Terug in NederlandNa 1001 nachten (eigenlijk 1005) onderweg te zijn geweest in het Midden Oosten, Afrika en Zuid Amerika sinds augustus 2013 zijn we terug in Nederland. Dapper Dodo, onze auto zit in de container, de container staat op de boot en de boot vaart richting Antwerpen. Voorlopig weer familie en vrienden ontmoeten, een normaal huis en winkels die van alles voorzien zijn. Maar ook Dappere Dodo opknappen na bijna 125.000 km over de meest uiteenlopende wegen en plannen maken voor een volgende reis. Dit is daarom voorlopig onze laatste blog. Wat statistiek van de totale reis: Dagen op reis: 1.005 Bezochte landen: 43 Overnachtingsplaatsen: 512 Autokilometers: 124.391 Liters getankte diesel: 15.559 Bekeuringen: 4 (€ 50 totaal) RegenWe komen door Mocoa, een onopvallend provinciehoofdstadje in zuidwest Colombia. Een paar weken later zullen we lezen dat er meer dan 250 doden en 400 vermisten zijn ten gevolge van een ontzettende modderstroom door de zware regenval van de laatste tijd. Ook lezen we regelmatig berichten van reizigers die soms wel een week vastzitten in Peru, doordat de Panamericana, een weg waarover wij ook gereden zijn, onbegaanbaar is door weggeslagen bruggen en stukken wegdek. De mensen waren blij met eindelijk regen, maar dit… In de Desierto de Tatacoa in Colombia hebben zich door erosie prachtige vormen van zandsteen gevormd (video). Op de meest onmogelijke plekken staan hoge cactussen. We zien torens, grotten, maar ook gerimpelde heuveltjes die als een doek in het landschap gedrapeerd lijken. Het gebied staat toeristisch nog in de kinderschoenen: paden zijn niet aangegeven, niemand verkoopt toegangskaarten en we zien nauwelijks andere reizigers. De rit de volgende dag richting noordwesten naar Salento begint door heel afwisselend landschap: maar een paar kilometer nadat we de woestijn uit zijn rijden we door de rijstvelden. Het miezert wel de hele dag. Het venijn van de rit zit in de staart: de laatste keer de Andes over via een weg die overbelast is met voortkruipende vrachtauto's. Maar we worden beloond met een camping met prachtig uitzicht over de koffievelden onder de wolken. Vanaf dit moment zullen we iedere dag regen hebben tot we aan de kust zijn. De eerste ochtend besteden we aan het regelen van de terugreis naar Nederland. Data voor het vervoer van Dappere Dodo worden definitief gemaakt en we bekijken de vluchtmogelijkheden. Daarna gaan we Salento (video) in, een plaatsje met leuke, bont geschilderde huisjes. We krijgen een privérondleiding op een koffieboerderij (video). We zijn aan het begin van de oogsttijd, dus we kunnen goed zien hoe de bessen groeien en hoe rijpe bessen eruit zien. De boerderij is zoveel mogelijk zelfvoorzienend. Bananen en allerlei andere planten staan tussen de koffie. Het verbetert de kwaliteit van de grond en helpt erosie tegen te gaan. Een nieuwe koffieplant geeft na 3,5 jaar voor het eerst vruchten. Na vijf jaar oogsten wordt hij afgezaagd en geeft dan na twee jaar weer vruchten. Na drie rondes worden ze afgedankt. Het grootste probleem is bestrijding van een inspectie dat in de bessen gaat zitten. Na het oogsten wordt de schil van de bonen gehaald en worden de bonen gewassen. Tenslotte worden handmatig de goede bonen uitgezocht, een proces dat we ook in Ruanda al gezien hadden. De Cocora-vallei waar de dag erop heen gaan staat vol met waspalmen. Deze beschermde palmen zijn uniek voor Colombia. Ze bestaan uit een tientallen meters lange kale stam met een bladerkroontje in de top en kunnen wel honderd jaar worden. Onze wandeling door de vallei heeft iets magisch door de intens groene hellingen met de lange, kale bomen in mantels van wolken en optrekkende mist. De paden waarover we lopen zijn minder: paard rijden is een populaire toeristische bezigheid en door de regen die iedere dag valt en de paardensporen veranderen de paden in één grote modderbende. Volgens de Bradt reisgids zouden we in de droge tijd moeten zijn, maar het weer in dit deel van Colombia leest beslist een andere gids. De highlight in Salento is Kasaguadua, een privé National Reserve. Het is voormalige koffieplantage waar oorspronkelijke Colombiaanse vegetatie teruggebracht het wordt. Het is het levenswerk van Carlos, een van de drie mannen die het natuurgebied met een kleine bijbehorende lodge runnen, en dat is te merken aan het enthousiasme waarmee hij vertelt in uitstekend Engels. Geen opsomming van plantennamen en hun inheemse gebruik, maar een uitleg hoe planten anders zijn in een gebied zonder seizoenen en met overvloedige regen en zon. Het oorspronkelijke gebied is cloud forest: veel planten gebruiken hun wortels alleen om stevig te staan, maar halen alle voedingsstoffen uit de lucht. We zien een beekje met water dat niet van de regen komt, maar van gecondenseerd, door bomen opgevangen water. en verschil tussen tropisch nevelwoud en een gematigd klimaat is bijvoorbeeld de manier waarop bomen hun bladeren verliezen: willekeurig een deel van de bladeren door het hele jaar heen, op één moment volgens een biologische klok die een evolutionair overblijfsel is van de tijd dat in het gebied nog seizoenen waren en bomen die in lagen groeien, waarbij verschillende lagen corresponderen met verschillende seizoenen. Er zijn niet tachtig verschillende soorten bomen en planten zijn zoals in een Oosteuropees bos, maar bijna drieduizend. Er is een "zaadbank", zaden van heel veel verschillende planten die verspreid worden door de sporen van planten en jaren kunnen wachten tot ze opkomen. Wanneer een open plek ontstaat komen de planten op uit de zaadbank die het beste passen bij de omgeving. Vruchten zijn niet zo mooi en klaar om te eten zoals in een gematigd klimaat, waar de pitten zich in het goede seizoen, dus snel moeten verspreiden, maar hebben een lastige schil, zodat het eten meer in de tijd gespreid is en daardoor het gebied van verspreiding groter. Een spannend momentWe vertrekken naar Medellin met regen en mist en zo komen we ook aan. Tussendoor komen we door mooie, droge, soms zonnige landschappen. Het venijn zit weer eens in de staart als we nog even boodschappen willen doen in de hectische stad met steile, smalle straatjes. De eerste keer dat we Medellin ingaan dalen we met een busje dat misselijkmakend over de bochtige weg scheurend een kilometer daalt naar Medellín. Pas een half uur na aankost zit onze maag weer op dezelfde plek als toen we vertrokken. Medellin is geen stad van pittoreske koloniale straatjes, maar van kleurrijke dynamiek (video). Mensen wandelen of zitten op bankjes, er zijn volop straathandeltjes. Er is opvallend weinig politie. We zien landlopers die op de stoep liggen te slapen, maar geen zwerfkinderen of kinderen die kauwgom verkopen. We komen op een plein vol gigantische je bronzen standbeelden en op een plein met wel driehonderd palen. Het is moeilijk voor te stellen dat een stad die tien jaar geleden een van de gevaarlijkste ter wereld er nu zo uitziet. We eten met de andere overlanders op de camping, onder andere met Maarten, de tweede Nederlander met auto met Nederlands kenteken die we in Zuid Amerika tegenkomen. Vanaf de camping is Medellín ook met twee kabelbanen te bereiken, dat doen we de tweede keer. We scheren over de boomtoppen van Parque Arví en over de hellingen van de stad. Het doel nu is de botanische tuin, heel gevarieerd en goed onderhouden; we lopen er tweeëneenhalf uur rond. We hebben besloten om redelijk rechtstreeks richting Cartagena te rijden en nog een paar dagen aan de Atlantische kust te staan. De weg van de camping gaat via Medellin. In Medellín nemen we één keer een verkeerde afslag waardoor we in een ontzettend steil naar beneden gaand, smal, doodlopend straatje belanden. We kunnen dus niet anders dan te proberen achteruit rijdend de steile helling op terug te komen tot we kunnen keren. De koppeling protesteert met rook en stank, waardoor het een balanceeroefening wordt van vaart proberen te houden en tegelijkertijd nergens tegenaan rijden, hoewel dat centimeterwerk is. We komen boven en kunnen draaien, maar uiteindelijk toch niet zonder schade: we hebben met een zandplaat een kras op een geparkeerde auto gemaakt. Gelukkig kunnen we voor vijfenveertig euro het probleem afkopen; daar discussiëren we dus maar niet te lang over. De koppeling stinkt nog lang na, maar we merken geen probleem bij het rijden. De wijk waar het gebeurt is gelukkig geen gevaarlijke sloppenwijk, een niet geheel te verwaarlozen risico in Medellin; we worden door iedereen correct behandeld. Om Medellín uit te komen volgen we na dit spannende moment de route van de busjes tot we bij de autoweg langs de rivier zijn, zo zijn we zeker dat we niet nog een keer in de problemen belanden. Twee uur nadat we vertrokken zijn we de stad uit. Het laatste stukjeWe vertrekken in kille, dichte mist; het beloofde uitzicht is ongeveer vijf meter. Voor de laatste keer rijden we de Andes uit, het wordt warm en zonnig. Het overdadig begroeide, felgroene land verandert in velden met prachtige grote bomen, waarvan veel met roze bloesem. De volgende dagen zijn vooral luierdagen op twee campings aan de Atlantische kust. Op de tweede camping staan hoge mangobomen waaruit af en toe met een harde knal groene vruchten vallen. In de buurt is de "moddervulkaan". De vulkaan beperkt zich tot af en toe een opborrelend blupje, maar je kunt een bad nemen in de modder en dat is wel grappig. Het is zo zwaar en stroperig dat je niet kunt zinken en het zou goed voor je huid moeten zijn. Het is in elk geval goed voor de foto's. Onderweg naar Cartagena worden we door een groepje brommerrijders gemaand voorzichtig te rijden. Ze halen een bruin dier van de weg, zo groot als een kleine aap. Het blijkt een luiaard te zijn die ze voorzichtig in een boom hangen (video). Luiaarden hangen het grootste deel van de tijd op zijn kop opgerold stil in een boom. Het lijkt nog het meeste op een bruine handtas. Een keer per week komen ze naar beneden om te poepen. Omdat ze in een boom zo onopvallend zijn, is de kans te dat je er een ontdekt heel klein. Onze laatste trekdagen geven zo toch nog een beetje compensatie voor de nooit volgemaakte "big five". Cartagena is een leuke stad met een mooi historisch centrum en dat is fijn, want we zullen er ruim een week zitten tot onze vlucht naar Nederland gaat (video). Buenos Aires en Cartagena zijn uiteindelijk onze favoriete Zuidamerikaanse steden. Het belangrijkste project in Cartagena is het verschepen van Dappere Dodo. Hij gaat naar Antwerpen samen met de Landrover van Glauco en Carolina uit Brazilië in een 40 ft container. Het voorbereiden van alle documenten bij de Colombiaanse agent Enlace Caribe gaat vlot en zonder grote verrassingen. We moeten vijf miljoen Colombiaanse pesos aftikken als Dappere Dodo de container ingaat, dus we beginnen de pinautomaten maar vast te plunderen om een paar dagen multimillionair te kunnen zijn. Dappere Dodo moet voor de reis gepoetst worden en het blijkt dat de vlekken van de mangobomen waar we op de vorige camping onder gestaan hebben zo hardnekkig zijn, dat de motorkap geschuurd en gepolijst moet worden om ze weer weg te krijgen Als we door het oude centrum van Cartagena wandelen zien we een vrouw met kaartjes buiten een monumentaal gebouw staan. Het is het theater. Voor drie euro per persoon kunnen we naar. Binnen om het prachtige gebouw en een voorstelling te bekijken. De voorstelling is in realtime Spaans, veel duidelijker uitgesproken dan de meeste Colombianen doen, maar toch te hoog voor ons gegrepen. Maar het gebouw was mooi. We verhuizen naar een AirBnB in het oude centrum en Jan brengt Dappere Dodo naar de haven; Margriet mag niet mee. Het dreigt nog even vervelend te worden als de politie de opdracht geeft alles uit de auto te halen, maar als Jan twee kastjes leeggehaald heeft krijgt hij een seintje van het andere personeel om maar even te stoppen. En inderdaad, de agenten duwen en trekken ze eens wat en vinden het verder wel goed. Samen met de Landrover wordt Dappere Dodo opgesloten. En nu maar afwachten of we in Europa een nest kleine vierwieldrive-autootjes hebben. Zonder vermeldenswaardig gebeurtenissen komen we uiteindelijk in Eindhoven aan, moe maar voldaan. Dappere Dodo weer op Nederlandse bodem Agent ITS heeft zijn werk goed gedaan en het transport van Dappere Dodo naar Antwerpen verloopt volgens plan; lang niet vanzelfsprekend voor containervervoer. Hij wordt wel door de douane gescand (wat wij mogen betalen - €112,50 per auto), maar hoeft verder niet gecontroleerd te worden (wat we ook zouden hebben mogen betalen). Er blijkt geen nest baby-4x4's in de container te zitten. We nemen afscheid van onze containergenoten Glauco en Caroline en maken daarna de enige rit die we in Nederland mogen maken: naar All American Imports voor de APK. Nadat de reparaties zijn uitgevoerd die nodig zijn door de APK te komen gaat Dappere Dodo terug naar Eindhoven en is de cirkel rond.
1 Comment
De kust en Guayaquil Voordat we naar de absolute highlight van Ecuador, de Galápagos-eilanden vertrekken zijn we een paar dagen in Puerto Cayo aan de kust. We wandelen naar het dorpje waar weinig te beleven is, langs het strand en naar het nationale park Machalilla. Het heeft bijna een jaar niet geregend maar de eerste middag krijgen we de volle laag. De kust is heel afwisselend met steile kliffen, stranden, bloeiende cactussen en gevarieerd bos. We lunchen met Theo en Astrid, een Belgisch stel. Ze laten een opbouw maken op hun LandCruiser bij het bedrijf waar wij Dappere Dodo gekocht hebben en zijn geïnteresseerd in onze ervaringen. Ze zijn ook in Ecuador bezig met een project voor microfinanciering van een coöperatie van vrouwen die hoeden en sieraden maken. Het is leuk om te zien welke technieken gebruikt worden. In Guayaquil, waar we Dappere Dodo zullen stallen wanneer we naar Galápagos zijn, begint te hozen zoals we al lang niet meer meegemaakt hebben. Aan het einde van de avond staat bijna het hele terrein een centimeter of vijftien onder water. Guayaquil was vroeger berucht, maar de Malecon 2000, de promenade langs het water en Cerro Santa Ana, een tegen een berg opgebouwde oude wijk met kleurrijke huisjes zijn erg opgeknapt en aangenaam om te wandelen. Ook de winkelstraten in het centrum zijn met de zaterdagmiddaggezelligheid prima te doen. De Galápagos-eilandenOm vijf uur gaat de wekker voor de vlucht naar Galápagos. Dat verloopt allemaal volgens plan en we maken in de middag de eerste wandeling. De boot is vrij klein, zestien passagiers in totaal. De accomodatie is prima: een hut met eigen sanitair, air-conditioning en uitzicht naar buiten - zo hebben we het in Dappere Dodo niet. Ook het eten is goed met veel groente en fruit. De tijdsindeling is meestal dat we ’s nachts en soms tussen de middag varen tussen de verschillende eilanden, ’s ochtends en ’s middags wandelen en de meeste dagen een keer snorkelen. Het is ongelofelijk hoe dicht je bij alle dieren kunt komen. Op ieder eiland is de fauna weer anders: fregatvogels met prachtige knalrode opgezette borsten, land- en zeeïguana‘s, zeeleeuwen, pinguïns en boobies. Bij het snorkelen zien we roggen, scholen vissen met gele staarten en ook blauwroze exemplaren en zwemmen we tussen de (ongevaarlijke) haaien en schildpadden. Op één eiland zit een heel gebied vol met broedende vogels. Ze leggen hun eieren zonder nest op de grond en staan erbij als het te warm is om te broeden. Ze laten zich absoluut niet door onze groep afschrikken, maar vinden het eerder gezellig. Wanneer we een stukje varen zwemt een groep dolfijnen voor ons uit, inclusief sprongen boven het water (video's North Seymour Island, Chinese Hat). Het Charles Darwin Research Center op het hoofdeiland is een tentoonstellings- en onderzoekcentrum. We zien er de eerste reuzenschildpadden. Later gaan we naar een private ranch waar de reuzenschildpadden in grote hoeveelheden vrij rondlopen. Na de cruise blijven we nog een paar dagen op Isabella, het grootste eiland. We huren fietsen en rijden een afwissend pad langs de kust met reuzenschildpadden, iguana's die hun eieren ingraven, mangrove en bijzondere cactussen. Daarna wandelen we over een natuurpad langs meertjes met flamingo's en andere vogels naar een kweekcentrum voor schildpadden. Hoewel veel gedaan is op uitheemse dieren zoals geiten en varkens te verwijderen hebben eieren en jongen in het wild geen overlevingskansen. Op de reisdag van Galápagos terug naar Guayaquil is het enige speciale een doorstart van het vliegtuig bij de landing in verband met het slechte weer. Steden en marktenTwee dagen langs rijstvelden, bananenplantages en palmolieplantages brengen ons in Otavalo, net ten noorden van de evenaar, maar op drieduizend meter. Het regent de hele middag. Daar zitten we dan, bij de open haard of met de kachel aan. Wat een verschil met Galápagos! De highlight van Otavalo is de zaterdagmarkt. We gaan er eerst naar de veemarkt (video). Krijsende biggen die in vrachtwagens getild worden, vrouwen die met één koe of varken aan een touw staan te wachten op een koper. Klederdrachten worden nog volop gedragen. Daarna naar de algemene markt (video). Een gedeelte met textiel is vooral op toeristen gericht, maar we zien ook vrouwen die op de grond zitten en in hoog tempo bonen doppen voor de verkoop. En natuurlijk zijn er de eetstalletjes met allerlei wonderlijke gerechten. Er wordt in Ecuador niet veel gebedeld, maar alle handeltjes waarmee mannen, vrouwen en kinderen rondlopen, variërend van vaatdoeken tot roze plastic spaarvarkens laten zien dat de eindjes aan elkaar knopen niet vanzelfsprekend is. We willen ook nog naar het Textielmuseum, maar naar goed Ecuadoriaans gebruik is het museum dicht. De volgende dag in Otavalo schijnt de zon. De omgeving is prachtig en vanaf de camping bij Otavalo kunnen wandelingen gemaakt worden. We blijven daarom nog een dag. Het eerste stuk van onze wandeling is prima: afwisselende, goed begaanbare paden, vergezichten op bergen, een meer en afwisselende velden. Tegen het einde missen we een afslag en belanden in de bebouwde kom: op het eerste stukje worden we al begroet door meer dan tachtig blaffende honden, het lijkt wel of ieder huis er minstens drie heeft. Wanneer Jan 's middags nog een stukje loopt om te kijken waar de afslag fout ging komt hij terecht bij een twintigjarighuwelijksfeest; ongeveer honderdvijftig mensen gaan net een soort feesttent binnen. Het is een bijzonder achter een lange tafel met taarten en snoeperij zitten de feestvarkens in klederdracht geflankeerd door waarschijnlijk familie voor zich uit te kijken. Op rijen stoelen tegenover hen zitten genodigden met elkaar te praten. Achterin speelt een orkest, de stoelen van de laatste rij bezoekers staan naar het orkest toe, met de rug naar het bruidspaar. De voornaamste activiteit is het uitdelen van eten. Uit grote pannen in een ruimte naast de tent worden weggooiborden gevuld met twee maiskolven, twee ongeschilde aardappelen, een stuk varkensvlees en wat garnering. Zoals vroeger emmers werden doorgegeven om een brand te blussen worden de borden zonder verder bestek doorgegeven aan de genodigden. Wanneer de maaltijd genuttigd is beginnen de eerste gasten weg te lopen. Via "leerhoofdstad" Cotacachi (video) rijden we naar Peguche. Peguche is een centrum voor weven. Er is een feest aan de gang waarbij allerlei lokale groepen gehuldigd worden en lokale hoogwaardigheidsbekleders vooral zichzelf in het zonnetje zetten. Een prima gelegenheid om klederdrachten op de video te zetten. Gevolg is wel dat er op het gebied van weven niets gebeurt. Wanneer we weg willen rijden blijkt dat Dappere Dodo klem gezet is, hoewel we twee dollar parkeergeld betaald hebben. Gelukkig kunnen we met een paar sterke mannen de auto die in de weg staat voldoende verplaatsen. Quito doet aan La Paz denken. Het is ook zo'n stad met grote hoogteverschillen, maar een kilometer lager. We gaan er naar de garage voor een tienduizendkilometerbeurt, waar blijkt dat de remschoenen tot op het ijzer versleten zijn. We besteden uiteindelijk de hele dag in de garage en zijn blij dat de Dappere Dodo 's avonds weer mee kunnen nemen. Hoewel de lucht de volgende dag grijs is en de omgeving mistig en vochtig gaan we Quito in. Het is een van de mooiere Zuidamerikaanse koloniale steden, maar het weer bederft veel. Daarna doen we nog eens een poging naar een museum met een grote precolumbiaanse collectie te gaan, maar ook dit museum is wegens renovatie gesloten. Ons plan om verder te rijden wordt lelijk doorkruist als blijkt dat de reparatie van de remmen niet geholpen heeft tegen hevig trillen van de voorwielen als we een kilometer of zestig rijden. We gaan nog wel naar de Mitad del Mundo, een evenaarmonument met tentoonstellinkjes, maar daarna besluiten we terug te gaan naar Quito. De voorwielen worden gebalanceerd en uitgelijnd. Dit brengt inderdaad verbetering, maar intussen zijn we zoveel tijd kwijt dat we moeten besluiten nog een nacht in Quito te blijven. De jungleMindo is bekend om zijn grote hoeveelheden vogels (video). We zitten er bijna de hele ochtend op een observatieplaats, vooral van kolibries. Wat een snelheid en een variatie! 