer traditioneel levende stammen. We zetten Dappere Dodo bij het Konso Edget Hotel en gaan naar de markt, die we hier ongestoord kunnen bekijken (video). Behalve kleding en groenten worden onder andere katoen, geiten, maismeel en brandhout verhandeld door mensen die met onmogelijk zware lasten op hun rug lopend of gepropt in een overvol busje uit de omgeving gekomen zijn. De traditionele Konso-dorpen liggen rondom Konso (video). Ieder dorp bestaat uit negen compounds, voor iedere clan een. Ze zijn afgescheiden door houten hekken en erin staan de ronde hutten dicht op elkaar. De hutten hebben ingangen waar je alleen op handen en voeten in komt. De inrichting is heel primitief: een verhoging om te zitten, kale dierenhuiden om te slapen, een plek voor etensvoorraden en een vuurplaats zonder schoorsteen in het midden. Er wordt niet getrouwd binnen de clan en jongens slapen niet thuis, maar in een gemeenschapshuis. Het dorp heeft een paar plekken met generatiepalen: iedere achttien jaar wordt een nieuwe generatie leiders geselecteerd en dan worden ook nieuwe generatiepalen opgericht terwijl de oude een kopje kleiner worden gemaakt (de oude palen, niet de oude leiders). Clanleiders en de Konso-koning leven in grote eenzaamheid om onpartijdig recht te kunnen spreken. Er worden waga's (houten beelden) opgericht voor overleden krijgers, waarbij de krijger en zijn slachtoffers (mensen en dieren) zijn afgebeeld. Rondom de dorpen zijn knap gemaakte terrassen. Groepen mannen en vrouwen bewerken met primitief houten gereedschap het land. We bezoeken de dorpen Machekie en Gesergio. Gesergio heeft de bijnaam "New York" omdat het naast zandsteenformaties ligt die aan wolkenkrabbers doen denken. Er wordt lokaal bier voor € 0,08 per kalebas gedronken. Voor we naar de dorpen gaan hebben we weer een gevecht over gidsen. Samen met Davy, een Fransman die twee jaar met openbaar vervoer door Azië en Afrika reist, proberen we een bezoekformulier voor de dorpen te kopen zonder er een gids bij te krijgen, voor ons vooral omdat hij niet in de auto past. Het toeristenbureau beweert dat een gids verplicht is, we weten dat dat niet zo is. Na een uur discussie en bezoek aan drie gebouwen krijgen we een uiteindelijk zonder kosten een "expert" mee, die op een motor voor ons uitrijdt. Hij spreekt slecht Engels en weet weinig van de dorpen, maar we hebben ook geen last van hem. Ethiopië is echt bezig zich ontzettend impopulair te maken op deze manier, maar het is moeilijk de Ethiopiërs dat aan het verstand te peuteren. Lower Omo ValleyTurmi is de eerste plaats waar we naartoe gaan in de Lower Omo Valley (video). De Omo is de rivier die door het gebied stroomt en uitmondt in het Turkanameer. Het is een van de laatste gebieden in Afrika waar nog stammen wonen die zo traditioneel leven als de mensen hier doen. Ze leven van kleinschalige landbouw en het hoeden van vee en hebben nauwelijks bezit. Ze wonen in kleine ronde hutten zonder meubilair in kleine dorpjes. Kenmerkend is hun kleding en haardracht, de manier waarop ze hun lichamen beschilderen en versieren en hoe ze zich verminken met onder andere lipschotels, oorschoteltjes en littekens die tijdens ceremonies (onder andere het bull jumping) worden aangebracht en gecultiveerd. Iedere stam doet dat weer anders. Voor we naar Turmi vertrekken wisselen we eerst nog "even" honderd dollar in Birr. Formulier invullen en koers opzoeken gaan vlot (hoewel de rekenmachine eraan te pas komt om uit te rekenen hoeveel Birr honderd dollar is als bekend is hoeveel Birr één dollar is). De kassier die de Birrs moet uitbetalen heeft het moeilijk: vijf keer de vijf twintigdollarbiljetten natellen, iets in de computer intikken, vertwijfeld naar het scherm staren, twee collega's erbij halen, met z'n drieën vertwijfeld naar het scherm staren, vijf keer negentien honderd-Birrbiljetten natellen en dan, ja we maken het toch nog mee, uitbetalen. Je blijft je toch verbazen hoe slecht de mensen kunnen rekenen: als je twee dingen van 85 Birr koopt is de rekenmachine nodig om de totaalprijs uit te rekenen, als je iets koopt van 155 Birr en 200 Birr geeft ook, om het wisselgeld te berekenen. Probeer vooral niet 205 Birr te geven om 50 Birr terug te krijgen, dat leidt tot totale verwarring. Zelfs als je vijf broodjes van vijf Birr koopt moet je ze voorrekenen dat je met twee biljetten van tien en één van vijf gepast betaalt. Het is een mooie