's middags lopen we nog een stuk bird trail. De planten zijn prachtig, maar we zien nauwelijks dieren. Om bij de de jungle te komen gaan we de laatste keer naar het zuidelijk halfrond en de laatste keer naar het oosten de Andes over. We rijden een pas van ruim vierduizend meter. Dappere Dodo brengt ons er probleemloos erheen, maar pruttelt en rookt wel meer dan bij eerdere, zelfs veel hogere passen. Het lijkt erop dat de schoonmaaktruc van Toyota Soedan van de luchtinlaat van de motor uitgewerkt is . Het regent onderweg pijpenstelen, zoals bijna iedere middag. Het water kolkt door de goten langs de weg. We zien watervallen, zo hoog dat ze in elk ander land een bezienswaardigheid zouden zijn, maar die in Ecuador niet eens een naam krijgen. Tegen de avond wordt het droog. We kijken uit over een dal. In de diepte horen we de snelstromende rivier, voor ons zien we de bergen die ondanks de steile hellingen helemaal begroeid zijn met ondenkbaar veel kleuren en vormen groen. Nevelslierten zijn er overheen gedrapeerd. Onze jungle-trip begint iets later dan gepland, omdat door carnaval de bevoorrading nog niet rond is. Voor we echt vertrekken gaan we met de gids nog even maar de markt. Er wordt gestoomde vis in grote bladeren verkocht en we zien ook een vrouw die een rupsenlekkernij verkoopt. De rupsen die liggen te bewegen in een bak water worden levend op een stokje geprikt en op een rooster boven vuur gelegd waar ze nog veel harder gaan kronkelen. Hmmm, we krijgen er helemaal zin in. We varen ongeveer anderhalf uur en komen dan bij een meer met kaaimannen. 's middags maken we een tocht over de rivier. We doen een poging om piranha's te vangen, maar zonder succes. We hebben een gids en een bootsman voor onszelf. De hele organisatie heeft een duidelijk verweggistankarakter: uiterst vriendelijk en behulpzaam, maar meer probleempjes oplossen dan voorkomen door goede organisatie. Als we 's avonds om een biertje vragen vaart de bootsman naar het dichtstbijzijnde dorp om een paar flesjes te kopen. Het eerste stuk van een jungle-wandeling van vijf uur gaat over een "pad" dat drie maanden niet meer gebruikt is. Met een machete baant onze gids zich een pad. Dit is pas echt door de jungle trekken! 's middags doen de gids en de bootsman een poging piranha's te vangen, maar ook zij hebben geen succes. Wij genieten dobberend op de rivier van de sfeer en de geluiden in de ondergaande zon. De nachttocht over de rivier terug heeft net zo weinig rsultaat als onze nachtvaarten in Suriname en in Brazilië. Een paar kaaimanogen en wat plonzen, dat is alles. De laatste dag van de jungle tour zitten we om half zes aan het ontbijt om op tijd bij de eerste clay lick te zijn: papegaaien en parkieten hebben mineralen nodig om de giftige stoffen die in de schil zitten van de zaden die ze eten te compenseren. Op sommige plekken in het oerwoud is klei dat deze mineralen bevat, zogenaamde clay licks (video). Daar komen de vogels elke dag naartoe. We komen bij een kale plek aan de oever van de rivier waar tientallen groene papegaaien zitten te pikken. Bij de tweede clay lick kunnen we dichterbij komen. We zien honderden parkieten kwetterend van tak naar tak fladderen. Felgekleurde ara's komen om uit het waterplasje voor ons te drinken. Wanneer ze weg zijn komen de parkieten voorzichtig uit de bomen en beginnen in een grote groep, elkaar regelmatig verjagend, te drinken. ColombiaOnderweg naar Colombia zijn we in vijf minuten Ecuador uit en ook Immigration van Colombia is geen probleem. Voor de auto hebben we drie kwartier nodig. De douaneman bekijkt Jan's paspoort eens uitgebreid en besluit dat hij naast kopieën van het kentekenbewijs etc. ook een kopie van een oud visum van Zimbabwe wil. Hij doet wat onduidelijk waarom; als souvenir is de conclusie. Voor het chassisnummer is persoonlijk controleren niet voldoende, het plaatje onder de motorkap moet worden ingesmeerd met carbon en vervolgens afgedrukt op een plakbandje voor het archief. We denken nog even snel een verzekering te halen en dan verder te rijden, maar ook dat pakt anders uit: we arriveren om tien over twaalf, maar pas om half drie kan het proces gestart worden. Door complexiteit van het systeem, kwaliteit van de computerspullen en volstrekte incompetentie en onervarenheid van de verzekeringsagent duurt het uiteindelijk tot half vijf eer we het begeerde papiertje hebben. We rijden nog een stuk en kamperen op een voetbalveld in een dorp waar we meteen geconfronteerd worden met de andere geaardheid van de Colombianen: niet meer het terughoudende van de indianen, maar iedereen die langskomt maakt even een praatje. De overburen op onze kampeerplaats komen op een gegeven moment met meegebrachte stoeltjes bij ons zitten om even te praten. Door een afwisselend landschap rijden we verder naar het noorden, naar San Agustín. De opgraving bij San Agustín is heel anders dan de eerdere opgravingen die we gezien hebben (video). Het zijn voornamelijk mansgrote beelden die bij graven geplaatst werden, meer zoals bij Mexicaanse opgravingen. Het zijn vooral mensen, maar ook dierenfiguren. We ontmoeten Bob en Carla, een gepensioneerd Nederlands stel dat ons uitnodigt voor het diner en met wie we een gezellige avond hebben. De tocht naar de Decierto de la Tatacoa is afwisselend: diepe rivierkloven, grillig gevormde bomen, gezellige dorpjes. Onze bestemming is de woestijn met grillig gevormde rode rotsen met daarop veel cactussen. Terug naar Zuid AmerikaMet een vertraging van 3.5 uur door een technisch probleem op Schiphol komen we in Lima aan. Afgezien van de confiscatie van drie appels en een mandarijn komen we ook goed het land in en snel bij het hostel. De vertraging is uiteindelijk goed voor een compensatie door de KLM van een tegoedbon van € 800, dus al met al nog niet zo slecht. Wanneer je Peru binnenkomt krijg je een tijdelijk invoerbewijs (TIP) voor je auto voor drie maanden. Wanneer je over deze periode heengaat wordt de auto geconfisceerd. Hoewel we ondanks de reis naar Nederland verwachten binnen drie maanden weg te zijn hebben we geen risico genomen en de TIP laten onderbreken, een lastig proces. We hebben toen veel hulp gehad van Ernesto van Xplore Peru 4x4. Zie hier voor een beschrijving van het proces. De procedure om een schorsing van de TIP ongedaan te maken in bijna net zo moeilijk als om hem te starten. Gelukkig helpt Ernesto weer geweldig. We maken en verzoekschrift dat bij de douane wordt ingeleverd. Dat wordt naar de grens gestuurd waar we binnenkwamen waarop een nieuwe tijdelijk invoerbewijs gemaakt moet worden. Het gaat allemaal per reguliere post. We kunnen gelukkig al wel met Dappere Dodo rijden, maar we kunnen pas het land uit als we het nieuwe document hebben. We halen Dappere Dodo op in de garage; hij staat er prima bij en daarna naar de camping om ons te organiseren. Wanneer onderweg zijn in NoordPeru belt Ernesto over het tijdelijk invoerbewijs. We hoeven niet op de post te wachten, maar kunnen met de e-mail van de douane de zaak aan de grens regelen. De e-mail komt dezelfde middag binnen, waardoor we onze planning weer in eigen hand hebben. We besluiten dat we nog een keer uit eten willen in Lima en daarom nog een dag te blijven. We willen een pakje babykleertjes versturen. Uiteindelijk lukt dat met kopieën van Jan's paspoort, vingerafdrukken en het paspoortnummer van Margriet. Wanneer we water bijvullen blijken we lekkage te hebben, waarschijnlijk door een knik in een slang. We repareren zo goed mogelijk, maar het wordt vooral voorzichtig water tanken. Het laatste PeruLima uirijden is meestal een worsteling, maar omdat het zondagochtend is valt de drukte mee. De weg is niet inspirerend: kaal, droog en vol afval. We stoppen in Parque Nacional de Lachay, een gebied dat nu droog is, maar in de natte tijd groen; niet nat van de regen, maar van de mist van zee. We lezen op borden dat alle dieren in het park beschermd zijn. Dat geldt waarschijnlijk speciaal voor vliegen. We denken niet dat we er ooit zoveel bij elkaar gezien hebben. Margriet besluit daarom buiten te koken, voor het eerst sinds heel lang weer eens op een houtvuur. Na een stop aan de Laguna Albufera, vol met watervogels, gaan we naar Caral. Het is de opgraving van de oudste stad van Amerika, ca. 5000 jaar, vergelijkbaar met Egypte. In 25 jaar zijn 18 grote openbare en religieuze gebouwen opgegraven en het archeologische werk is nog in volle gang. Er kon veel hersteld worden, want de bewoners kenden nog geen metaal en aardewerk en de plek was daardoor niet interessant voor plunderaars. Koken gebeurde door groente en vlees tussen hete stenen te leggen, vloeistoffen werden verwarmd met een hete steen in een kalebas. Omdat Caral in extreem droog woestijngebied lag, was men voor water volledig afhankelijk van de rivier die maar een klein deel van het jaar stroomde; er werden ingenieuze systemen ontwikkeld om toch het hele jaar water te hebben. Door gortdroog woestijngebied waar geen sprietje groen te zien is rijden we verder naar het noorden.We besluiten om maar eens een opgraving over te slaan en rijden zonder problemen verder hoewel we door een gebied komen waar in het verleden geapende roofovervallen geweest zijn. We krijgen bericht dat het tijdelijk invoerbewijs rond is en dat we de laatste plaatsen hebben op de Galapagos-cruise die we hebben uitgezocht. Als onze kampeerplaats bovendien zo'n plek blijkt te zijn waar je graag een paar dagen langer blijft kan de dag niet meer stuk. Op de boulevard bij de camping zien we een heel oude Volkswagenbus. Het is de Paraguayaan die van plan is om in tien jaar de wereld rond te reizen en die we in Ushuaia, het zuidelijkste puntje van Argentinië, al ontmoet hebben. De opgraving Chan Chan uit de dertiende eeuw is de grootste lemen stad ter wereld. Chan Chan was het centrum van het Chima-rijk, een stad van voor de Inca's waar 60.000 mensen woonden. Alles was van leem gebouwd en veel heeft zwaar geleden onder overstromingen t.g.v. El Niño, maar er is een mooi gerestaureerd paleis dat we bezoeken. Binnen dikke muren met één streng bewaakte toegangspoort woonden de koning en notabelen. Er zijn decoraties van pelikanen en de zee. Een bijzondere gewoonte was dat wanneer de koning stierf ook zijn hele hofhouding geofferd werd. Daarna werd het paleis verlaten en begon de volgende koning in een nieuw gebouw. De gewone bevolking mocht er alleen komen om belasting te betalen, allemaal in natura. Na het bekijken van Huaca Esmeralda en Hack Arca Iris, twee tempels met andere decoraties gaan we Trujillo in. We lunchen er goed, maar de plekken waar volgens LP in honderden jaren weinig veranderd is vinden we niet. Alle voorbereidingen om met Dappere Dodo Peru uit te komen hebben resultaat gehad. De grenspost is al op de hoogte van onze komst en binnen twintig minuten kan Dappere Dodo het land uit. Maar als we denken even snel een uitreisstempel in ons paspoort te halen komen we bedrogen uit. Er is een fout gemaakt bij onze terugkeer uit Europa, zodat het systeem niet weet dat Jan in het land is. Er wordt na veel peinzen, op het hoofd krabben en bellen een handgeschreven verzoek gemaakt, eerst in het klad en daarna overgeschreven in het net, dat naar Lima gestuurd wordt om Jan alsnog in het systeem te krijgen. Uiteindelijk krijgt Jan na 2,5 uur en veel zeuren zijn stempel, hoewel de formaliteiten nog steeds niet rond zijn (stel je voor dat hij op een Interpol-lijst staat). Groen EcuadorEcuador inreizen gaat zonder problemen. Het eerste dat opvalt in Ecuador is dat het veel schoner is dan Peru en zo ontzettend groen. Op het laatste stuk weg, dat op zich prima is, is het wel oppassen geblazen: er liggen grote brokken steen op de weg die kennelijk bij de laatste bui naar beneden gekomen zijn. Diesel is aangenaam goedkoop, ongeveer een kwartje per liter. Het eerste tankstation is net uitverkocht als we er komen, maar dat is gelukkig niet symptomatisch: bij de volgende tanken we vol. We kamperen een dag bij een versteend bos (video), met ook mooie bloemen en bomen en rijden naar Vilcabamba op ongeveer 2500 meter. Wat is het overal groen in vergelijking met Peru. Maar ook zien we ernstige erosie en weer de wegen vol brokken steen liggen. We hebben gehoord dat je brood kunt bestellen in het winkeltje bij het park waar we kamperen en we gaan informeren: „Heeft u morgen brood?" „Ja, ik heb er drie." „Hoe groot zijn ze?" Er komt een zakje met drie broodjes tevoorschijn. „Zo groot." „Hoe laat heeft u ze morgen?" „Wanneer u wilt." „Zijn ze vers?” „Nee, want morgen komt de bakker niet." Vilcabamba is een klein, gezellig plaatsje met veel Amerikaanse gepensioneerden. We ontmoeten Sancho en Carol weer, Braziliaanse overlanders die we al uit Lima kenden en met wie we wellicht een container naar Europa gaan delen. We doen een geslaagde poging om een gastank te vullen uit een gastank van de camping. De keerzijde van prachtig groen is dat het vaak regent. Zo ook nu. We slaan boodschappen in voor een paar dagen P.N. Podocarpus, maar daar aangekomen komen we de eerste middag nauwelijks de auto uit. De volgende dag is het weer beterom te wandelen. Het park varieert in hoogte van 800 tot 2800 meter. We hebben voor de lage kant gekozen:er is meer te zien en het wandelt aangenamer. Het is een pad dat in het algemeen goed begaanbaar is, maar soms zijn er ook smalle, glibberige stukjes of liggen er grote bomen over het pad vlak naast een diepe afgrond naar de rivier. Maar wat een variatie aan planten en tinten groen. In Saraguro woont een groep mensen die afstammen van indianen die in de Inca-tijd gedeporteerd zijn van het gebied rond het Titicacameer, als manier om het Inca-rijk te consolideren. Nog altijd hebben ze aparte kleding, gewoontes en een beetje andere taal. Er zou op zondagochtend markt moeten zijn. De markt is er niet (behalve de Mercado Municipal), maar het is wel een gezellige drukte en we zien volop klederdrachten. Cuenca is een van de mooiste plaatsen van Ecuador, met een mooi centraal plein, een bijzondere kerk en interessante musea. In het kleine Panama Hat Museum, wordt getoond hoe strohoeden gemaakt worden. Van het etnografisch en archeologisch museum blijken de belangrijkste afdelingen dicht te zijn. Jammer. Onderweg naar Riobamba is de lucht is bijna de hele dag grijs en rijden we regelmatig door de mist. We wandelen er door het centrum en over de verschillende markten. Het blijft mooi om de indiaanse mannen en vrouwen in traditionele kleding hun spullen te zien kopen en verkopen. 's middags willen we naar het etnografisch museum, maar het is ons niet gegeven in Ecuador: ook dit museum is gesloten. De zaterdagmarkt van Riobamba zoe heel groot zou moeten zijn, maar dat valt tegen: er is wat meer drukte op de plekken waar vrijdags ook markt was, maar dat is alles (video). Laatste dagen PeruDe Nasca-lijnen net ten noorden van Nasca in West Peru zijn grote symbolen die als een soort sporen in de woestijngrond gemaakt zijn. Het soort figuren doet denken aan rotstekeningen, maar dan dus veel groter en op de grond. Over de oorsprong ervan bestaan allerlei theorieën, variërend van religieuze symbolen die als paden gelopen werden tot creaties van buitenaardse wezens. Vanaf een observatietoren zijn verschillende figuren goed te zien; als je meer wilt zien moet je gaan vliegen. Net onder Pisco (bekend van het drankje) zijn twee bezienswaardigheden. In de R.N. Paracas aan de kust gaat de oceaan direct over in woestijn. Er zijn veel vogels en er kan aan het strand gekampeerd worden. De Islas Ballenas zijn door de rijke aanwezige plankton een geweldige plek voor vogels, waaronder pinguïns. We hebben er waarschijnlijk nog nooit zoveel bij elkaar gezien. Ook liggen er volop zeeleeuwen. Lima is het eindstation van dit deel van de Zuidamerikareis. De enige overnachtingsplek voor campers is een backpackershotel. Met vier auto's op het binnenplaatsje is het stampvol. We moeten regelen dat Dappere Dodo goed wordt opgeslagen, terwijl wij met kerst in Nederland zijn. Je krijgt in Peru een tijdelijk invoerbewijs (TIP - Temporary Import Permit) voor drie maanden voor je auto; wanneer je daar overheen gaat wordt de auto geconfisceerd. Het is mogelijk de TIP op hold te zetten, maar dat is nogal wat gedoe. Hoewel we als alles volgens plan gaat binnen drie maanden het land weer uit zijn willen we toch de TIP onderbreken om te voorkomen dat we problemen krijgen als we onverhoopt niet op de geplande datum naar Peru terug kunnen gaan. We hebben gelukkig Ernesto gevonden die een stalling kent en ons helpt bij de procedure. Als je geen vloeiend Spaans spreekt of exact weet wie wat waar moet doen is het een hele opgave om de papieren te krijgen, ook omdat de verantwoordelijke instanties vaak zelf hun aandeel in de procedures niet kennen en met name de politie er niet van houdt als iemand anders vertelt wat ze moeten doen. Dappere Dodo zal gestald worden bij een garage waar ook onderhoud verricht wordt. We gaan er eerst met een taxi heen om te kijken. Daarna gaan we naar de politie, want die moet een rapport maken voor de douane. De politie wil de auto op zijn parkeerplek zien dus we gaan terug naar de camping om Dappere Dodo te halen en naar de opslagplek te brengen. Ernesto gaat weer naar het politiebureau en komt na een half uurtje terug met een agent die wat gegevens opneemt. We mogen nu eigenlijk niet meer met Dappere Dodo de straat op, dus we wachten weer een half uurtje om zeker te zijn dat de politie weg is en rijden dan terug naar de camping. We gaan de volgende dag met Ernesto op pad voor deel twee van de auto-opslag. Eerst de politieverklaring ophalen, dan een verzoekschrift maken, dat inleveren bij de belastingdienst en ten slotte naar de garage om te betalen. We hebben nu nog tijd om Lima in te gaan. Het stuk dat we zien is schoon met brede straten en veel groen. Het is wel een verkeersworsteling, zelfs met de bus. Het is geen echt mooie stad: oude gebouwen die zonder herkenbaarplan zijn afgewisseld met betonnen dozen. De Plaza de Armas is gedeeltelijk afgesloten en staan vol met politie met schilden, die er overigens heel ontspannen bij staat. We komen er niet achter wat er aan de hand is. Een beroemde kerk is de Iglesia de San Francisco met catacomben. Hier werden 25.000 personen begraven: eerst twee jaar opgestapeld meteen laagje zand ertussen, daarna werden de resten in een put gegooid. Nu liggen beenderen en doodshoofden netjes gesorteerd in bakken. Na een goede lunch proberen we naar het Museo Nacional te gaan. Er zou (volgens onze oude LP) veel uit de precolombiaanse tijd moeten zijn. We waren er negen jaar geleden ook, maar toen was men aan het verbouwen en was op maar één verdieping iets te zien. Nu vergaat het ons nog slechter: het blijkt dat er alleen gelegenheidsexposities zijn, nu over de periode van de militaire dictatuur. Met het inleveren van de documenten voor het onderbreken van de tijdelijke invoer van Dappere Dodo in Peru is het rijden op de laatste ochtend naar de garage illegaal geworden. Het gaat gelukkig probleemloos en DD wordt liefdevol ontvangen. Onze taxichauffeur naar het vliegveld blijkt een zevendedagadventist te zijn die ons onderweg in mitrailleurspaans probeert te bekeren. Daarna volget het lange wachten: we zijn voor de middag op het vliegveld, de vlucht gaat om 19:15 en check-in (en daarmee de lounge) gaat pas vier uur voor vertrek open. We kunnen onze vlucht via Parijs omzetten naar een rechtstreekse vlucht naar Amsterdam. Het betekent nog bijna twee uur langer in Lima, maar een uur eerder in Amsterdam en ook betere stoelen. We blijven voor kerst in Nederland en zullen begin januari terug vliegen voor het vervolg van de reis. Het laatste SurinameBigi Pan, vlak bij de grens naar Guyana, is een moerasgebied met heel veel vogels. De opvallendste is de rode ibis, die door het eten van garnalen bijna fluoricerend rood wordt. We overnachten er in een lodge op palen midden in het meer en maken boottochten, onder andere naar de vogelslaapplaats. Daar zitten honderden witte reigers en rode ibissen als een kerstversiering in een boom. Het aantal vogels is afhankelijk van het seizoen en kan oplopen tot 25.000 . Ook kajakken we een stukje, maar met tegenwind en protesterende ruggen keren we snel om. We zien ook grote groepen oranje flamingo's; niet zo fel als de ibissen, maar het blijft een prachtig gezicht als zo'n hele groep wegvliegt. We hebben een goede tijd gehad in Suriname. Het is een vriendelijk en hartelijk land en het feit dat je je eigen taal kunt spreken en veel Nederlandse spullen kunt kopen maken het prettig om er te zijn. Het is alleen jammer om te zien hoe iedereen zich zorgen maakt over het economische beleid en allerlei signalen van de neergang zichtbaar zijn. Het echte Amazonegebied: GuyanaDe dag voordat we de grens over willen kamperen we vooraan bij het hek naar de ferry van Suriname naar Guyana, zodat we als eerste aan de beurt zullen zijn. Wanneer we wakker worden staat er al een rijtje auto's achter ons. Er kunnen maar twintig auto's per keer mee n er wordt niet vaak gevaren. We hebben in Guyana anderhalf uur nodig voor de formaliteiten, de langzaamste grensovergang in Zuid Amerika tot nu toe, maar het goede nieuws is dat we niet in Georgetown naar de douane hoeven om de tijdelijke invoer van de auto te verlengen. Overlanders die uit Brazilië kwamen kregen maar drie dagen aan de grens en moesten door het land racen om op tijd te verlengen. De mensen in Guyana zijn veel minder vriendelijk dan in Brazilië en Suriname, vooral overheidsdienaren. We moeten ook even wennen aan de prijzen: lokale diensten en produkten zijn goedkoop, maar alles wat ingevoerd wordt of buitenlands is, is duur. Een flinke taxirit in de stad kost € 2,50, maar een pizza bij Pizza Hut € 17,00. De goedkoopste fles wijn is vier keer zo duur als een lokale fles rum. De weg richting Georgetown is één grote lintbebouwing met grote houten huizen, waarover zelfs in de bebouwde kom tachtig mag worden gereden. Georgetown zelf, de hoofdstad, is lawaaierig en rommelig, met veel getoeter en harde muziek. Er zijn meer daklozen dan we eerder gezien hebben en niet veel bezienswaardigheden: twee markten en de kathedraal. De katherdraal schijnt het grootste vrijstaande houten gebouw ter wereld te zijn. We kopen een ticket voor een ferry vierhonderd kilometer naar het zuiden. We hebben gelukkig gehoord dat het ticket in Georgetown gekocht moet worden en niet bij de boot verkrijgbaar is. Na een dag Georgetown houden we het voor gezien en beginnen aan onze lange tocht door het Amazone-regenwoud die moet eindigen in Peru (video). Er zijn nauwelijks dorpjes en vooral aan het begin is de weg slecht: een track vol kuilen in een forse tropische regenbui. Op verschillende plekken onderweg maken we wandelingen door het oerwoud en we doen ook een canopy walk. Hierbij lopen we via aluminium bruggen naar een paar platforms die hoog in de bomen opgehangen zijn, zodat we de jungle niet alleen vanaf de grond, maar vanaf halverwege de hoogste toppen kunnen bekijken. De ontzettend hoge bomen blijven indrukwekkend, maar we zien helaas nauwelijks dieren. In het dorpje Surama maken we de village tour. Onze gids is de "senior councellor", een voor drie jaar gekozen dorpshoofd en voorzitted van de village council. We zien een geslaagd community project. Het dorp is ongeveer twintig jaar oud en heeft de ecolodge opgericht, die een belangrijke bron van werkgelegenheid is. Werken in de lodge gaat op rotatiebasis: maand, maand af. Alle dorpsbewoners moeten een dag per week werk voor de gemeenschap doen ( af te kopen door €25 te betalen - ter vergelijking: een salaris is ongeveer USD 300 per maand). Wij zagen mensen een gebouwtje bij het voetbalveld neerzetten of de lunch voor andere werkers klaarmaken. De meeste gezinnen hebben eigen stukjes grond in de jungle, die op dezelfde manier gebruikt worden als de kostgrondjes in Suriname. Cassave is de standaard koolhydraten leverancier en erg belangrijk voor van alles. Een familie die wij bezochten had zelfs een speciaal gebouw op het terrein om cassave klaar te maken. Alle grond is van de gemeenschap; mensen kunnen in overleg met de village council een stuk uitkiezen en daarop bouwen. Er zijn een kleuterschool en een basisschool. Alle klassen van de basisschool zitten in één grote ruimte. Aan twee kanten beschrijfbare schoolborden vormen de afscherming tussen de klassen. Als we komen moeten de leerlingen van alle klassen zich opstellen en voor on het dorpslied zingen. Het verdere sociale systeem klinkt modern: mensen kiezen zelf hun levenspartner en bepalen zelf waar ze gaan wonen in een huisje dat ze zelf bouwen. Alle meerderjarige inwoners mogen stemmen. De dag werken voor de gemeenschap klinkt eigenaardig, maar is feitelijk een soort belasting in natura. Wanneer we naar de Rock View Lodge, een prachtige, parkachtige plek rijden begint de groente- en fruitvoorraad wat nijpend te worden en die blijkt niet gemakkelijk aan te vullen, omdat door de lokale bevolking een combinatie van soorten aardappels als belangrijkste groente beschouwd wordt. Maar als we alle winkeltjes binnen een straal van tien kilometer af geweest zijn hebben we weer een voorraadje waarmee we een paar dagen vooruit kunnen. Een groepje schoolkinderen staat klaar bij de airstrip naast onze kampeerplek in afwachting van twee ministers die het lokale schooltje wat laptops komen brengen. We overtuigen de schoolkinderen om het welkomstlied ook even voor ons te zingen. De tijdsbesteding van deze hoogwaardigheidsbekleders zegt overigens iets over de manier van regeren in het land. Een wandeling van ongeveer twee uur door de jungle met een gids naar de plek waar een groep cock-of-the-rock's zit, vogels waarvan de mannetjes fel oranje zijn, levert uiteindelijk één exemplaar op, dat zich wel uitgebreid laat bekijken. Zoals alle activiteiten in Guyana was ook dit weer niet goedkoop: USD 50. Onderweg naar de volgende lodge willen we de in de reisgids beschreven doorsteek nemen, maar als we moeten kiezen tussen een doorwading waarbij je met je schoenen al diep in de modder zakt en een gammel uitziende brug keren we om en gaan toch maar voor de langere route. Op de volgende plek maken we aan het einde van de middag een tocht over de rivier de Rupununi (video). Omdat de Braziliaanse douane in het weekend dicht is moeten we een dag wachten voor we de grens over kunnen en een tijdelijk in oerbewijs voor Dappere Dodo kunnen krijgen. We rijden naar Lethem, de grensplaats, vol met winkels voor shoppende Brazilianen, vooral kleding. Daarna vinden we een overnachtingsplek bij een waterval. Het zou Guyana niet zijn als er iemand op kwam draven om de community fee en liefst nog wat meer te incasseren. Guyana is een mooi land, Georgetown, de hoofdstad is niet bijzonder. Mensen zijn beleefd (iedereen stelt zich voor en komt een hand geven), maar niet zo spontaan. Het is ook een duur land: alle toeristische activiteiten zijn zeker drie keer zo duur als in Suriname. Nog meer BraziliëTot Manaus is de weg in Brazilië geasfalteerd; het wordt nu vooral kilometers maken. Twee uiterst vriendelijke maar niet erg efficiënte dames bij de Braziliaanse douane zorgen ervoor dat we een uur nodig hebben om de grens over te komen. We steken de evenaar over naar het zuidelijk halfrond. Omdat er geen goede kampeermogelijkheid is nemen we een kamer in het Ibis-hotel; wel weer eens lekker, wat luxe. Bij Manaus komen de Rio Negro uit het westen en de Amazone uit het zuiden samen. Als we overvaren zien we de stromen parallel lopen en niet mengen: de Amazone is grijs, de Rio Negro veel helderder. Dan beginnen we aan de beruchte BR-319, de weg van bijna negenhonderd kilometer van Manaus naar Porto Velho. De weg is in de jaren zeventig aangelegd, maar lang nauwelijks onderhouden, zodat op de meeste plekken het asfalt verdwenen was en veel bruggen instortten. Het stuk dat we rijden valt mee: de eerste tweehonderd kilometer is asfalt, variërend van net nieuw tot grote gaten. Maar 's nachts begint het te regenen en hoewel we dachten een regenbestendige kampeerplek uitgezocht te hebben komen we tenauwernood weg. Daarna zijn we toe aan het slechtste stuk van de BR-319, een weg die afwisselend bestaat uit kleine stukjes asfalt, stukjes met asfaltbrokken, zand en glibberige klei. Maar er wordt wel aan de weg gewerkt; bijna alle bruggen zijn hersteld en de paar plekken waar dat niet zo is leveren geen problemen op. Al met al is het goed te doen, maar vooral ver: een lange amazonezit. Op het laatste stuk van de BR-319 naar Porto Velho verdwijnen de jungle en de plassen met daarin verdorde palmen die we eerder steeds zagen en maken plaats voor boerderijen met grote stukken grond. Het secundaire bos, plekken waar gekapt is, die na enkele jaren landbouw verlaten zijn en waar jungle is teruggekeerd zien we ook steeds minder. De kwaliteit van de onverharde weg wordt steeds beter en gaat over in asfalt, waardoor we flink opschieten en met de lunch in Porto Velho zijn. We hebben de BR-319 dan in tweeëneenhalve dag helemaal afgelegd, zonder noemenswaardige problemen. Na vijf dagen rijden nemen we een rustdag en beginnen ons in te lezen in Ecuador en Colombia. Een probleem met de achterverlichting dat er even was en weer verdween blijkt hardnekkig te zijn teruggekomen. Jan besteedt daarom de hele middag aan de reparatie, dus een echte rustdag wordt het niet. Het laatste stuk richting Peru is een goede maar saaie weg. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw was het gebied jungle, toen zijn de ondernemers en avonturiers binnen getrokken. We zien nu veeteeltgebied en veel ongebruikt land, omdat de grond toch niet zo vruchtbaar bleek te zijn. Aan de overkant van de rivier waar we langs rijden zien we Bolivia. We rijden het laatste stuk Brazilië en komen weer terug in Peru; zonder hindernissen komen we de grens over. Niemand maakt bezwaar als we onze lunchtafel voor het douanegebouw opzetten terwijl we wachten tot de douane klaar is met lunchen. Wanneer we weer internet hebben lezen we dat Jeroen Tiggelman, een fanatiek overlander die we in Afrika en in Nederland ontmoet hebben is overleden. Hij was 43. Brazilië is een prettig land om te reizen. De infrastructuur is in het algemeen goed ontwikkeld en de mensen zijn bijna altijd heel vriendelijk en geïnteresseerd. De grootste nadelen zijn dat er heel weinig mensen zijn die iets anders dan Portugees spreken en zich ook niet kunnen voorstellen dat er mensen zijn die geen Portugees spreken en dat het land zo ontzettend groot is, waardoor je heel veel kilometers aflegt tussen de bezienswaardigheden. Peru, jungle, bergen, kustHet landschap in het laatste stuk Brazilië was een aaneenschakeling van grote boerderijen, hoewel wel afwisselend met veel losstaande bomen. Het land in Peru is direct anders, minder gebruikt met prachtig lichtgroen gras. Als we richting Andes gaan verandert de omgeving dramatisch. De omgeving in het Peruaanse Amazonegebied is deprimerend: huisjes van slecht passende planken en zeil, op veel plekken langs de weg vuilnis, rommelige winkeltjes en hobbelige straten met plassen. We gaan langzaam omhoog tot we uiteindelijk een pas van 4850 meter bereiken. We zien nu uitsluitend door de zon verweerde indiaanse gezichten, vrouwen met kinderen in gekleurde gestreepte doeken op hun rug en bolhoeden of grote platte hoeden, ieder dorp heeft zijn eigen hoofddeksel. Sommige vrouwen lopen met een spintol op straat te spinnen. Lama's grazen en kinderen hoeden een paar schapen. Een oude man loopt gebogen met hout op z'n rug. Op de achtergrond schittert een met sneeuw bedekte bergrug in de avondzon. De Peruanen hier zijn veel afstandelijker dan Brazilianen. Geen voorbijgangers meer die een praatje komen maken, maar mensen die op ruime afstand kijken en weglopen als je iets tegen ze zegt of naar ze zwaait. Overdag is het nog lekker warm, maar 's nachts worden we er op onaangename wijze aan herinnerd dat we weer op 3600 meter zijn. Wat is het koud na de Amazone! In Cusco gaan we eerst naar het centrum voor traditionele textielbewerking, met demonstraties, gereedschappen etc. Via een bijzondere kerk met nissen van houtsnijwerk met klassieke, maar ook modernere beelden en afbeeldingen gaan we op zoek naar de lunch. We komen in een straat waar de restaurantjes een driegangenmenu aanbieden voor PEN 5 (€1,25). We lopen eerst door omdat we niet geloven dat het iets kan zijn, maar als meerdere restaurants hetzelfde aanbieden en we Peruanen zien zitten eten proberen we het ook. De lunch zal geen Michellinster opleveren, maar is goed te eten. Pisac heeft twee highlights: de zondagsmarkt en de opgraving. Het groente-, fruit- en bloemendeel van de zondagsmarkt is een levendig gebeuren van Peruanen die vaak nog in traditionele kleding uit de omliggende dorpen gekomen zijn en dat aan Bolivia doet denken. Een groot deel van de verdere markt is dagelijks aanwezig en gericht op toeristen met kleding, tassen, etc. Doordat we van dichtbij gekomen zijn (hoewel we drie kwartier moesten wachten op een collectivo die plaats had) zien we de markt voordat de busladingen toeristen uitgestort worden. De acheologische site is groot en ligt prachtig in de bergen. Hij heeft niet zo de naam, maar wij vinden hem eigenlijk mooier dan Machu Pichu. Je kunt een wandeling van ongeveer vijf steile kilometers maken door de site, maar daar beginnen we maar niet aan. Het landschap is opvallend: kleine veldjes met verschillende gewassen, perfect onderhouden terassen op de steile hellingen, afgewisseld met dorpjes. Het einde van de dag is moeizaam: pas op de vierde kampeerplek uit iOverlander kunnen we net voor donker en in de stromende regen terecht en een highlight is het nog niet: een bewaakt en omheind parkeerterrein in Ollantaytambo met alleen een toilet. De archeologische site Ollantaytambo is een groot, indrukwekkend complex met een militair en een ceremonieel deel en met prachtig aangelegde terassen. De Inca's moeten van klimmen gehouden hebben, want het lijkt wel of ze altijd tegen steile hellingen opbouwden. De volgende stop oop onze route terug naar Cusco is Moray, een prachtig terassensysteem met eigen microklimaat. Daarna naar Salinas, een plek waar ook nu nog zout gewonnen wordt. Hier zijn honderden kleine bassins tegen de helling opgebouwd die gevuld worden met zouthoudend water uit de bergen via een ingenieus kanalensysteem en waarin na verdamping zout overblijft. Het is regentijd en dat betekent meestal 's ochtends zon met wolken en 's middags regen. We gaan daarom vroeg Cuzco in, omder andere naar een kleurrijke overdekte markt en het Inca-museum, dat we overigens niet zo bijzonder vinden. De vorige keer dat we in Cusco waren hebben we corcenille gekocht, een natuurlijke kleurstof die Margriet gebruikt om textiel te verven en die in Nederland onbetaalbaar is. We gaan er weer naar op zoek, maar we vinden het niet. We kopen wel een mooi wandkleed; we hadden iets vergelijkbaars de vorige keer ook al zien hangen, maar het toen niet gekocht, omdat we het te duur vonden. Duur is het nog steeds, maar we besluiten het toch maar te doen. We rijden de Andes uit, eerst een stuk door een rivierkloof met mooie uitzichten, daarna een aantal passen over. Met het klimmen uit de vallei bij Cusco naar 4600 meter werd het landschap kaler en kaler. We komen door wat stoffige, troosteloze dorpjes waar mensen in dikke kleren lopen. We begrijpen niet wat ze beweegt om bijna op de top te gaan wonen. Als we aan de westkant van de Andes weer naar beneden gaan, tot zeshonderd meter in Nasca, blijft het kaal: we hebben het vochtige, vruchtbare weer ingeruild voor woestijn. Maar we missen de koude nachten en dagelijke regen van Cusco niet echt en kunnen de blauwe lucht heel goed verdragen. De weg naar beneden is steil en loopt steeds naast een diepe afgrond. Er staat op veel plekken geen vangrail en er zijn weinig waarschuwingsborden, maar de talloze kleine huisjes met kruisen en bloemen langs de weg, soms wel tien in één bocht, hebben minstens zoveel effect als waarschuwing. Het Museo Didactico Antonini in Nasca met opgravingen uit de omgeving. De beschilderingen van aardewerk zijn veel gevarieerder en verfijnder dat het materiaal van de Inca's dat we in Cuzco zagen. De Inca's waren vooral veroveraars. Voorlopig afscheid van BraziliëHet water op de barge over de Amazonedelta tussen Belém en Macapá is zo rustig dat we in Dappere Dodo net zo goed slapen als op de camping (video). We maken ons eigen ontbijt, want het verstrekte ontbijt bestaat uit alleen broodjes met boter en koffie. We hebben onze campingstoelen op het dek gezet en laten de oevers aan ons voorbij trekken, weelderige bomen en planten die niets aan warmte en water tekort komen. Her en der komen huisjes op palen met een steiger langs. Kinderen peddelen in kleine bootjes en zwemmen in het water. Medereizigers hebben hun hangmat onder een oplegger vastgemaakt en liggen zo in de schaduw. Een van de bemanningsleden loopt rond met een unster en komt even later terug