weg naar Turmi. Het land is rood en heuvelachtig met terassen en groene bomen waarin vrouwen lopen van wie de kleur van de klederdracht prachtig harmonieert met het land. Wanneer we de Lower Omo Valley ingaan wordt het land kaler en veel leger. Voor het eerst zetten we weer eens de stoelen buiten om koffie te drinken, iets wat we steeds gedaan hebben, maar waar we in Ethiopië mee gestopt zijn, omdat er altijd toeschouwers waren. In Turmi, waar de Hamarstam woont, staan we op Mango Camp, prachtig onder hoge bomen aan een rivierbedding. De volgende dag doen we het rustig: naar het dorp voor boodschappen, wandelen door de rivierbedding en genieten van de campingplek. Jan was van plan om naar bull jumping te gaan kijken, maar de verwarring heerst weer alom: het is vandaag, het is morgen, het begint om zeven uur, het begint om een uur, het is zes kilometer hiervandaan, het is vijftien kilometer hiervandaan. Uiteindelijk blijkt er geen bull jumping te zijn. Jan maakt bij het verkeersbureau een afspraak voor de volgende dag. De Kaske, de rivier waar we zeven jaar geleden na een middag en nacht regen vijf uur nodig hadden voor de oversteek met zes LandCruisers staat nu droog. De mensen graven kuilen in de rivierbedding waaruit ze met emmertjes water halen. Maandag is marktdag in Turmi en dinsdag in Dimeka, dertig kilometer van Turmi ()video). Uit de Hamardorpen in de omgeving komen prachtig versierde Hamars met hun handelswaar. De vrouwen dragen rokken van dierenhuid die met kralen versierd zijn, hebben allerlei soorten metalen arm- en nekbanden en hun haar vaak op een bijzondere manier met oker bewerkt. Ook de mannen hebben een bijzondere haardracht. Wanneer ze pas een gevaarlijk dier of een vijand vermoord hebben dragen ze een veer in hun haar en het aantal oorringen geeft aan hoeveel vrouwen ze hebben. Ze hebben bijna altijd een klein houten krukje bij zich dat ze gebruiken om te zitten, maar ook als kussen om te liggen zonder dat hun coiffure door de war raakt. We zien geen groenten of fruit te koop aangeboden, wel kruiden, peulvruchten, hout, geiten en sierraden. De Hamar leven van beperkte landbouw en het hoeden van vee. Voortdurend willen Hamars zich tegen betaling van twee Birr op de foto laten zetten. Ze hebben een hekel aan biljetten met scheuren of stukken eraf; begrijpelijk maar niet gemakkelijk als je ziet wat voor vodden in het geldverkeer rondgaan. Vaak krijg je overigens de beste videoöpnames door een tijd op een muurtje te gaan zitten en met de camera op statief te registreren wat voorbij komt. De bull jumping is Jan niet gegund: hij gaat nog even extra langs bij het verkeersbureau om de vorige dag gemaakte afspraak te bevestigen; ja ja om twaalf uur is er een gids bij de camping. Maar wat er ook verschijnt, geen gids. De laundry service die ons door de camping bij aankomst werd aangeboden blijkt meer een soort wasserettemodel: wanneer we met de was aankomen wordt de put van het slot gehaald om zelf te kunnen spoelen. We maken een rit naar Kolcho (zie video). In Kolcho woont de Kanostam. Het is een prachtige route door een savannelandschap met veel termietenheuvels, platte Afrikaanse bomen en af en toe een Hamar in traditionele kleding; Afrikaanser kan het niet. Kenmerkend voor de Kanostam zij de lichaamsbeschilderingen. De hele dorpsbevolking staat al volledig uitgedost om foto's te vragen, het tarief is nu vijf Birr. Als ze ook nog proberen 450 Birr (€18) te incasseren voor dorpsbezoek rijden we zonder te betalen boos weg. We hebben Ying meegenomen. Ying is een Chinese die zonder eigen vervoer door Afrika trekt. Omdat sommige plaatsen helemaal niet per openbaar vervoer bereikbaar zijn en andere met een bus die maar twee keer per week gaat, is ze op dit soort hulp aangewezen. Jan doet een laatste poging om het bull jumpen te zien. Samen met Dan en Ying gaat hij met twee gidsen naar het dorp waar het zou moeten gebeuren. Volgens de gidsen zou vervoer geen probleem moeten zijn, maar gelukkig kunnen we zelf wat regelen, anders was er niets van terecht gekomen. Ying had al kennis gemaakt met Dan, een Duitser die alleen met een auto met chauffeur door Ethiopië trekt en aanbiedt met hem mee te rijden. Twee gidsen, beiden van de local guides association willen persé alletwee mee. Na discussie betalen we er een. Het zou een uur rijden en een uur lopen zijn, maar nergens is bull jumping te vinden. Het lopen gaat over enge