met een vis van minstens een halve meter; blijkbaar iets gehandeld met een van de bootjes die af en toe enteren. Om tien uur blaast de kok op zijn fluitje: de lunch is klaar. Om vier uur gebeurt hetzelfde voor het diner. Het menu is steeds ongeveer hetzelfde. We eten aan een soort keukentafel waarna iedereen zijn eigen bord afwast. De dag eindigt met een anticlimax als blijkt dat de telefoon van Jan gestolen is. Nog voor de zon op is komt de boot aan in Macapá en iets over half zeven rijden we. Macapá ligt op de evenaar; we reizen voor het eerst sinds Namibië weer op het noordelijk halfrond, maar we zien hier geen borden, strepen of mensen die proefjes doen met waterkolkjes. De weg is grotendeels goed en rustig, zodat we flink opschieten richting Frans Guiana en overnachten op een open plek in het bos. Na onze eindeloze reis door Brazilië steken we de grens over naar Frans Guiana. Het is is op en top Verweggistan: er ligt een brug tussen beide landen die sinds twee jaar klaar is, compleet met douanekantoren etc., maar is gesloten. Er is een touw over de met onkruid begroeide weg gespannen en een politieagente deelt ons mede dat de doorgang verboden is. We kunnen wel met de boot, die gaat één keer per dag; de prijs voor de overvaart ligt tussen €80 en €200, afhankelijk van het aantal overstekende auto's. We zouden graag weten hoeveel daarvan betaald wordt om de brug dicht te houden. De boot zit helemaal vol, d.w.z. acht auto's, dus we betalen het laagste tarief. Voor het zover is moeten we nog de grensplaats door om op twee plekken stempeltjes halen. Is dit Frankrijk?Je waant je in Frans Guiana werkelijk in Frankrijk, alles is Frans: Franse verkeersborden, vangrails, snelheidsbeperkingen die niet alleen beginnen maar ook weer ophouden en Carrefour-supermarkten. We kopen nog even wijn en camanbert en zoeken direct over de grens een bushcamp, weer een prima plek in het bos. De eerste honderdvijftig kilometer die we rijden richting Cayenne, de hoofdstad, komen we geen dorp tegen. We rijden alleen door tropisch bos en steken grote rivieren over. Eén keer worden onze paspoorten gecontroleerd; Frans Guiana schijnt een populair toegangspunt tot de EU te zijn. We nemen een motel omdat we eindelijk wel weer eens een douche willen en een veilige plek in de buurt van Cayenne zoeken. Het is duur en onvriendelijk. Cayenne is veel minder Frans: vervallen vergane glorie, rommelig, Caraibisch; het is niet aantrekkelijk. We kijken voor de toeristenkaart van Suriname, een autoverzekering en een vervanger van Jan's gestolen telefoon, maar de missie is niet succesvol: het Surinaamse consulaat is net dicht, we zien geen enkele winkel die telefoons verkoopt en een verzekering voor een maand kost €224. Daar denken we dus nog maar even over na. De volgende dag zijn we succesvoller met de toeristenkaarten: twee paspoorten en zestig euro inleveren bij het consulaat, een half uur later staan we buiten met de papieren. We rijden naar de Marowijne, de grensrivier met Suriname, maar als we aankomen is de laatste ferry al vertrokken. De man van de paspoortencontrole raadt ons aan voor het politiebureau vlakbij aan het water te overnachten en heeft zijn collega al gebeld als we er aankomen. De collega staat als een welkomstcomité klaar. Later raken we met hem aan de praat. Hij is voor vier jaar uitgezonden en mag ter compensatie een jaar eerder met pensioen; de normale leeftijd is 56. Hij droomt ervan om op dezelfde manier te reizen als wij, maar heeft gemengde gevoelens over zijn werk: enerzijds trekt het werken in een totaal andere cultuur, anderzijds is er het grotere gevaar, omdat mensen sneller geneigd zijn al voor een kleine buit veel geweld te plegen. Hij werkt bij de illegale-immigratiebestrijding, volgens hem dweilen met de kraan open. Paramaribo en omgevingwww.youtube.com/watch?v=XLpx1FRGVzsWe staan als eerste bij de ferry over de Marowijne: er gaan maar zes auto's op en we hebben geen zin om langer te wachten. We worden beloond met een echt uitreisstempel uit de EU. We rijden voor het eerst sinds Namibië weer links (de historische achtergrond moeten we nog uitvinden) en gaan naar een camping in de buurt van Paramaribo. Het is leuk om iedereen te kunnen verstaan en alle borden te kunnen lezen, het voelt alsof je een beetje thuis komt. Suriname is dun bevolkt: we komen niet door dorpjes en zien weinig huisjes. We zien her en der vrolijk geschilderde moskeeën met kleine minaretten, waarvan sommige niet zouden misstaan in de Efteling. Een auto haalt ons toeterend en knipperend in en signaleert dat we moeten stoppen. Het blijken Guy en Claudie te zijn die we voor het eerst tegenkwamen in Zuid Argentinië en daarna nog regelmatig in Chili en in Bolivia. Ze zitten zes weken vast omdat ze op nieuwe banden uit Europa wachten. We horen dat we een opportunity gemist hebben. We hadden berekend dat we net te laat waren voor een satellietlancering in Kourou (waar driekwart van alle satellieten wereldwijd gelanceerd worden), maar die bleek een dag uitgesteld te zijn i.v.m. het weer, zodat we Kourou net voorbij waren toen de lancering plaatsvond. We genieten van de weelderige planten en bloemen overal. We genieten ook van de Nederlandse elementen in Suriname. Natuurlijk is het leuk om iedereen te kunnen verstaan en gemakkelijk een praatje te maken met all hartelijke en geïnteresseerde mensen. De camping met restaurant wordt gerund door Jelle en Netty, Nederlanders die jaren over de wereld gezeild hebben voor ze in Suriname neerstreken. Het is niet alleen een verplichte plek voor overlanders, maar ook voor langeafstandzeilers (overzeeërs?). Het is de stamkroeg voor in de buurt wonende Nederlanders die iedere avond even langskomen om bij te kletsen. Wij sluiten ons van harte aan. Het is ook leuk om in de winkel echte oude kaas, krentenbollen, drop en droge sherry te kunnen kopen. Twee winkels zijn ons aangeraden om hun Nederlandse assortiment. En inderdaad, het bijna Albert Heijn; zo'n assortiment hebben we niet meer gezien sinds we drie jaar geleden de Duitste grens over gingen: beschuit, vruchtenhagel, gerookte makreel. Er schijnt zelfs zoute haring te zijn, maar die vinden we niet. Het land heeft ook iets treurigs door de economische neergang: de Surinaamse dollar is in driekwart jaar de helft minder waard geworden en winkels zijn niet zo goed gevuld als vroeger. Er wordt veel gemopperd op de regering die het afsluiten van een staatslening om een eerdere staatslening af te betalen als grote overwinning presenteert. We praten bij met Guy en Claudie die we al zo vaak zijn tegengekomen, maar nog nooit uitgebreid gesproken hebben. Zij reizen van west naar oost door de Guyana's, wij van oost naar west, dus prima voor het uitwisselen van praktische informatie. We hebben een paar ontzettend gezellige dagen met Marco en Yvonne: vestiging Domburg van de LandCruiserclub. Marco en Yvonne maken een soortgelijke tocht door Zuid Amerika als ons noordelijke deel, maar in tegengestelde richting. Paramaribo heeft een heel ander karakter dan de steden waar we eerder deze reis geweest zijn (video). Veel grote houten gebouwen, soms goed in de verf, soms vervallen. De straatnamen zijn ook leuk: Jodenbreestraat, Wagenwegstraat, Domineestraat. Het is lang geleden dat we zoveel dingen zagen die we niet kennen als op de centrale markt. Daarentegen zijn tomaten een delicatesse. Via straten vol met houten huizen met bewerkte balkons en een prachtige kerk van helemaal hour komen we bij Fort Zeelandia. Het is de plek waar de Nederlanders hun eerste nederzetting stichtten, maar ook waar de beruchte decembermoorden plaatsvonden. De tentoonstelling, alleen in het Nederlands, geeft een goed overzicht van de Surinaamse geschiedenis. Voor nog geen vijf euro eten we met z'n tweeën nog een keer prima roti. Op zondag gaan we vroeg de stad in voor de vogeltjesmarkt, maar we zijn toch te laat. Het is opvallend in Suriname hoeveel mensen met vogelkooitjes sjouwen. We gaan nog even naar de dierentuin, een beetje deprimerend met kleine hokken. Vanuit Paramaribo kunnen prima uitstapjes gemaakt worden: naar Frederiksdorp (video), een gerestaureerde koffieplantage met prachtige, statige huizen die nu omgebouwd worden tot toeristenaccommodatie, naar Margaretha, een creools/Hindoestaans dorpje, ontstaan toe personeel voor de plantage gehuisvest moest worden, naar Palulu, een jungle camping met een prachtige plek midden in het bos, naar Peperpot, een plantage die is omgevormd tot natuurgebied en ter gelegenheid van de verjaardag van Margriet een dolfijnen-/sunset boottocht met hapjes, drankjes en volop dolfijnen. Twee vergane treinwagons en een locomotief bij wat ooit station Onverwacht was is alles dat over is van de spoorweg die ooit werd aangelegd om bauxiet te vervoeren. Voor de rondleiding bij een vlinderkwekerij belanden we tussen een reisgezelschap van oudere Brabanders. We zouden qua profiel in de groep moeten passen, maar toch...nee liever niet. Door de vlinderkwekerij worden rupsen, slangen en schildpadden gekweekt voor dieren- en vlindertuinen in Noord Amerika en Europa. Zelfs de kunstmest wordt ingevoerd uit Nederland. De specialiteit van het kleine Koto Museum is hoofddoeken zoals die gedragen werden door Creoolse vrouwen. Door de gesteven katoenen doeken op een bepaalde manier te vouwen of een bepaalde naam te geven werden aanwijzingen aan vriendjes gegeven, ruzie tot uitdrukking gebracht en roddels over huwelijk en vreemdgaan de wereld in geholpen. De mimiek en manier van vertellen van de rondleidster maakt het extra leuk. Verder is het klusjesdag: achterstallige was doen, gastanks vullen en kopieën laten maken. Weg naar Zee is een hindoe-bedevaartsoord bij Paramaribo aan de kust. Het is een kleurrijk geheel. Er zijn veel vogels, vooral reigers, maar niet de beroemde rode ibis. We wandelen nog een stukje, maar het is zo'n vuilnisbelt dat we snel weer naar ee auto gaan. Dat mensen hier kunnen leven. Ook bij de hindoe-crematieplaats een stukje verderop zien we alleen reigers. We lunchen bij een rotirestaurant dat speciaal is aanbevolen en inderdaad, de roti is uitstekend. Aansprakelijkheidsverzekering Wanneer we Suriname inkomen moeten we Dappere Dodo bij de douane parkeren en eerst een aansprakelijkheidsverzekering gaan kopen voordat we een tijdelijk invoerbewijs krijgen. We lopen een paar honderd meter in de richting die de douane heeft aangegeven tot we bij een winkeltje komen dat verzekeringen verkoopt. De deur is nog op slot en een vrouw veegt de vloer. Ze doet open en we vertellen wat we willen. "Verzekeringen doet mijn dochter en die zit nog in bad. Zodra ze klaar is komt ze." Ze zet twee stoeltjes voor ons buiten en gaat verder met dweilen. Na een minuut of tien verschijnt de dochter. Die begint moeilijk te kijken. "Ik kan op dit moment geen verzekeringen voor een maand verkopen, alleen voor een jaar. Ik heb gisteren mijn laatste formulier voor een maandverzekering gebruikt. De bank tegenover kan het wel." Bij de bank staat een rij mensen te wachten voor een deur met een bewaker ernaast in een militair uniform die steeds aanwijst wie als volgende naar binnen mag. Maar wij mogen direct naar een dame in een kantoortje met air conditioning. "We hebben nog geen Surinaamse dollars, kunnen we in euro's betalen?" "Nee, dat kan niet." "Kunnen we bij u wisselen?" "Ja, dat kan." Ze kijkt op haar scherm. "Ik heb de koersen van vandaag nog niet, dus ik kan niet wisselen. Maar als u even naar de kruidenier naast de bank gaat, die wisselt wel." We komen terug met geld. "Nu moet u bij de kassier gaan betalen." Zo belanden we alsnog in de lange rij. Als we het verzekeringsbewijs krijgen zien we dat het chassisnummer verkeerd is. Ze belt naar de verzekeringsmaatschappij. "Het geeft niet, de douane kijkt er toch niet naar." Zo hebben we nu een verzekering voor een maand die zestien euro kost en maximaal zesduizend euro uitkeert. Boven Suriname - Afrika in Zuid AmerikaDe Brownsberg Nature Reserve is een van de best bereikbare natuurgebieden in Suriname. De hoge bomen in het oerwoud blijven indrukwekkend, maar we zien weinig dieren: apen en grote hagedissen. Ayuni ligt aan het einde van de weg van Paramaribo naar het zuiden. Al het verdere vervoer gaat per korjaal. Een korjaal is een lange, slanke ondiepe boot die bruikbaar is op de rivieren met stroomversnellingen en keien. We gaan een paar dagen naar Pikin Slee aan de Surinamerivier. We willen Dappere Dodo niet onbewaakt bij het haventje laten staan en vinden een plek op het terrein van een polikliniek. "Je moet naar Louwtje vragen, dat is de bootsman." is ons gezegd. We vinden hem; hij zegt ons te wachten in de schaduw. Na twee uur is een ontzettende berg bagage waaronder twee hardhouten deuren ingeladen en zijn alle passagiers er. Het is een mooie tocht over de Surinamerivier, die uiteindelijk vier uur kost (video). Dat is veel meer dan we verwacht hadden; het is zonder drinken en lunch toch wel een hele zit op de houten bankjes van de boot. Als we twee dagen later terug gaan kost dezelfde tocht iets meer dan twee uur (video). We komen langs eindeloze jungle met hier en daar een dorpje. Vrouwen wassen in de rivier en doen er de vaat of maken vlees school. Blote jongetjes rennen gillend van een zandbank af de rivier in. Twee keer moeten we uitstappen en een stuk lopen omdat het water te ondiep is. In Pikin Slee (video) is zelfs een museum over de historie van de Marrons. Het is door lokale mensen opgericht; een Nederlandse vrouw is coach. Ook in Pikin Slee is de crisis goed voelbaar. Er is geen diesel voor pompen en electriciteit. Waterkranen die op veel plekken staan opgesteld werken niet, zodat vrouwen in de droge tijd drie kwartier moeten lopen om kreekwater te halen. Ze komen terug met een teil van veertig liter op hun hoofd. In de regentijd word regenwater opgevangen. We zien tractoren en twee auto's. Ook die zijn in stukken per korjaal aangevoerd. Twee dorpen verder ligt Boto Pani (video). Het pad erheen is alleen geschikt voor voetgangers en brommers en gaat door de jungle. We komen door een paar andere dorpjes die vooral Christelijk zijn. Het is wat welvarender en wat eenvoudiger om foto's te maken. Wel zien weer het water halen in de kreek en wassen en afwassen in de rivier (video). Marrons zijn gevluchte slaven. Pikin Slee is een Marron-dorp waar vooral Marrons wonen die nog een traditionele Westafrikaanse religie aanhangen. Iedereen heeft er kostgrondjes. Dat zijn stukken oerwoud van maximaal een hectare die leeggekapt en gebrand worden. Er wordt twee jaar iets op verbouwd, maar omdat de grond arm is en niet bemest wordt is het kostgrondje dan uitgeput en kan het zes jaar niet gebruikt worden. Leiderschap van deze Marrons erft over langs de vrouwelijke lijn maar op de hogere niveaus zijn uitsluitend mannen. Vrouw en man houden hun eigen huis en kiezen waar ze slapen. De vrouw kookt het eten en brengt het naar de man, maar ze eten niet samen. Een man kan meerdere vrouwen hebben, maar een vrouw kan wel bij de man weglopen. Wanneer vrouwen menstrueren (volgens de gids waren ze dan ziek) moeten ze in een apart huis verblijven. Uithuweling komt niet meer voor. Er is een strikte taakverdeling tussen mannen en vrouwen: mannen kappen kostgrondjes en planten er gewassen. Ze moeten kleding betalen en school betalen en gaan daarom vaak werken in de stad. Vrouwen koken, halen water en wassen. Aan de kleding is de huwelijkse staat te zien. In het dorp is een lagere school in dorp, voor hoger onderwijs moeten kinderen naar Paramaribo. Ze wonen dan vaak bij familie. Er wordt geen vee gehouden, er zijn alleen wat kippen voor eieren en ceremonies. Ziekte wordt nog steeds aangepakt met traditionele kruidengeneeskunde, alternatief is de polikliniek twee dorpen of het vliegtuig naar Paramaribo. PalmenstrandenIn Itaúnas, aan zee komen in het hoogseizoen veel backpackers, maar nu is het rustig. Iedereen die een tuintje heeft zet een bord "Camping" neer, maar bijna overal kunnen alleen tentjes terecht; er is er maar één geschikt voor campers. Caravelas, een vissersdorpje vanwaar een boottocht naar een maritiem natuurgebied gemaakt kan worden is een schilderachtig plaatsje in een gebied met een geweldig klimaat. Families zitten op plastic stoeltjes voor hun huis, een vrouw manicuurt haar nagels in het raamkozijn, met alle flesjes in de vensterbank, vissers doen het laatste onderhoud aan hun boten, auto's rijden met keiharde muziek voorbij, mannen zitten voor de bar aan een pilsje, jongens trappen een balletje, mensen fietsen door de straten op felgekleurde fietsen en een vrouw knuffelt op een stoel voor haar huis een heel klein hondje. Onze kampeerplek is midden in het stadje en voor het eerst worden we geconfronteerd met de beruchte nachtelijke Zuidamerikaanse weekendluidruchtigheid: tot half vier 's nachts disco in de buurt, auto's met de CD-installatie op twaalf en een late thuiskomer die net naast ons een stuk van zijn auto afrijdt. De volgende dag vinden we een rustiger plek: een resort waar een campingdeel aan toegevoegd wordt. Het is nog niet klaar, maar we kunnen kamperen onder de palmen vlakbij het strand met naast ons een groot zwembad en met een douche/toilet voor onszelf. Hier moeten we het twee dagen zien uit te houden, totdat we met de geboekte boottocht mee kunnen. Nou, dat lukt. Het is een minuut of twintig wandelen naar het dorp. Aan het strand liggen vissersbootjes. Er zijn niet veel mensen. Mannen en een enkele vrouw zijn bezig visnetten schoon te maken en pompen een boot leeg. Een uit elkaar gehaalde motor ligt ernaast. Vis is niet te zien, die is waarschijnlijk al bij zonsopgang afgevoerd. In het dorp is één supermarkt en één bakker, er zijn wel een paar café's. De vrouw die ons broodjes verkoopt heeft duidelijk last van de warmte, hoewel het nog vroeg is. Ze heeft ook het verkeerde postuur voor het klimaat en het produkt dat ze verkoopt. Het Parque Nacional Marinho dos Abrolhos ligt zo'n zeventig kilometer uit de kust. De highlight is walvissen en daarvan zien we er veel. Wanneer we naar de staart van een exemplaar kijken zien we al de fonteinen van een paar andere. Het is een vaart van ruim drie uur enkele reis met prima catering, waaronder onbeperkt fruit. Het is gezellig met alle vrolijke Brazilianen; komt die Afrikaans aandoede vrolijkheid van het DNA van uit West Afrika overgebrachte slaven? In de staat Bahia, waar we nu zijn woont de grootste concentratie. De vaart eindigt bij een paar ruige, grotendeels onbewoonde eilanden. We snorkelen, maar dat is niet bijzonder: de score is één vis. We rukken ons los van ons heerlijke resort aan zee en rijden door afwisselend landschap een stuk naar het noorden. Hoewel we bij een tankstation overnachten worden we wakker van de vogels en niet van de vrachtauto's. Door dorpjes met klinkerstraten en weelderig groen (palmen en bananen zijn een soort onkruid hier) rijden we naar Valença. We hebben geen informatie over een camping, maar als we de plaats binnen rijden worden we aangesproken door jongens van de toeristeninformatie op de fiets. Een van hen rijdt voor ons uit en tot onze verbazing belanden we op een mooie camping. De highlight zou bouw met de hand van houten boten moeten zijn, maar na Oman, waar we de bouw van klassieke dhows gezien hebben valt dat wat tegen. KuststedenVolgens de Rough Guide is Salvador de gevaarlijkste plaats van Brazilië en met Valparaiso nog vers in het geheugen zijn we extra voorzichtig met wat we meenemen en waar we lopen. Het gaat allemaal prima met politie die in het centrum volop aanwezig is. Salvador heeft een mooi oud centrum en de meest vergulde kerk van Brazilië met ook nog azulegos, de Portugese delftsblauwachtige schilderingen (video). São Christóvão is ook een koloniaal plaatsje, maar anders dan wat we eerder zagen. Niet alles perfect geschilderd, niet overal restaurantjes en souvenirwinkels en geen kaartjesverkoop voor de kerken, maar een slaperig plaatsje vol historische gebouwen waar geen enkel onderhoud aan gebeurt. Zwart van de schimmel en met afbladderende verf, maar wel sfeervol. Verder naar het noorden rijden we voornamelijk de BR-101, de hoofdverbindingsweg van zuidoost naar noordoost Brazilië. Het is en eentonige weg met kilometers suikeriet, een paar tientallen kilometers van de kust. We vragen ons af welke combinatie van beleid, corruptie, bestuurlijke incompetentie en wedijver tussen staten tot de BR-101 in zijn huidige toestand geleid heeft. Sommige stukken zijn prachtige vierbaansweg, sommige stukken tweebaans met opgelapt asfalt. Op sommigè stukken liggen wel vier rijstroken, maar worden er maar twee gebruikt, terwijl de andere twee in uiteenlopende staat van degeneratie verkeren. Maar op weer andere plekken wordt hard gewerkt aan de aanleg van compleet nieuwe rijstroken. Viaducten liggen geïsoleerd in het land en verbinden niets met niets. Je moet trouwens goed opletten om te weten wanneer je op een twee- en wanneer op een vierbaansweg rijdt, met zo'n ongebruikt stuk weg ernaast. Opletten is trouwens ook hard nodig om niet verrast te worden door verkeersdrempels die onaangekondigd midden op de snelweg opdoemen. In Recife overnachten we op een plek die we hebben uitgekozen op basis van een beknopte omschrijving in iOverlander in het Portugees. Het blijkt een stadsparkje te zijn. Normaal overnachten we er niet zo graag op dit soort plekken, maar het wemelt van de politie en bewakingspersoneel, terwijl overal camera's hangen. We voelen ons dan ook volstrekt veilig. Het is een drukke, maar levendige plek. We zoeken de volgende dag iets beters, maar het is de dag van mislukte campings. We gaan naar een in iOvedlander aangegeven camping in Recife, maaf daar is niets. Een andere camping die we op internet vinden is alleen een klein tuintje waar Dappere Dodo niet kan komen. We besluiten daarom om Recife over te slaan, Holinda met een goed onderhouden oud centrum te bekijken (video) en dan naar een camping noordelijke te gaan. De camping noordelijker blijkt gesloten. We worden verwezen naar een andere plek, maar ook daar is geen camping. Uiteindelijk brengt iemand ons naar een plek waar er wel een is. Met behulp van een gasfles van de campingbaas vullen we er voor het eerst een eigen gasfles door overgieten. Dat gaat prima. Een stukje verder naar het noorden is Praia da Pipa. De laatste kilometers gaan over een klein binnendoorweggetje waarbij we een rivier oversteken met een houten vlot waarop één auto past en dat met de hand naar de overkant geboomd wordt (video). Bij Praia da Pipa is een van de mooiste stukken kust tot nu toe, met kliffen en wit strand. Er is het Santuário Ecológico de Pipa, een stukje Atlantisch oerbos, met een mooi uitzicht over de kliffen en de oceaan. We onderbreken het kilometers maken naar het noordwesten met een bezoek aan de grootste cashewboom ter wereld. Het is meer een parkje dan een boom met overal uit de grond komende staken. We eindigen met wildkamperen op een prachtige plek: een meertje vol vogels waarachter de zon ondergaat en waarin kinderen spelend in een bootje rondvaren. Het silhouet van het kerkje dat op het hoogste punt van het dorpje verderop staat steekt af tegen de rode lucht. GestrandWe hebben van andere reizigers gehoord dat je na Fortaleza een stuk over het strand kunt rijden; dat willen wij ook wel eens proberen. Op het eerste stuk rijden vaak buggies, zodat het gemakkelijk is het beste spoor te volgen. Dat gaat prima en is heel mooi. We moeten één keer een grotere rivier oversteken. Er gaat een pontje dat één auto tegelijk kan vervoeren en als we aankomen zijn we nummer acht in de rij, zodat de zon onder gaat wanneer we aan de beurt zijn (video). We rijden de volgende dag verder langs het strand en zien kans om in één dag meer vast te komen zitten met Dappere Dodo dan de hele reis tot nu toe. Het is afgaand water maar nog vrij hoog, dat maakt alles een stuk lastiger. We graven ons in omdat we een pad iets te dicht langs het water kiezen en hebben voor het eerst sinds Dubai de zandplaten nodig. We ontdekken dat de lier niet meer werkt evenals de diff lock voor, terwijl we die nota bene voor we drie jaar geleden op reis gingen nog uitgeprobeerd hebben. Uiteindelijk komen we met veel gegraaf toch los. We rijden een stukje verder en als het spoor weer erg slecht wordt besluiten we dat het strandrijden mooi geweest is en dat het maar weer asfalt moet worden. We willen keren en rijden ons met het differentieel en de ophanging van een schokbreker achter klem op een groot stuk boomstam. Wanneer we een poos bezig geweest zijn om Dappere Dodo op te krikken om met een zandplaat weg te komen krijgen we hulp en worden we eruit getrokken met de lier van een auto waarvan we het merk hier niet durven te vermelden. AmazoneDe weg verder naar het noordwesten is een eentonige weg met voortdurend begroeiing van halfhoge struiken en af en toe een dorpje. De sfeer wordt tropischer: we zien weer vrouwen wassen in de rivier, meer landbouw met paard en wagen en meer rondhangende mannen dan in het zuiden; vrouwen dragen af en toe weer lasten op hun hoofd. In aanloop naar lokale verkiezingen rijden overal auto's rond die een kandidaat aanprijzen. Dat gebeurt met affiches, maar vooral met veel lawaai. Het lijkt alsof iedereen alle luidsprekers die hij kon vinden in zijn achterbak of op een karretje gemonteerd heeft en daarmee nu met volume in de hoogste stand rondrijdt. We beginnen in het Amazone-landschap te komen, het landschap is groen en uitbundig doordat hier meer regen valt dan zuidoostelijker aan de kust en de lucht is warm en vochtig. Mensen zitten onder een boom of onder hun veranda te wachten tot de ergste hitte voorbij is. Vlak voor we Belém binnen rijden horen we een politiesirene en piepende banden en zien we uit twee politieauto's minstens vijf agenten komen die allemaal hun pistool of geweer gericht houden op een autootje dat ze hebben laten stoppen. We blijven maar niet kijken hoe het afloopt. In Belém gaan we als eerste achter de boot van Belém naar Macapá aan. Dappere Dodo is te hoog voor een gewone ferry, dus het wordt een "barge", een platte boot die voortgeduwd wordt, waarop we gelukkig zelf mee kunnen. Het gaat allemaal niet erg efficiënt, maar rond de middag is alles voor elkaar en kunnen we nog even sightseeen in Belém. Vooral de markt met zijn vele restaurantjes is interessant. De dag van vertrek is voornamelijk een dag van wachten. We doen nog wat boodschappen omdat ons maaltijden beloofd zijn, maar de catering op dit soort plekken altijd een verassing is. We staan tussen de opleggers en zijn vrijwel de enige passagiers. Maar we staan buiten, kunnen het dak omhoog doen, in Dappere Dodo slapen en onze stoelen opzetten. 's avonds tegen achten, twee uur later dan gepland, varen we weg. In de lijn der verwachtingen is het diner rijk aan eiwitten (onbeperkt rundvlees) en koolhydraten (combinatie van rijst en spaghetti) en arm aan vitaminen (zoeken we nog naar). Omdat de boot zo groot is en we in de rivierdelta varen is er nauwelijks golfbeweging. Dit reist beslist comfortabeler dan op een volle passagiersboot. Het spijt ons alleen weer dat de communicatie zo moeizaam verloopt, het zou een prima plek zijn om eens wat te buurten met de Brazilianen. Verkeerde tijdIn Bonito willen naar de Grota Azul, maar dat gaat met hindernissen. Als we een kaartje willen kopen blijkt dat je bij een reisbureau moet reserveren. Bij onze tweede poging hebben we een exact tijdsslot toegewezen gekregen, maar uiteindelijk vertrekt onze groep precies een uur te laat. Omdat alles verder heel geordend verloopt beginnen we ons af te vragen of we wel de goede tijd hebben en inderdaad, bij het overgaan naar een nieuwe Braziliaanse staat had de klok een uur terug gemoeten. De grot vol stalactieten en stalagmieten komt uit bij een kobaltblauw meer, prachtig. In en van de andere bezienswaardigheden, het Aquárium Natural bij Bonito kun je snorkelend een rivier vol met vissen een stuk afdrijven. Het is mooi en het snorkelt comfortabel in vergelijking met de zee: geen golven en geen zout water. De winkels in dit stuk van Brazilië vallen tegen ten opzichte van Chili en Argentinië. De supermarkten hebben meestal een groot oppervlak, maar proberen qua breedte van het assortiment een combinatie van Albert Heijn, Blokker en de Boerenbond af te dekken. Samen met grote gangpaden, lege koelboxen, half gevulde groente- en fruitvakken en een brede uitstalling van aanwezige artikelen leidt dit tot een assortiment met weinig diepgang, waardoor we vaak misgrijpen. OverweldigendDe Pantanal is een gebied dat in de regentijd moeras is en in de droge tijd helemaal opdroogt; het is het gebied met de meeste fauna in Zuid Amerika. Hoewel we nog in de droge tijd zitten heeft het geplenst, zodat we alsnog door de modder kunnen ploeteren; jammer van het auto poetsen van een paar dagen geleden. Maar de hoeveelheid vogels die we zien is overweldigend. We maken met een gids een bushwalk, een "safari" (een auto/wandelcombinatie) en een boottocht over de rivier. Vooral de boottocht is mooi door de ongereptheid verder het gebied in, want in de buurt van de weg zijn regelmatig fazenda's, boerderijen voor veeteelt. We zien grote en kleine miereneters, neusberen, apen, een groep otters, herten, ara's, papegaaien en parkieten en heel veel kaaimannen. Een jaguar is ons niet gegund. In Miranda, net onder de Pantanal, vinden we een ontzettend vriendelijke boerderij-lodge/camping. We worden meegenomen om apen te kijken in de omgeving en uitgenodigd voor de avondmaaltijd samen met de familie van de manager. Het blijkt een soort barbecue te zijn met heel veel vlees, wat cassave en verder niets. Brazilianen hebben toch een andere benadering van gezond eten dan wij. Maar het is leuk om een keer mee te maken; alleen jammer dat bijna niemand Engels of Spaans spreekt. Brazilië heeft een gecombineerd 127 V / 230 V systeem en dat leidt tot volstrekte chaos. Sommige campings hebben het ene, sommige het andere, sommige beide. De stopcontacten voor 230 V zijn redelijk gestandaardiseerd, voor 127 V wordt soms een stopcontact gebruikt waar ook platte Amerikaanse stekkers in kunnen, soms ook dezelfde als voor 230 V. We waren bij een camping waar een label "110 V" bij een stopcontact hing. Toen we navroegen werd het label eraf gehaald en bleek het 230 V te zijn.Nadat we een tweepolige stekker vervangen hadden door een met randaarde bleek er spanning op de auto te staan. Het zal duidelijk zijn dat de universeelmeter onder handbereik ligt. We maken kilometers richting Atlantische kust door een gebied zonder campings. Overnachten bij een pompstation is dan een prima optie. Er is bewaking en er zijn dag en nacht faciliteiten voor truckers, zoals douches, toiletten en wifi. Bovendien loop je geen risico dat je je verslaapt als de truckers massaal bij het eerste daglicht vertrekken. Op bezoek bij de burenOnze Nederlandse achterburen John en Joana zijn de kleinkinderen van Nederlandse emigranten in Brazilië; ze zijn er geboren en getogen. Ze zijn ook in Brazilië en we zoeken ze op bij de ouders van Joana in Campos de Holambra. Campos de Holambra is een van de latere "kolonies" van Nederlanders. Holambra (van Hollanders in Amerika, Brazilië), waar we later nog naartoe zullen gaan was de eerste. De eerste Nederlanders vertrokken in 1948 naar Brazilië. Katholieke gezinnen met tien of twaalf kinderen emigreerden, om toegang tot meer land te hebben, zodat ook de boerenzoons een bedrijf zouden kunnen beginnen. Verkenners waren vooruit gegaan en hadden namens de coöperatie van Nederlandse boeren een verwaarloosd landgoed met 5000 ha grond gekocht. Brazilië was een aantrekkelijk doel omdat in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Canada en Australië het vormen van kolonies toegestaan was. De Nederlandse boeren wilden vooral melkveebedrijven opzetten. De Braziliaanse overheid ondersteunde dit omdat er veel vraag naar melk was in het nabijgelegen São Paulo. De oudste zoons gingen als kwartiermaker vooruit om een huis voor de familie te bouwen. Er ontstonden al snel spanningen omdat al het geld dat de emigranten hadden naar de coöperatie ging en omdat het in het begin helemaal niet goed liep doordat het meegebrachte stamboekvee massaal stierf onder de Braziliaanse omstandigheden. Uiteindelijk bleef een derde van de immigranten die uit alle delen van Nederland kwamen en daar vaak een boerderij verkocht hadden in Holambra. De rest ging terug of zocht zijn heil elders in Brazilië. Holambra is nu een welvarende plaats met veel bloementeelt en ook toerisme. Het is heel gezellig bij de ouders van Joana. We krijgen een rondleiding langs de landerijen waar we veel leren over landbouw in Brazilië en door het museum over Nederlands immigranten in Brazilië dat door de vader van Joana is opgericht. Holambra is kitcherig, maar dat maakt het weer leuk: nepgeveltjes, een molen en een winkel met Delfts blauw. We kunnen er kamperen in de tuin van Trudy, een tante van John. Met haar maken we een rondrit door Holambra; bij bijna ieder huis hoort een verhaal. Ook in Holambra gaan we naar het museum, waarvan een oom van Joana nu de drijvende kracht is. De opzet is vergelijkbaar met het museum in Campos de Holambra, maar het is meer gefocuseerd op de verhalen achter de immigranten. We eten Nederlands gebak bij Zoet & Zout en lunchen bij het kilobuffet van de Hollandse Club. Koloniale historieParaty is een havenstadje dat de Portugezen oorspronkelijk gebruikten om goud naar Portugal te verschepen. Het raakte in verval toen de route verlegd moest worden, waarna er weinig veranderde. Het is daarom een van de mooiste nog bestaande voorbeelden van Portugese koloniale architectuur en staat op de UNESCO-werelderfgoedlijst. Het centrum dat wel toeristisch is met retaurantjes en souvenirwinkeltjes, is afgesloten voor auto's. Het heeft overal kinderhoofdjesstraten, die zo zijn aangelegd dat na springtij het water weer goed weg kan, eigenlijk waterhoofden dus. Alle huizen en gebouwen zijn perfect bont en blauw geschilderd en in het kanaal naar de zee liggen kleurrijke boten. Overal staan grote palmen en andere hoge bomen met planten die tegen de stam op omhoog groeien. Zelfs het weer doet aan Portugal denken: de omgeving ziet eruit of altijd de zon schijnt, maar als wij komen regent het; dat was bij onze vakanties in Portugal ook altijd zo, zodat we vaak weer naar Spanje vluchtten. Het voordeel van het bijhouden van statistieken van onze reis is dat er altijd wel ergens een bijzonder getal is dat aanleiding geeft om iets te vieren. Niet alleen is het precies drie jaar geleden dat we met Dappere Dodo uit Nederland vertrokken, maar we zijn ook op de honderdste overnachtingsplaats in Zuid Amerika. Als klap op de vuurpijl meldt Facebook dat we exact zes jaar vrienden zijn. Nou dat gaan we allemaal vieren met een lunch bij een kilorestaurant, een zelfbedieningsrestaurant waarbij je betaalt per opgeschept gewicht. We kennen dit soort restaurants al uit Argentinië, maar in Brazilië zie je er nog veel meer, sterk uiteenlopend in assortiment, kwaliteit en prijs. Ze schijnen te zijn ontstaan in de crisistijd om tegen te gaan dat mensen voedsel bestelden en moesten betalen dat ze toch niet aten. De weg naar het volgende plaatsje, Tiradentes, gaat eerst langs de kust en daarna door secundaire wegen in het binnenland. Het is een mooie, afwisselnde rit; het landschap doet aan Zuid Frankrijk denken. Het is een in de achttiende eeuw opgericht plaatsje waarvan het historische centrum sindsdien weinig veranderd is. Een van de opvallende bezienswaardigheden is de Igreja Matrix de Santo Antônio met een volledig met goud bedekt altaar. Ouro Preto is de mooiste Portugees-koloniale plaats van Minas Gerais, de staat met veel van dit soort plaatsjes. Kronkelige, steile klinkerstraatjes met in felle kleuren geschilderde huizen en barokke kerken met een overdaad zoals we die zelfs in Zuid Europa zelden gezien hebben. Bij het binnengaan rijden we iets te ver in het oude centrum, de straatjes worden er steeds steiler en smaller en door het voortdurende eenrichtingverkeer worden we steeds verder de fuik ingelokt. We zijn blij als we Dappere Dodo hier met moeite weer aan weten te ontworstelen. De weg richting kust is een afwisselende route door de heuvels. We belanden weer eens op de binnenplaats van een hotel. Wat een aardige mensen! Overnachten op de parkeerplaats, ontbijt en geen geld willen hebben. In Reserva Natural Vale, het natuurpark met een van de laatste stukken Atlantisch oerbos van Brazilië en veel vogels is ook geen camping, maar alleen een hotel. Dat doen we dan maar een keer: een "chalet" in een prima omgeving. Hetcis de eerste keer sinds we drie jaar geleden vertrokken dat we niet uit pure noodzaak niet in Dappere Dodo slapen. De tussenbak lekt een beetje olie; dat gebeurde in Afrika ook en was het begin van veel narigheid. Omdat LandCruisers in Brazilië minder populair zijn dan in veel Afrikaanse landen en omdat alle invoer in Brazilië duur en tijdrovend is zal een grote reparatie moeizaam en duur zijn. En dat willen we graag voorkomen. We hadden het oliepeil in de versnellingsbak en tussenbak al een keer gecontroleerd en laten dat nu nog een keer doen. Gelukkig is alles goed. Twee eilandenWe maken een tweedaagse boottocht naar de eilanden Amantaní en Taquile in het Peruaanse deel van het Titicacameer. We overnachten bij een familie op Amantaní. We worden er pgewacht door vrouwen in klederdracht en naar het huis gebracht waar we logeren. Op het eiland is geen gemotoriseerd vervoer en ook geen GSM-ontvangst. Er zijn zeven dorpjes die bij toerbeurt gasten ontvangen en de bewoners ervan ontvangen bij toerbeurt gasten. De verschillen met ons bezoek in 2008 vallen op: er is nu stromend water; we zien groepen zonnepanelen voor de leidingwaterpompen en ook de huizen hebben zonnepanelen, zodat er electrisch licht en TV is; allemaal betaald met de inkomsten van het toerisme. Rondom alle huizen zijn terassen met akkertjes, wat groente en aardappels voor eigen gebruik en quinoa voor de handel; maandelijks gaan de bewoners naar Puno om de quinoa te verkopen en andere spullen te kopen. Het enige vee is wat schapen, er zijn zelfs geen kippen en vis wordt niet gevangen. Ons verblijf is strikt gestandaardiseerd: alle families serveren exact dezelfde maaltijden; 's middags aardappel/groentesoep en gebakken kaas met drie soorten aardappels en een blaadje sla, 's avonds aardappelsoep en rijst met macaroni en een beetje groente en 's ochtends twee pannenkoekjes met jam. Bij iedere maaltijd is er thee, desgewenst cocathee. Er wordt gekookt op eucalyptushout, voor noodgevallen is er een gaskooktoestel. Hoewel een familie maar vier gasten gelijkertijd mag ontvangen heeft ons gastgezin vijf gastenkamers aan het huis