steile paadjes. De gidsen beginnen rond te vragen, maar steeds worden we "achter de volgende heuvel" gestuurd. Als het begint te onweren en donker wordt vragen we ons geld terug en lopen naar de auto. In totaal hebben we 3.5 uur gelopen door mooil landschap, dat wel, maar geen stier gezien. We gaan via Key Afar naar Jinka. In Key Afar is markt (video). Key Afar ligt tussen het gebied van de Ari, de Banna en de Hamar in. Op de markt zijn de drie stammen, ieder met hun eigen kleding en versiering te zien. We kunnen er redelijk ongestoord rondlopen. Opvallend is het grote aantal toeristen in vergelijking met ons bezoek zeven jaar geleden; toen waren er nauwelijks groepen zoals wij, nu zijn er volop groepen en individuele reizigers, zeker in het noorden nu de weg naar Jinka geasfalteerd is. De lokale bevolking is ook nog commerciëler geworden dan ze zeven jaar geleden al was. In Jinka staan we op een mooie plek in de tuin van het Jinka Resort. We hebben weer verschillende keren problemen met de kookplaat gehad en krijgen hem nu zelfs onder gunstige omstandigheden niet aan de gang. Daarom vervangen we het gloeielement maar weer. Dat lijkt succes te hebben. Experimenten met lokale groente van de markt hebben dat minder, zodat we de blikjesvoorraad moeten aanspreken. Jinka is de grootste plaats in de Lower Omo Valley. Daarom doen we er, voordat we het Mago National Park ingaan, onze laatste boodschappen, wisselen en tanken we ter voorbereiding op de rit langs het onherbergzame Turkanameer. We zien nauwelijks dieren in het park, landschappelijk is het mooi. Er wordt een brede weg aangelegd, heel anders dan toen we hier zeven jaar geleden waren en over de graspaden hobbelden. In het park wonen de Mursi, de stam die vooral bekend is van de lipschotels. We zijn er de vorige keer geweest, het was toen een agressieve, niet erg aangename ontmoeting. Van toeristen die er nu geweest zijn horen we dat het beslist niet beter geworden is, vooral ook onder invloed van de gidsen uit Jinka. Daarom stoppen we nu niet bij de Mursidorpjes. Overigens hebben we ook hier weer een conflict met de gidsen. We weten dat een gids en ook een scout niet meer vereist zijn om het park in te gaan, maar onderweg naar het park proberen gidsen op een brommer ons al tegen te houden. Als we doorrijden wachten ze ons op bij de ingang van het park en beginnen een agressieve discussie met ons, de kaartjesverkoper en een politieagent ter plekke om te proberen ons een gids te laten nemen voor we verder kunnen. Gelukkig wordt ons, in tegenstelling tot in Konso, nu wel een kaartje verkocht zonder koppelverkoop. We rijden dan maar gewoon weg, hoewel de politieagent, die met de situatie geen raad weet, ons vraagt te blijven staan. De laatste dagen krijgen we steeds meer onweer en regen. We gaan duidelijk richting regentijd, die volgens de boeken half maart begint. We blijven relatief lang in het gebied, hoewel we intussen aardig genoeg beginnen te krijgen van de meeste Ethiopiërs: steeds als je ergens mee bezig bent bij je komen staan en je aanstaren zonder iets te zeggen en vooral het altijd meer willen - altijd een "faranji" (buitenlander)-prijs verzinnen die hoger is dan de lokale prijs, nooit tevreden zijn, hoeveel je ook geeft en ieder gesprek starten met als doel je ergens voor te laten betalen. We wachten op Pim, Peter en Leonie. Pim kenden we al uit Nederland en van de Danakil, Peter en Leonie maken een overlandtrip per motor van Nederland naar Zuid Afrika. Omdat er nauwelijks mensen wonen en geen voorzieningen zijn in noordwest Kenia hebben we besloten samen te reizen. Waarschijnlijk sluiten Carla en Pieter, twee Nederlanders met een LandCruiser, zich ook nog aan. Klok en datumIn Ethiopië wordt de Juliaanse kalender gebruikt, niet de Gregoriaanse zoals bij ons. Dat betekent dat alle data zeven jaar lager zijn dan bij ons: het is er nu 2006. Ook de klok is anders: de telling begint bij onze zes uur 's ochtends. Dus drie uur in Ethiopië is negen uur bij ons. Genoeg reden voor regelmatige verwarring.
|
NieuwsbriefWanneer het internet te langzaam is of gecensureerd wordt kunnen we soms onze site niet bijwerken. We publiceren dan een nieuwsbrief. Meld je aan voor updateberichten om hem te ontvangen.
BlogBlog van onze reizen. Selecteer "Trip ..." in categoriën hieronder om een specifieke reis te kiezen en "Land..." voor een bepaald land.
Categorieën
All
Archief
January 2020
|