gebouwd; wishful thinking dat we vaker gezien hebben. Er is een basisschool op het eiland; voor vervolgonderwijs verblijven kinderen de hele week in Puno. Het moet een rustig, maar saai bestaan zijn. De vorige keer dat we hier waren was er een oogstfeest met een orkest dat zich het bier goed liet smaken en daardoor steeds valser ging spelen. Nu worden we 's avonds in klederdracht gehesen voor een dansfeest. Een uur lang host iedereen achter elkaar aan, daarna is het opeens leeg. De tweede dag gaan we door naar Taquile; voor het afscheid van Amantaní hijsen de vrouwen zich weer in klederdracht. Op Taquile wordt een andere taal gesproken dan in het omringende gebied en ook de gebruiken zijn anders. Aan de hoofddeksels kun je de status van de mensen herkennen: ex-autoriteiten hebben een muts met veel kleurtjes, huidige autoriteiten zo'n zelfde muts met een hoed eroverheen. Ongehuwde mannnen hebben een muts met een gekleurd onderstuk en een wit bovenstuk; door het witte stuk naar achteren, naar links of naar rechts te laten hangen geven ze aan of ze een partner zoeken en of ze verloofd zijn. Vrouwen doen iets soortgelijks met grote, lichtgekleurde of kleine donkere kwasten aan hun muts. Death road, eigenlijk een makkieDe weg van Copacabana in Bolivia naar La Paz voert hoog langs Lago Titicaca met bijna voortdurend uitzicht op het diepblauwe meer met huizen en terassen met akkertjes op de hellingen en besneeuwde bergen op de achtergrond. We moeten overvaren met een ferry. Er liggen een stuk of zestig bakken, een soort vlotten met een buitenboordmotor, waarvan er een aantal kris kras door elkaar wiebelend heen en weer vaart (video). In iedere bak passen een bus plus een personenauto. Over de prijs van de overvaart blijkt onderhandeld te kunnen worden. Niet ver na de overvaart veranderd de weg: veel verkeer en voortdurende omleidingen omdat het traject verbreed wordt. La Paz is eigenaardige stad (video). Samen met aanliggende gemeente El Alto bestrijkt het een hoogte van ca. 3300 tot ca. 4000 meter, dus een hoogteverschil van 700 meter. Het is de hoogste "hoofdstad" ter wereld (Sucre is de officiële hoofdstad van Bolivia, hoewel bijna alle belangrijke openbare functies in La Paz zetelen. Het gevolg is dat een groot deel van het wegennetwerk bestaat uit steile, bochtige straten; lastig rijden als je steeds moet stoppen en optrekken met een auto die weinig puf heeft op grote hoogte. Het heeft ook een heel leuke consequentie: er zijn door een Oostenrijks bedrijf drie lange kabelbanen (17 minuten per enkele reis) aangelegd tussen verschillende delen van de stad. Voor nog geen halve euro kun je een ritje maken, een fantastische manier om een beeld van de stad te krijgen. Nadat we twee kabelbanen op en neer geweest zijn wandelen we door het centrum; gezellig en met zijn moderne winkels en gebouwen een totaal andere wereld dan het Boliviaanse platteland waar we tot nu toe geweest zijn. We gaan naar Ernesto Hüg, een Zwitser met een bij overlanders goed bekend staande garage in La Paz, voor noodzakelijk onderhoud. Na overleg met All American Imports, onze garage in Nederland, en andere overlanders hebben we besloten om alleen de speling uit de voorwielen te halen, de rest van de voorstellen die Ernesto anderhalve week eerder deed is of niet nodig of kan wachten tot Nederland. Het betekent twee uur in zijn garage in plaats van een week en een rekening van €55 in plaats van $2000. Daarna gaan we nog even de stad in, op zoek naar de heksenmarkt waar allerlei bijzondere kruiden verkocht zouden moeten worden. We zien nog één winkeltje met kruiden, de rest is souvenirs, maar het is wel een schilderachtig stukje van La Paz. La Paz naar Coroico: wat een rit! Eerst worstelen we ons La Paz uit: zevenhonderd meter omhoog door de stad in alle hectiek van taxibusjes, verkeersdrempels en stoplichten. Vervolgens een pas van 4800 meter over en daarna "Death Road", oftewel de gevaarlijkste weg ter wereld. Deze weg daalt over een afstand van veertig kilometer zo'n drieduizend meter, is op sommige plekken maar 3,5 meter breed en gaat vaak zonder vangrail langs een afgrond van honderden meters diep. Er moet links gereden worden, waardoor het dalende verkeer het dichtst langs de afgrond rijdt. Vroeger was dit de enige weg tussen La Paz en Coroico, met veel vrachtverkeer en bussen. Tegenwoordig is er een nieuwe weg voor het gewone verkeer, zodat Death Road door toeristen en mountainbikers gebruikt wordt. In een paar dorpjes is daarom een touw over de weg gespannen dat pas weggehaald wordt als je een soort toeristenbelasting betaalt. Door de nieuwe weg is Death Road heel rustig en is de weg prima te doen; we hebben het een stuk erger meegemaakt. Het landschap is fantastisch. De strakblauwe lucht gaat ineens over in een wolkendek met binnendrijvende wolken. Tegelijkertijd veranderen de kale rotsen in varens en mos en lager ook bloemen, grotere planten en bananenbomen. Een paar keer gaan we door de regenbui van een waterval die op de weg terecht komt. Het klinkt en ruikt ook allemaal weer anders. Maar het venijn van de rit blijkt in de staart te zitten. We hebben een camping in het plaatsje Coroico uitgezocht en de weggetjes erheen zijn zo steil dat we zelfs een paar keer gedwongen zijn de low range te gebruiken, omdat Dappere Dodo er in de eerste versnelling niet tegenop komt. Met nu wel regelmatig tegenliggers en op verharde weg waar we eigenlijk de 4x4 niet mogen gebruiken is dit een stuk uitdagender dan de hele Death Road. Van Coroico naar Cochabamba is een rit van ongeveer 480 km. Er is een onverharde direkte weg en een langere verharde via La Paz . We kiezen voor de eerste, maar als blijkt dat we bijna nergens harder dan 35 tot 40 km/u kunnen rijden beginnen we te twijfelen: het gaat vier dagen duren op deze manier. We hebben al een mooi, maar lastig traject door allerlei dorpjes achter de rug als we om half één op een bord stuiten: weg afgesloten van maandag t/m zondag van 7:00 tot 17:00 uur. We besluiten niet te blijven wachten maar toch via La Paz te gaan, we kunnen daarvoor een doorsteek maken. Wanneer we halverwege de doorsteek zijn staat er opeens weer zo'n bord. Als ze dat nou aan her begin van de weg zouden neerzetten... We moeten wachten tot vijf uur, weer de pas van 4600 m over en in het donker door La Paz, maar gelukkig gaat het goed al is het acht uur wanneer we eindelijk aankomen Waar zijn de 800 vogelsoorten?Onderweg naar Cochabamba slaat een steentje een ster in de voorruit. We vinden niemand die de voorruit kan repareren, maar er kan wel voor nog geen honderd euro een nieuwe ruit ingezet worden. Hoewel het er een van Boliviaanse afkomst is, die niet is gelamineerd, doen we het maar. Verder door naar Villa Tinari dalen we van 2500 m naar 300 m en gaan van een strakblauwe lucht naar grijs met mist en regen. De omgeving wordt groener en groener en groener. De weg is de doorgaande route van La Paz naar Santa Cruz, de grootste stad van Bolivia. Het eerste stuk is bochtig, vaak met slecht wegdek en vol met vrachtauto's die zich na een loopbaan in Europa nu over de Boliviaanse wegen ploeteren en daar ook vaak stranden. Snel gaat het daarom niet. De weg verder is sneller, maar onaangenaam: vol met vrachtverkeer, grote stukken met slecht wegdek onderbroken door groezelige dorpjes. Parque Machia is een soort rehabilisatiecentrum voor dieren. Het is een klim door een stukje regenwoud naar een uitzichtpunt waar slingerapen zijn. Er staat een lange rij bij de kassa, omdat van iedere bezoeker naam, leeftijd, nationaliteit, plaats van herkomst en nummer identiteitsbewijs in een groot boek geschreven moeten worden, waarom wordt ons niet duidelijk. Het park Amboró varieert in hoogte van 300 tot 5.500 meter, waardoor de vegetatie heel gevarieerd is (video). Er zouden meer dan achthonderd vogelsoorten zitten, meer dan in enig ander park ter wereld. Bezoeken kan alleen met een gids. We hebben ons aangemeld voor een bezoek bij een wazig overheidskantoortje in Buena Vista waar drie allervriendelijkste mannetjes papieren schuiven en met hun telefoon spelen. Er is geen goede kaart met de weg naar het park, maar we krijgen een instructie hoe we moeten rijden. Bij de rivierdoorwading zullen we onze (verplichte) gids ontmoeten. De wegbeschrijving is niet erg duidelijk en zelfs Open Streetmap helpt deze keer niet (maar daar gaan we iets aan doen) dus we arriveren na veel vragen een uur te laat bij de rivier. We zien geen gids, dus rijden we verder naar La Chonta, het startpunt van de wandelingen. Daar worden we geconfronteerd met de typische kenmerken van een mislukt ontwikkelingsproject. Het park is met hulp van de E.U. opgezet, maar verloedert duidelijk: het laatste stuk weg is onbegaanbaar auto's en het "campamento" ligt er slecht bij. De plek wordt bij toerbeurt gerund door acht families van een naburig dorp. Zeven leveren gidsen en runnen het campamento, de achtste verkoopt etenswaren. In ons geval regelt moeder de zaak en leiden haar zoons van dertien en achttien rond. We maken in totaal drie wandelingen in P.N. Amboró. We zien puma- en jaguarsporen, maar weinig beesten, zelfs niet een van de zes apensoorten die er zouden moeten zitten en nauwelijks vogels. Maar de jungle zelf is prima en we kamperen prachtig tussen het groen. De doorsteek die we kiezen naar Samaipata scheelt vijftig kilometer met de weg door Santa Cruz, maar gaat niet snel over modderpaden en met veel doorwadingen. Het is wel een mooie route door het platteland met overal boerderijen. Vanaf Samaipata gaan we naar de zuidkant van P.N. Amboró, nu met een gids vanaf de camping. Het is weer een mooie boswandeling, maar we zien nu helemaal geen dieren, alleen in de verte een condor. Het heeft te maken met de manier waarop het park beheerd wordt. De buitenste rand van het oorspronkelijke park is nu zogenaamd geïntegreerd gebied. Bewoners van dit gebied mogen bijvoorbeeld wel hout kappen voor eigen gebruik, maar niet voor de verkoop en ze mogen wel dingen verbouwen, maar geen grazend vee houden. Het gebied dat bereikbaar is en waar we wandelen is het geïntegreerde gebied, niet het binnenste van het park. De bewoners van een dorpje op de toegangsweg vragen tol, wat illegaal is, maar verder hebben ze geen profijt van het park. Er wordt geen toegang voor het park geheven en er is geen lokaal beheer; het personeel zit ergens in een kantoortje zoals we in Buena Vista gezien hebben, dus er wordt geen werkgelegenheid gecreëerd. Soms nemen gemeenschappen met wisselend succes het heft in eigen hand, zoals in La Chonta. Van invloed is ook de landverdelingspolitiek. Door president Evo Morales is bepaald dat ongebruikt land gedeeltelijk onteigend wordt ten gunste van de arme boeren zonder eigen grond. Gevolg is dat er geen grote stukken grond meer beschikbaar zijn die gemeenschappelijk gebruikt worden voor vee, maar dat iedereen zijn eigen kleine stukje heeft. Agrafische activiteiten zijn daarmee verschoven van veeteelt naar landbouw. El Fuerte is een opgraving waar restanten van pre-Inca, Inca en Spaanse tempels en gebouwen te zien zijn. De opgraving bestaat uit twee delen: een grote rots die helemaal vol is met restanten van muren en met uitgehouwen figuren en symbolen en de restanten van gebouwen. Het is een van de best verzorgde bezienswaardigheden die we in Bolivia gezien hebben. De camping in Santa Cruz is populair bij overlanders. Er staat onder andere een Duitser die bezig is een soort Pipo-balcon met een wasmachine erop achter zijn auto te bouwen en die ook een wasmachine op een aanhangertje heeft die aangedreven wordt door een van de aanhangerwielen. In Santa Cruz kunnen we bij het vierde tankstation tanken na een kwartier formulieren invullen. We zijn blij dat we in Peru alles volgegooid hebben, nu ondergaan we dit drama maar één keer. De weg naar Villamontes, 465 km is met afstand de beste die we in Bolivia gehad hebben: goed wegdek, weinig bochten en hoogteveschillen en niet druk. We vinden (denken we) een kampeerplek op de binnenplaats van een hostel. Het meisje dat ons helpt weet geen raad met de vraag naar een parkeerplek met gebruik van douche en toilet zonder een kamer. Omdat het al laat is besluiten we een kamer te nemen en in de auto te slapen; dat is vaak nauwelijks duurder dan een kampeerplek. Wanneer Margriet bijna klaar is met koken en de keuken dus maximaal vol staat met potten en pannen arriveert de bazin van de residencia met haar auto. Wij moeten de auto verplaatsen om haar erin te laten en, zo krijgen we te horen, de volgende dag om precies zeven uur weer. We hebben even tijd nodig om de auto zonder schade aan de inventaris verplaatsbaar te maken en protesteren tegen parkeermanouvres 's ochtends vroeg. Wanneer het allemaal niet snel genoeg gaat naar de zin van de dame krijgen we eerst een Spaans kwetterende familie over ons heen; daarna blijkt de politie te zijn gehaald. Helaas is voor lekker ruzie maken ons Spaans nog niet goed genoeg. De sfeer is inmiddels zo verpest dat we besluiten om te vertrekken en spreken af dat de politie ons naar een geschiktere plek brengt. Die wordt gelukkig snel gevonden. 275 watervallenDe grensovergang van Bolivia naar Paraguay is probleemloos, maar in Paraguay uiterst relaxed, zodat het toch nog wat tijd kost: wanneer we het kantoortje binnenlopen is er niemand en liggen alle stempels klaar op de balie, zodat we denken dat het zelfbediening is. We vragen voor de zekerheid toch maar even na. Er wordt gebeld "dat er klanten zijn", daarna komt de beambte aansloffen terwijl hij met iedereen die hij onderweg tegenkomt een praatje maakt. Het eerste stuk van de weg is prima, maar het vervolg is erbarmelijk, hoewel zowel Reise Know-how (onze papiereren kaart) als OSM een asfaltweg aangeven. En inderdaad, we sluiten niet volledig uit dat er ooit asfalt gelegen heeft, maar nu is het een combinatie van gravel, stenen, diep zand met diepe kuilen en wat asfalt om de kuilen te accentueren; een ramp dus. Bij een "estancia" (een boerderij) vragen we of we kunnen kamperen. We worden naar een prachtige, parkachtige plek vol papegaaien gebracht. Verderop in Filadelfia is een kolonie van Duitse Menonieten die in 1927 naar Paraguay gekomen zijn. Het is niet de klassieke soort die alles nog met paarden doet en waarvan de vrouwen in lange zwarte jurken lopen, maar een moderne groep mensen. We hebben het gevoel dat we in een Duits plattelandsstadje terechtgekomen zijn: nette straten, aangeharkte tuintjes en Duitse opschriften. Je kunt met Duits net zo goed terecht als met Spaans. 's middags wandelen we rond de camping; we zien er meer vogels dan de hele Zuidamerikareis tot nu toe. Onderweg naar Asunción is het lastig om een kampeerplek te vinden: er zijn geen campings of geschikte hotels en overal staan hekken langs de weg, zodat ook wildkamperen moeilijk is. Uiteindelijk vragen we of we bij een boerderij kunnen staan. We bereiken ook een mijlpaal: sinds we bijna drie jaar geleden uit Nederland vertrokken hebben we meer dan honderdduizend kilometer gereden. Het wegdek is beter dan het eerdere stuk, maar het landschap verandert niet veel. Het is vlak, stukken met gewas of vee, maar ook grote stukken ongebruikt en af en toe een watertje. Op regelmatige afstanden staan de poorten naar estancia's, grote boerderijen die we verder naar achteren zien liggen. Af en toe komen we door een dorpje met huisjes die soms van steen, maar vaak ook van boomstammen zijn en waar een klein erf omheen ligt. Langs de we staan hier en daar gammele tentjes; we zien er mannen, maar ook vrouwen de was doen en kinderen spelen. Het is ons niet duidelijk of ze voor dagverblijf zijn of dat de mensen er permanent in wonen. Wanneer we de rivier de Paraguay oversteken richting Asunción verandert het beeld. Het wordt een wirwar van moderne gebouwen, tankstations en grote supermarkten, maar ook gammele huisjes met golfplaten daken en kleine werkplaatsjes. Asunción doet denken aan een willekeurige stad in de Verenigde Staten: eigenlijk geen echt centrum, maar een paar straten met levendige winkels. Hier worden moderne gebouwen afgewisseld door betonnen geraamtes en rommelige straatjes en ook de eerste vijftig kilometer richting Brazilië zijn een aaneensluiting van voorsteden met chique wijken, supermarkten, stoplichten. We hebben gepland om de Oranje Trophy groep ontmoeten. Het Oranje Trophy team bestaat uit 11 oranje auto's die in zes weken 11.500 km afleggen van Paramaribo naar Rio de Janeiro. De rit begon met twaalf auto's, maar één is na een ongeluk total loss verklaard. We hadden al contact met een deelnemer via de LandCruiserClub. Dappere Dodo staat als een koekoeksjong tussen de oranje gespoten wagens. We gaan samen met het Oranje Trophy team naar de Foz do Iguaçu waterval. Het watervolume is kleiner dan van de Victoriawatervallen, maar gemeten naar een aantal andere parameters, zoals de 275 onderling verbonden watervallen, is het de grootste waterval ter wereld. Hij is in elk geval minstens zo indrukwekkend omdat de stromen, vooral bij de "Duivelsmond" meer geconcentreerd aankomen. Vanaf de Argentijnse kant waar we de volgende dag heengaan is hij mogelijk nog indrukwekkender. Een van de Oranje-Trophydeelnemens wordt gebeten door de overal rondscharrelende miereneters en moet hondsdolheidinjecties gaan halen. We laten Argentinië achter ons, waarschijnlijk voor de laatste keer, en rijden richting Pantanel. Het is welvarend subtropisch landbouwgebied dat doet denken aan de Provence of Catalonië en rijden door naar Maracaju. Het zou een "Nederlands" plaatsje moeten zijn omdat veel Nederlandse boeren zich gevestigd hebben in de omgeving, maar het enige dat opvalt zijn de stroopwafels bij een supermarkt (althans dat is wat op het pakje staat, maar ze smaken anders). De wegen zijn goed, maar vol met vrachtverkeer. Wat een landschappenWe vertrekken 's ochtends vroeg richting Chili omdat we niet alleen meer dan 400 km te gaan hebben, maar twee passen van 4200 m en een van 4800 m moeten nemen. We rijden vlot door kaal landschap met bevroren rivieren, langs grillige bergen, door zoutvlaktes en langs zelfs zandduinen. Het is strakblauw, maar de wind is snijdend koud. Wanneer we rond de middag in Jama bij de grens aankomen staat er een lange rij lege vrachtauto's. We rijden er langs richting douanegebouw, maar worden tegengehouden. De Jamapas is wegens sneeuw gesloten. Eerst is het bericht dat de pas om twee uur opengaat, daarna horen we dat hij de hele dag dicht blijft. Wat nu? Bij deze wind en temperatuur is in Dappere Dodo slapen geen aantrekkelijke optie, maar het eerste dorp is 175 km terug. We rijden langs de paar huisjes van het gehucht en vinden een hospedaje waar we een kamer kunnen huren. Het is kaal en onverwarmd, maar in elk geval beschut. We vragen ons af hoe mensen in zo'n troosteloze omgeving overleven: in ons "hotel/restaurant" een paar gammele tafeltjes met plastic kleedjes op een betonnen vloer met één peertje aan het plafond en een TV waar iemand voortdurend de zender verandert, er buiten kleine, vaak halfafgebouwde huisjes in een kale vlakte zonder enig groen waar een zandstorm overheen raast. Toch zien we spelende kinderen die lachend achter proppen papier aanrennen die door de wind weggeblazen worden. Na een matige nacht door een hobbelig bed, de gierende wind en last van de hoogte voor Margriet informeren we of de pas open is. Hij is nog dicht en het grenspersoneel is erg terughoudend met voorspellingen. We bereiden ons voor op nog een dag in de snerpende wind als we plotseling horen dat de pas open is. We stormen naar het douanegebouw en hebben ondanks de drukte van alle gestranden in een half uur alle stempels. Dan de volgende vraag: hoe zal Dappere Dodo zich gedragen op de klim naar meer dan 4800 m; zo hoog zijn we nog nooit met hem geweest. Grote hoogtes is niet het sterkste punt van ons type LandCruiser. En dat gaat eigenlijk heel goed; wel tergend langzaam (15 km/u, eerste versnelling) wanneer het serieus stijgt op grote hoogte en op 4800 m niet sneller dan 60 km/u op vlak terrein, maar hij stottert nauwelijks en rookt niet. Het is overigens een raadsel waarom de pas gesloten was, er ligt nauwelijks sneeuw. Net na de middag zijn we in San Pedro de Catagama, een schilderachtig hoewel toeristisch plaatsje heerlijk in de zon. We blijven in totaal ongeveer anderhalve week in San Pedro de Atacama, zoveel is er te doen in de omgeving. Ook komen we regelmatig leuke andere overlanders tegen. We zien woestijnlandschap waar wekelijk niets groeit, met rotsstructuren zoals die op de maan zouden kunnen voorkomen, bergen die met poedersuiker bestrooid lijken en vulkanen op de achtergrond die zo uit het boekje komen (Valle de la Luna en Valle de la Muerte), een opgraving van eerste bewoners uit de periode 500 v. Chr. tot 800 met twee gereconstrueerd woningen die sprekend op hedendaagse Afrikaanse hutten lijken (Tulor ), de ruïne van een groot, door de Spanjaarden gebouwd fort (Quitor), een zoutvlakte met lagunes met flamingo's tegen een achtergrond van vulkanen (Salar de Atacama), acht thermische baden met een temperatuur tussen de 28 en 38 graden in een kloof tussen de rietpluimen (Termas de Puritama), een kloof met rotsstructuren in allerlei kleuren en vormen, vooral rood en groen (Arco Iris), rotsen met mooie petroglyfen, helaas zonder enige uitleg en het op twee na grootste geiserveld ter wereld dat vooral 's ochtends spectaculair is en waarvoor we twee keer om half vijf ons bed uit moeten omdat het toerbusje de eerste keer niet komt opdagen (El Tatio Geiser Field). We dubben over de verdere route: zelf de Lagunas route in Bolivia rijden, met een trip meegaan, een andere route kiezen. Hoe gaat het slapen op grote hoogte met veel wind? Zijn er aanvaarbare hotels? Moeten we een keer proefkamperen op vierduizend meter om te kijken hoe het met de de kou gaat? We hebben toen we naar Nederland gingen onze slaapzakken omgeruild voor ons dekbed, maar we weten nu dat we beide nodig hebben. Na praten met veel andere overlanders besluiten we om slaapzakken te kopen, zelf de trip te maken en niet meer te gaan proefkamperen. Hoewel je maanden van te voren moet inschrijven voor een bezoek aan ALMA, het grootste radiotelescoopsysteem ter wereld, kun je vaak toch mee zonder aanmelding met de rondleidingen die twee keer per week gegeven worden, omdat mensen niet komen opdagen. ALMA richt zich op het microgolfgebied. Om te voorkomen dat alle straling door waterdamp geabsorbeerd wordt is een droge, hoge plek nodig. De Chileense Atacamawoestijn, de droogste woestijn ter wereld, is daarvoor een uitstekende plek. Het samenwerkingsverband tussen Europese, Noordamerikaanse en Japanse astronomieorganisaties heeft 66 radiotelescopen op 5500 meter hoogte en een operationeel centrum op 2900 meter hoogte. We bezoeken het laatste. Afhankelijk van de gewenste metingen kunnen de meeste radiotelescopen in verschillende configuraties opgesteld worden; ze worden met twee enorme voertuigen naar boven gesleept en verplaatst. Een radiotelescoop en een verplaatsingsvoertuig kosten elk ongeveer vijftigmiljoen dollar. Nog een nare ervaringOp de dag dat we 730 dagen dus precies twee jaar op reis zijn gaan we naar Calama om voorraad in te slaan voor we naar Bolivia gaan en om de grootste open mijn ter wereld te bezoeken. Maar wat een mooie dag had moeten zijn ontwikkelt zich dramatisch. Terwijl we in een grote supermarkt zijn om boodschappen te doen wordt ingebroken in de auto, hoewel we volop in het zicht staan en er bewaking op de parkeerplaats is. We hebben de meeste waardevolle dingen weggeborgen, maar de schade is toch een videocamera, een verrekijker, een GPS-communicatieapparaat en papieren. We besteden de middag aan de politie en regelen van papieren. Een slot voor is geforceerd, maar de auto kan gelukkig nog dicht, want de levertijd bij Toyota in Chili van een nieuw slot is dertig dagen. We besteden de volgende ochtend aan het herstellen van de door de inbraak aangerichte schade: documenten regelen, zonder succes kijken of het slot gerepareerd kan worden, met matig succes een nieuwe videocamera zoeken. We zijn blij als we uit Calama weg kunnen, terug naar San Pedro. Het is hartverwarmend hoe we daar op de camping ontvangen worden. Een hartige ritNa anderhalve week nemen we afscheid van San Pedro de Atacama en ook van Chili. We gaan via de Lagunas Route Bolivia in met lagunes in verschillende kleuren, geysers, woestijn met rotsen die aan een schilderij van Dalí doen denken en overal besneeuwde toppen. De Laguna Verde is door algen lichtgroen, de Laguna Blanca is wit door de Borax. Dappere Dodo verstigt zonder problemen een nieuw record: 5040 meter. De volgende dag start Dappere Dodo ondanks de kou en de hoogte vrijwel direkt. We proberen voor het eerst de standkachel voor de motor. Die lijkt behalve veel lawaai en rook ook warmte voor de brandstof te geven, maar of het helpt bij het starten? We rijden langs lagunes met water en ijs, waarin we heel vaak flamingo's zien. We zien weer fantastische rotsstructuren waaronder de "boom van steen". De weg wordt ronduit erbarmelijk, met grote keien, diep wasbord en zand; bijna net zo slecht als de ergste stukken in Afrika. We doen de hele dag over 116 km. Maar Dappere Dodo laat zich niet kennen, zelfs niet op deze hoogte. Het laatste stuk naar Uyuni is de weg veel beter en kunnen we meer ontspannen om ons heen kijken naar de natuur die blijft verbazen. Het is een leeg land, afgezien van een enkel stoffig dorpje. We zien in Uyuni de verschillen met Chili en Argentinië: de vrouwen met hoeden en lange, wijde rokken, de kleine, rommelige winkeltjes die per soukh georganiseerd zijn, de vrouwen die voor de deuren van de kantoortjes die buskaarten verkopen hun maatschappij staan aan te prijzen (video). We gaan eerst langs bij de plaatwerkerij die ook sloten repareert. Helaas is er geen nieuw slot voor de LandCruiser 70 (je ziet vooral heel veel 80 rondrijden), daarom wordt het oude slot onder handen genomen. Drie uur later en twintig euro armer kunnen we het slot weer met de sleutel open en dicht doen, maar het is een provisorische oplossing. Daarna is weer tijd om te toeristen. Eerst naar het treinenkerkhof. Uyuni was vroeger een belangrijk spoorknooppunt tussen Chili en Argentinië, maar dat werd met het uitgeput raken van de mijnen vergane glorie. Daarom ligt nu een grote verzameling locomotieven en wagons te verroesten op het treinenkerkhof net buiten de stad. Daarna naar de Salar de Uyuni, de grootste zoutvlakte ter wereld ( denk aan 150 km x 100 km). Het is een gigantische, spierwitte vlakte met alleen wat bergen op de achtergrond waar ieder gevoel voor afstand verloren gaat (video). Je kunt in principe overal rijden, maar loopt op sommige plekken het risico in de modder te belanden; daarom volgen we de gebaande sporen. We stoppen bij "eiland" Incahuasi, een plek vol fantastische cactussen en met een geweldig uitzicht over de salar. Wanneer we arriveren staan er tientallen LandCruisers van touring companies, maar als de zon ondergaat zijn we alleen. De volgende dag rijden we een klein stukje naar de rand van de zoutvlakte; we kamperen op een berg met een prachtig uitzicht over de Salar. We bezoeken mummies van 700 jaar oud en Jan klimt 500 meter naar een uitzichtspunt. Spaanse lesWe vieren onze drieëndertigjarige trouwdag in Potosí. Potosí is de hoogste stad ter wereld, op bijna 4100 m. Het dankt zijn bestaan aan de Cerro Rico, een berg waar in de tijd van de Inca's en Spanjaarden geweldige hoeveelheden zilver gevonden werden. Het zilver is inmiddels uitgeput. Er wordt nog wel steeds tin gewonnen, onder erbarmelijke en gevaarlijke arbeidsomstandigheden, iets wat de mijnwerkers volhouden op coca (legaal in Bolivia en Peru; we krijgen vaan cocathee aangeboden tegen hoogtehoofdpijn), alcohol en zware shag. Ook kinderarbeid komt nog voor. Door de rijkdom van het zilver staat Potosí vol meestal goed onderhouden koloniale gebouwen. Het is een leuke plaats om door te wandelen met een mooi centraal plein, maar de roetwolken uitbrakende stadsbusjes die tegen de hellingen opzwoegen doen daar afbreuk aan. Het valt op dat alles in souks georganiseerd is: een straat met installatiemateriaal, een straat met advocaten, vier winkels met verjaarstaarten naast elkaar. Overal zien we vrouwen met traditionele groete hoeden en een bontgeweven zak op hun rug. Sucre, onze volgende bestemming, ligt ongeveer 1400 meter lager dan Potosí en dat heeft aangename gevolgen voor de temperatuur. We doen nog een week Spaans om meer praktische vaardigheid te krijgen. Sucre is daarvoor een prima plaats: het Spaans is meer standaard Spaans dan in Argentinië, het is een fijne plek om langer te zijn en een semi-privécursus (een leraar voor ons beiden) is relatief goedkoop. 's ochtends les en 's middags huiswerk maken en dingen in de stad doen. We gaan onder andere naar de twee grote en ontzettend kleurrijke markten (video), het Museo Nacional de Etnográfica y Folklore, met een interessante maskerverzameling, het "Fiesta de San Juan", een soort midwinterfeest, het Museo del Tresor over de winning en verwerking van zilver, goud en edelstenen en het museum voor inheemse kunst met verbazingwekkend verfijnde technieken van weven. De laatste dag in Sucre gaat Margriet een cursus bandweven doen en volgt Jan nog een extra les Spaans. Het slot wordt gerepareerd dooe een bedrijf dat naar ons toekomt op de camping. Tarabuco ligt ongeveer 60 km van Sucre en kan het best met een georganiseerde trip bezocht worden. Op zondag is er een grote markt waarvoor mensen uit de omliggende dorpen komen, die vaak allee Chuequa spreken. We zien meer verschillende klederdrachten dan we sinds lang gezien hebben, ook van mannen. Het is een toeristische trekpleister, maar veruit de meeste mensen zijn Bolivianen. Op het centrale plein zijn vooral stalletjes met eten, eromheen textiel en verder weg allerlei andere spullen die vaak door middel van ruilhandel van eigenaar verwisselen. Na tien dagen Sucre gaan we door richting La Paz. We nemen de kortste route. Die blijkt een heel stuk onverhard te zijn. Bovendien wordt over een grote afstand aan de weg gewerkt, zodat we langzaam opschieten en moeten overnachten in een vriendelijk herdersdorpje. De volgende dag plukken we eindelijk de vruchten van al het werk aan de weg. In Oruru lopen we tegen een van de beruchte Boliviaanse wegblokkades aan. Een bekende protestmethode is om steden totaal te isoleren door middel van wegblokkades die zonodig met geweld in stand gehouden worden als regeringsbeleid of gebrek daaraan de bevolking niet aanstaat. Aangezien de regering veel van zijn beloftes niet nakomt gebeurt dat regelmatig. We hebben verhalen gehoord van mensen die zonder eten en drinken een week in een bus vastzaten (er wordt overigens bij de blokkades dan wel wat verkocht). Wij hebben geluk: de blokkades zijn op punten die het mogelijk maken om via achterafweggetjes door de stad heen te komen. Die ziet er sowieso niet aangenaam uit: zodra je van de hoofdweg af bent zijn de wegen hobbelige modderpaden, zelfs in de droge tijd. Wat een bende zal het zijn in de regentijd. De camping bij La Paz is een vezamelplaats voor overlanders, we zijn met zijn zevenen, behalve wij drie Duitste auto's, twee Zwitserse en een uit Estland. De Est en een van de Zwitsers hadden we al eerder ontmoet. 's avonds gaan we met de meesten uit eten. Het is gezellig om weer eens anderen te spreken. In La Paz is de garage van Ernesto Hüg, een Zwitser die goed bekend staat. Net als ongeveer iedere overlander die in de buurt is gaan we bij hem langs. Hoewel er geen echte problemen zijn en Dappere Dodo zijn standaard beurten bij Toyota gehad heeft lijkt een algehele controle ons nuttig. De Toyotagarages doen meestal wat in het boekje staat, maar kijken niets verder; bovendien horen we rammeltjes die we eerst niet hoorden. Hij stelt voor de lagers van de voorwielen en een deel van de vering te vervangen waarbij we moeten rekenen op een week werk. Gedurende die week kunnen we overnachten in Dappere Dodo in de garage. We besluiten om nog wel een second opinion aan te vragen bij all American Imports, onze garage in Nederland, en andere overlanders met veel kennis van de LandCruiser. We worstelen ons La Paz uit langs een miljoen busjes die overal stoppen om passagiers op te pikken of uit te laten, walmende vrachtauto's en bussen en hobbelen over verraderlijke verkeersdrempels. We zijn langzamerhand ook toe aan het projekt tanken. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar omdat in Bolivia de autobrandstof gesubsidieerd wordt moeten buitenlanders een hogere prijs betalen en mogen niet alle tankstations aan buitenlanders verkopen. Bovendien is de kwaliteit van de diesel niet geweldig. We hebben in Chili zo vol mogelijk getankt, zodat we 350 liter hadden. Daar hebben we tot nu toe mee gedaan, maar we willen aanvullen. Het gaat eigenlijk nog vlot. Het eerste tankstation weigert omdat het geen systeem heeft voor buitenlandse auto's, met de tweede kunnen we een prijs onderhandelen. Kleine tankstations buiten de stad zijn het meest kansrijk, omdat daar geen camera's hangen. Tiwanaku is een een opgraving van een van de oudste gevonden steden in Zuid Amerika. Er zijn vijf beschavingen geweest, de eerste vanaf ongeveer 1500 v. Chr. De structuur is goed te zien en er zijn mooie beelden gevonden, maar helaas is er nauwelijks informatie. Daarna gaan we door naar Puno aan het Titikakameer in Peru. De grensovergang is bij een stadje met het Boliviaanse deel aan de ene kant van de rivier en het Peruaanse aan de andere. We zijn er gelukkig niet op vrijdag, want dan is er markt en is er nauwelijks door te komen. Een bliksembezoek aan PeruWe gaan met een colectivo (een van die kleine busjes die altijd zo in de weg rijden) vanaf obze camping buiten de stad naar Puno. Op het centrale plein is een parade aan de gang van militairen, politie en allerlei organisaties. De parade wordt iedere week gehouden, steeds voor andere organisaties. Militairen marcheren weg met gestrekte benen (iets wat schoolkinderen na proberen te doen), maar op een ongecoördineerde manier waarmee ze in Noord Korea zeker niet weg zouden komen (letterlijk). Daana maken we een tochtje naar Uros waar de drijvende eilanden liggen. De eilanden werden in het verleden gebouwd door mensen die oorlogsgeweld op de vaste wal probeerden te ontvluchten. Ze werden gemaakt van riet. Ze liggen in beginsel verankerd, maar kunnen verplaatst worden. Het is een ontzetten commerciële vertoning, maar wel leuk. 's avonds gaan we uit eten om te vieren dat we veertig jaar bij elkaar zijn. Sallustani is een opgraving van goed bewaard gebleven graftorens. Verschillende volkeren in de precolombiaanse tijd hadden de gewoonte hun overledenen in een graftoren te stoppen met allerlei spullen die in een volgend leven van pas zouden komen. Het is verbazingwekkend hoe goed grote blokken steen passend gemaakt werden. Vlak erbij is een lagune met meer vogels dan we lang gezien hebben. BeroofdWanneer we willen wegrijden van het hostel in Santiago blijkt dat een van de startaccu's van net een jaar oud het heeft begeven zodat we zelfs hulp nodig hebben om de auto aan de gang te krijgen. Er is een leverancier van accu's om de hoek bij het hostel dus het vervangen gaat vlot. We ontdekken de laatste hoekjes van Dappere Dodo als we uitzoeken waarom het expansievat van de kraan niet werkt. Uit een van de kamers van het hostel horen we 's avonds harde klappen alsof er met meubels gegooid wordt, in de gang horen we glas van een schilderijtje breken. Een van de gasten heeft duidelijk veel meer gedronken dan goed voor hem is. De volgende dag wordt hij door twee mannen van een verslavingskliniek afgevoerd en is het personeel hard aan het timmeren en schrobben. Wij doen wat klusjes. We vertrekken in de regen die steeds harder wordt naar Valparaiso. Als we in de buurt komen gaat het misten; uiteindelijk hebben we niet meer dan vijf meter zicht en bereiken met moeite een hostel waar we Dappere Dodo in de straat voor de deur parkeren om te overnachten, maar 's middags knapt het op. Het leuke van een hostel is dat je meer interessante reizigers tegenkomt dan wanneer het koud is en iedereen zich in zijn auto terugtrekt. Valparaiso is heel verassend. Het is een en al heuvel en er zijn leuke rammelende funiculares van een eeuw oud om de heuvels op te komen. Het heeft kronkelende weggetjes met klinkers, gekleurde huizen en bloemen. Valparaiso heeft ook een openluchtmuseum zoals we dat nog niet kennen: een aantal straten met muurschilderingen van zo'n 25 jaar oud. We vinden de nieuwe murals waar Valparaiso werkelikjk vol mee is en die geen onderdeel uitmaken van het museum eigenlijk veel mooier. Valparaiso is ook de stad van goede restaurants, dus we tracteren onszelf eens een keer op een prima verzorgd diner met fantastisch uitzicht op de stad en een fles bubbels erbij. Viña de Mar ligt vlakbij Valparaiso. In Viña de Mar is het Francisco Funck historisch museum met secties over de ontwikkeling van Chili, maar ook van Paaseiland. We krijgen een gedetailleerde uitleg in Spaans dat prima te volgen is. Porteñas tussen Viña de Mar en Valparaiso is de plek waar vissers met hun vangst aan land komen. We zien kraampjes met volop vis en schaaldieren die je in Nederland niet vindt, Ook zijn er weer een groep zeeleeuwen en ontelbare meeuwen. We waren van plan nog een paar honderd kilometer noordelijker door Chili te rijden en dan door te steken naar Argentinië, maar de pas die we wilden nemen blijkt dicht te zijn in de winter. We hebben daarom besloten om direct door te steken naar Mendoza. Maar in deze tijd van het jaar is de pas die we daarvoor over moeten af en toe dicht: regen in Valparaiso betekent sneeuw op de pas. Er is voor de komende wagen beter weer voorspeld en de pas zal waarschijnlijk over twee dagen open zijn, dus daar wachten we op. We gaan daarom nog een keer Valparaiso in: er zijn zoveel interessante murals. We zijn gewaarschuwd voorzichtig te zijn met onze spullen en lopen zeker niet te koop met camera's enzo, maar wanneer we net buiten het toeristische gebied een blokje lopen gaat het fout: als Margriet een foto maakt rukken twee mannen haar omver, trekken de handtas van haar schouder en rennen weg. Jan gaat ze schreeuwend achterna hopend op hulp van de omgeving, maar ze zijn te snel en verdwijnen uit zicht. De grootste schade is de mobiele telefoon van Margriet. Gelukkig geen papieren en weinig geld, het fototoestel heeft ze nog en aan de val heeft ze alleen een schaafwond overgehouden. We besteden een uur bij de politie aan het opmaken van een procesverbaal en gaan daarna met een kater terug naar het hostel. Jammer, het legt een schaduw over ons zo leuke bezoek aan Valparaiso. Het is de derde diefstal/beroving in drie jaar. We blijven nog een dag in Valparaiso om een nieuwe telefoon en wat toebehoren te kopen. Chili is gelukkig een van de betere landen voor dit soort dingen. Er is nog een redelijke keus en het is niet al teveel duurder dan in Nederland. Bussen in Valparaiso hebben een heel eigen dynamiek: vloten van kleine bussen die in de steile en smalle straatjes uit de voeten kunnen en met een razende vaart door de stad scheuren. Er zijn geen fancy electronische systemen om de route aan te geven, maar alleen bordjes die op het eindpunt omgedraaid worden. Soms staat er een bord bushalte, soms is een rechthoek op de grond geschilderd en soms moet je maar raden waar de halte is, maar meestal zijn de chauffeurs niet te beroerd om te stoppen op elke plaats waar passagiers willen in- of uitstappen. Er rijden een stuk of zes maatschappijen ieder met hun eigen routes en tarieven die verschillend maar altijd laag zijn: nooit veel meer dan een halve euro per rit. De prijzen staan op het raam van de bus. Er zijn geen fancy chipkaarten of abonnementen, iedereen betaalt contant en kaartjes gaan van de rol, wat leidt tot een voortdurend gegoochel met wisselgeld door de chauffeur tijdens de rit. Ook zorgen dat bussen op tijd rijden gaat op een speciale manier: regelmatig staan er mensen langs de weg die per businummer noteren hoe laat ze langs komen en de chauffeurs adviseren of ze harder of langzamer moeten rijden om op de goede afstand van hun voorganger blijven. Het is een methode die spontaan ontstaan is door vrijwilligers; de chauffeurs geven wat geld voor hun diensten. Maarcofchet echt werkt? We hebben in één straat op vijftig meter van elkaar twee opnemers zien staan en hebben sowieso de indruk dat de chauffeurs zo hard mogelijk rijden, wat er ook gebeurt. We laten uiteindelijk na vijf nachten Valparaiso achter ons en gaan richting Andes en Mendoza. De pas is alweer een dag open, dus hopelijk komen we er zonder al te veel vertraging door. De grensovergang richting Chili is berucht, wachttijden van vijf uur voor personenauto's en een week voor vrachtauto's zijn geen uitzondering. We rijden naar Los Andes, de laatste plaats voor de pas om vroeg met de overgang te kunnen starten. Het is zwaar bewolkt, maar wel droog en de berichten zijn de de pas naar Argentinië open is. Het loopt allemaal vlot hoewel het boven een beetje sneeuwt en we zijn in twintig minuten door de grensformaliteiten heen. Alleen het weer in Mendoza dat bijna altijd mooi is valt zwaar tegen: bewolkt en kil. Volgens de campingbaas regent het al vijf dagen en is dat heel uitzonderlijk. Omdat we sinds onze terugkeer naar Zuid Amerika alleen maar steden bekeken hebben en het weer niet beter wordt besluiten we Mendoza te laten voor wat het is en door te rijden naar het noorden. De voornaamste reden om naar Mendoza te gaan is om een wine tasting tour te doen en omdat Margriet ontzettend verkouden geworden is zal het proeven sowieso niet zo uit de verf komen. Dinosaurussen en cactussenWe rijden door kaal, ongebruikt landschap waar vast weinig regen valt. We worden meer gecontroleerd bij politieposten dan de hele reis tot nu toe. Ook is er opeens een fruitcontrole: druiven. Het laatste stukje naar Parque Provincial Ischigualasto steigt de weg van 800 naar 1400 meter en belanden we opeens weer in de mist. Hoewel het 's ochtends weer mist besluiten we toch Parque Provincial Ischigualsto te gaan bekijken. Deze UNESCO natural heritage site is de enige plek op de wereld waar door aardbewegingen sedimenten van alle zeven periodes van het Triassic tijdperk aan het opperval zijn gekomen. Er zijn prachtig gevormde steenformaties die er uitzien als de sphinx of reuzepaddenstoepen en die nog steeds gevormd worden en er zijn grote cactussen zoals we die van Donald Duck kennen. Het meest bijzonder zijn de complete, versteende skeletten van Dinosaurusachtigen, zoals die zijn gevonden. Er is één standaard rondrit van ongeveer 43 kilometer. Het eerste stuk mag alleen met een gids bezocht worden. We rijden in een konvooi van een stuk of acht auto's, een bus en een stuk of tien motoren. Het laatste stuk mogen we zelf doen. De weersvoorspelling is 99% kans op regen en nul uur zon, maar 's middags klaart het op. We laten een Spaans fort schieten dat gebouwd werd om opstandige indianen eronder te krijgen omdat het miezert, maar gaan wel naar Quilmes. Daar is een opgraving van een precolombiaans dorp waar drieduizend mensen gewoond hebben. De contouren van de plekken waar de gebouwen getaan hebben zijn mooi, maar de honderden grote cactussen zijn minstens net zo de moeite waard. We merken overigens dat in het noorden van Argentinië waar we nu zijn de dingen anders gaan. We zien taferelen die ons aan Afrika doen denken. Op de (gratis) camping waarvandaan we vertrekken zijn vier mensen bladeren aan het vegen, maar de helft van de toiletten heeft geen complete deuren. Op een grote, openhangende kast met zekeringen en bedrading staat "no tocar" (niet aanraken). Een wijs advies als je ziet hoe alles gemonteerd is, onder andere stopcontacten die met tape op lantarenpalen vastgemaakt zijn. Wanneer we in Cafayate, een niet zo kleine en heel toeristische 's plaats, middags om vijf uur boodschappen willen doen bij de enige supermarkt horen we dat hij om half zes opengaat. En inderdaad, om tien voor zes komt er iemand aanzakken. Het is weer zo'n winkel waar voor ieder artikel een halve meter schap uitgetrokken is, dan nog de helft van de schappen leeg is en van die ouderwetse, lawaaierige koelkasten staan. Voor groente moeten we in een andere winkel zijn, maar die gaat pas om zeven uur open. Cafayate heeft 340 zonnige dagen per jaar; voor pessimisten betekent dat dat het nog bijna een maand per jaar regent. Als we 's ochtends wakker worden is de lucht grijs, maar later op de dag winnen de statistieken het toch en krijgen we de zon waar we zo naar smachten. We willen een bodega bezoeken en wandelen het dorp in om uit te vinden hoe dat gaat. Wanneer we bij de balie van de eerste bodega staan stuift het enige personeelslid weg met een grote groep bustoeristen. Wij wandelen er maar achteraan en luisteren naar zijn verhaal. Wanneer de groep aan het wijnproeven toekomt gaan we terug naar de balie. Een rondleiding van veertig minuten met een paar bodempjes wijn om te proeven blijkt bijna twintig euro per persoon te kosten. We zien er dus maar vanaf: de rondleiding, dat wil zeggen dat je met een noodgang langs een paar plekken geloodst wordt en een verhaal in te snel Spaans moet aanhoren hebben we gehad en aan de wijn moet voordeliger te komen zijn. Wannneer we 's middags uit het wijnmuseum komen rollen we in een openluchtvoorstelling van "De kleine prins", we verstaan best aardig wat Spaans, net genoeg om steeds de clou te missen. De weg van Cafayate naar Salta gaat door een rivierkloof, de Quebrada de Cafayate. Aan het begin hangen de wolken als een gletsjer over de bergen heen en door de erosie zijn structuren gevormd dier eruit zien als een kasteel of een obelisk. Verderop zijn twee halfronde ravijnen uitgesleten in de rotsen, we denken even dat we Petra binnenkomen. Naar de tropenOp de camping in Salta zien we weer eens meerdere overlanders, er staan er acht. De eerste dag in Salta besteden we vooral aan met de andere overlanders kletsen. 's avonds wordt er vuur gestookt. Het is vooral gezellig om de verhalen van Andreas en Kathrin te horen, die via Rusland, de stanstaten en Mongolië naar Vladivostok gereden zijn en toen zijn overgestoken naar Japan en daarna Australië voordat ze naar Zuid Amerika kwamen. Er is een gastank leeg en we hebben ontdekt dat er in Salsa een winkel is die adapters verkoopt. We vullen wat gaten in de adaptercollectie en laten ook de tank vullen. Salta is een levendige plaats, maar door de loodgrijze lucht en het net wel/net niet regenen komt dat niet helemaal uit de verf. Dat de levensstandaard duidelijk lager ligt dan in Buenos Aires wordt gedemonstreerd als we lunchen op de grote markt; een eindeloze stoet van troosteloze handelaartjes trekt voorbij: tijdschriften, parfum, afstandsbedieningen, sierraden, opblaaspoppen, mutsen, illegale CD's, gestolen telefoons en nog veel meer. Salta heeft wel opvallend veel musea. Een van de meest bijzondere is het Museo de Arqueología de Alta Montaña. Hier worden bij toerbeurt drie mummies tentoongesteld van Inca-kinderen die als offer begraven zijn bij de top van een van de hoogste bergen, de Volcán Llullaillaco van 6740m. Door de kou, de droge lucht en het gebrek aan zuurstof zijn ze uitzonderlijk goed bewaard gebleven. Enkele van de mooiste kinderen werden vanuit de uithoeken van het Incarijk naar Cusco in Peru gebracht en "trouwden" met een kind uitceen ander deel. Dit was voor de Inca's een manier om de relatie tussen de verschillende veroverde delen van hun rijk te versterken. Vervolgens gingen de kinderen naar hun geboorteplek terug, werden daar feestelijk ontvangen en in mooie kleren gehuld en tenslotte met een alcoholische drank in slaap gebracht en met allerlei voorwerpen begraven. Vlakbij Salta ligt de Quebrada de San Lorenzo aankomen, een kloof waar je mooi kunt wandelen. Wanneer we er aankomen zien we borden dat je er alleen met een gids in mag. Dat stond niet in de reisgids en er zijn helemaal geen gidsen, daarom lopen we net als alle Argentijnen gewoon door. Het is een mooie wandeling door het bos, met allerlei soorten mos dat van de bomen afhangt en die zonder enig probleem zonder gids te doen is. De gemeente gelooft er blijkbaar ook niet in, want er is zelfs iemand neergezet die parkeerkaartjes verkoopt. Onder een grijze lucht rijden we richting San Salvador de Jujuy, nadat we ons met boodschappen en diesel hebben voorbereid op de hoge doorsteek naar San Pedro de Atacama in Chili. Het eerste stuk gaat door de mist en door verschrikkelijk groen landschap, na de afslag richting Chili hebben we zelfs even strakblauw. We stoppen in Pumamarca bij de Cerro de los Siete Colores, een berglandschap in grïllige vormen van kopergroen, ijzerrood, zwart en allerlei tinten daartussen. We maken een tochtje door de Quebrada de Humahuaca, een stukje richting Bolivia. We rijden de steenbokskeerkring over; voor het eerst sinds Namibië zijn we weer in de tropen! De lucht is eindelijk weer blauw, dus we lunchen in de zon in een shirtje met uitzicht op fantastische bergstructuren en een grote cactus op de achtergrond. De plaatsjes beginnen meer een Boliviaans karakter te krijgen: vrouwen met grote hoeden en wijde rokken zitten aan het plein zitten te breien of hebben op de markt een klein tafeltje in een gang gezet waarop ze hompen vlees hebben uitgestald. Op een winkel is met de hand "Kodak" en "Fuji" geschilderd, vergane glorie. Houten KerkjesCastro op het eiland Chiloé is een van de oudste plaatsen van Chili. Het meest opvallend zijn de in felle kleuren geschilderde houten huizen op palen aan de baai. Ze zijn zo geconstrueerd om aan de ene kant de weg op te kunnen stappen en aan de andere kant in de boot. Aan het centrale plein staat een van de kerken van het eiland die op de UNESCO-lijst staan, geschilderd in felgeel met paarse torens. We maken een rustig tochtje over Chiloé en het kleinere Isla Quinchao. Het is authentiek Chili met dorpjes met houten kerkjes, felgeschilderde huizen en visserhaventjes met bootjes, ook in felle kleuren en vissers die hun netten repareren. In Achao, een klein plaatsje, kunnen we ook het mooi gemaakte houten kerkinterieur bekijken. Chepu aan de kust is een gebied dat tijdens de tsunami van 1960 (de zwaarste gemeten aardbeving ooit) gedeelteijk ondergelopen is en daardoor een prima plek is voor watervogels, er zouden meer dan honderd soorten moeten zitten. We wandelen over een duin naar het strand en zien wel watervogels, maar niets nieuws. Het bevestigt weer dat de variatie van fauna heel veel kleiner is dan in Afrika. Terwijl Dappere Dodo in Puerto Montt een tienduizendkilometerbeurt krijgt gaan we er naar de vismarkt (video). Het is leuk, maar wel veel meer toeristisch dan in Valdivía. De beurt kost uiteindelijk de hele dag. We merken dat we niet meer in LandCruiserland zijn: zelfs elementaire onderdelen als olie- en brandstoffilters zijn niet op voorraad. Ongepland naar NederlandOnderweg naar Castro kregen we bericht dat de gezondheid van Jan's vader hard achteruit gaat en begonnen we plannen te maken voor een urgente terugreis. Gelukkig zitten we in redelijk geciviliseerd gebied wat betreft communicatie en vervoer. Omdat we ons toch wat onrustig voelden besloten we niet langer op Chiloé te blijven, maar snel weer richting het vaste land te gaan. We liepen in Puerto Montt even bij de douane langs om te verifiëren of we zonder problemen het land uit zouden kunnen en Dappere Dodo zouden kunnen achterlaten; dat zou geen probleem zijn. Wanneer we onderweg naar Santiago in de buurt van Temuco beginnen uit te kijken naar een overnachtingsplek worden we gebeld dat Jan's vader op korte termijn zal overlijden en later op de avond dat hij overleden is. We zetten de terugreis naar Nederland in gang en informeren bij de politie naar een veilige parkeerplaats voor Dappere Dodo. Er wordt moeilijk gekeken en een hogere rang bij gehaald en tenslotte de commandant van het politiebureau. Die heeft begrip voor ons probleem en staat toe dat we Dappere Dodo stallen op het parkeerterrein bij het politiebureau. Door SOS International wordt snel een vlucht geboekt waarbij we zelfs nog inspraak hebben in de maatschappij waarmee we vliegen. Chili verlaten gaat probleemloos en binnen anderhalve dag na de telefoontjes van onze kinderen staan we op Schiphol. Alle lof voor onze Ohra doorlopende reisverzekering en SOS-International voor de snelle en soepele afhandeling. Zelfs de gemaakte extra kosten blijken binnen een paar dagen nadat we de claim hebben ingediend op onze rekening te staan. De datum van de terugreis is flexibel, zodat Margriet zelfs van de gelegenheid gebruik kan maken om een nieuwe kroon te laten plaatsen. Na tweeëneenhalve week in Nederland vliegen we weer terug naar Chili. Dappere Dodo staat nog precies zo op het politiebureau als we hem hebben achtergelaten. We nemen hem mee onder achterlating van veel dank en twee dozen chocolade. We hebben in Temuco geen camping gevonden, daarom kamperen we weer in het park waar we ook stonden de laatste nacht voor we vertrokken. Toen ging dat prima, maar deze keer loopt het slechter af: een bewaker komt ons vertellen dat we niet in het park mogen kamperen en als we na een slapeloze nacht in het vliegtuig niet direct aanstalten maken om te vertrekken komt hij terug met de politie. Hij biedt wel aan ons naar een geschikt alternatief in de buurt te brengen en dat accepteren we dan maar. We slapen uitstekend in een rustige straat net buiten het park. We gaan de volgende dag eerst op zoek naar een camping om in elk geval te kunnen douchen, maar dat valt nog niet mee; de campings op Open Streetmap blijken allemaal dagcampings te zijn. We besluiten om dan maar het etnografische museum, de belangrijkste bezienswaardigheid van Temco te gaan bekijken en daarna door te rijden naar een plek honderd kilometer noordelijker waar veel campings zijn. Als we parkeren bij het museum blijken we tegenover een hostel met een grote tuin te staan dat aan alle kampeereisen voldoet; we kunnen er kamperen. Het museum geeft een mooi overzicht van de Mapuche, de oorspronkelijke bevolking van de regio en de enige autochtone bevolkingsgroep van Chili die zich onder de Spanjaarden heeft weten te handhaven (video). Temuco is ook tot nu toe de enige plaats in Chili waar we veel indiaanse gezichten zien. De doorwaakte nacht in het vliegtuig helpt overigens niet echt om in de sfeervol verlichte ruimte van het museum klaarwakker te blijven. Steden en MarktenWe wandelen in Temuco naar de Mercado Municipal en de Mercado Libre, twee grote en bekende markten. De eerste is gesloten, het lijkt op brand; het moet een mooi gebouw geweest zijn. De tweede heet een van de grootste van Chili in zijn soort te zijn, met vooral levensmiddelen. Het vervolgens bezochte spoorwegmuseum was de plek waar in de tijd van de stoomlocomotief kolen en water werden aangevuld en reparaties werden uitgevoerd. Er zijn een draaischijf en een vulinstallatie. Helaas kunnen we niet in de locomotieven, want het dak waar ze onder staan is door de aardbevingen van 2010 en 2011 teveel beschadigd en daardoor te gevaarlijk. In typisch novemberweer, mistig en kil, rijden we naar de Salto del Laja, de grootste waterval van Chili. Hij is mooi, maar een sprankje zon zou hem nog veel mooier gemaakt hebben. Dan blijkt dat we een misverstand hebben over de route: we hebben de Salto del Laja, een waterval met (in het seizoen) natuurlijke zwembaden verward met het P.N. Tolhuaca, natuurlijke hete bronnen met ook een waterval. Het P.N. Tolhuaca staat op ons lijstje, maar we zijn er voorbij gereden. We hebben teveel behoefte aan warmer weer om honderdvijftig kilometer terug terug te rijden naar de gemiste warme bronnen en gaan daarom door naar Santiago. We overnachten weer in de tuin van een hostel; het is eigenlijk de enige optie als je niet wild wilt kamperen, omdat bijna alle campings buiten het seizoen dicht zijn. Santiago heeft mooie gebouwen, maar het is lang niet zo harmonisch als Buenos Aires. Dit komt onder andere doordat na aardbevingen in de vorige eeuw naar willekeur nieuwe betonnen gebouwen zijn neergezet. Het lijkt alsof er een prijsvraag is uitgeschreven wie het lelijkste gebouw kant ontwerpen. De belangrijkste bezienswaardigheden zijn rond het centrale plein, de Plaza de Armas en de Mercado Central, waar vroeger de overdekte markt was, maar nu vooral restaurantjes voor toeristen zijn. De Feria Libre verderop is de plek waar de eigen bevolking zijn boodschappen doet: een hal vol bloemen, maar vooral hal na hal met fruit en groente; veel keus en lage prijzen. Dit is ook de plek waar de mensen in de rij staan om te lunchen bij de kleine restaurantjes. Wij eten er soep boordevol schaaldieren en vis voor een prima prijs. Een andere highlight is het Museum voor Precolombiaanse Kunst, een schitterende collectie van beeldhouwwerk, edelsmeedwerk en textiel uit Centraal en Zuid Amerika uit de precolombiaanse tijd. Het is ongelofelijk hoe gaaf de stukken en het textiel van soms meer dan tweeduizend jaar oud gebleven zijn. Het museum is prachtig ingericht en verlicht; dat hebben we zat minder meegemaakt. Muziek bij de douaneWe gaan aan de westkant van Patagonië naar het noorden, waarbij we regelmatig de grens tussen Chili en Argentinië oversteken en van natuurgebied naar natuurpark rijden met bijna steeds uitzicht op diepblauwe meren en gletsjers en prima wandelingen maken over de uitstekende paden in de parken. De Cueva de las Manos is een UNESCO heritage site met de oudste rotstekeningen van Zuid Amerika. Het gebied werd twaalfduizend jaar geleden al bewoond door seminomadische jagers/verzamelaars die in families van vijfentwintig tot dertig personen samen leefden. Bijzonder is dat niet alleen tekeningen van dieren en jagers te zien zijn, zoals we die ook op andere plekken gezien hebben, maar heel veel handen van mannen, vrouwen en kinderen. De handen hadden een symbolische betekenis, onder andere als kenmerk van het gebied van een familie. De handen werden als negatief afgebeeld: door de verf over de hand te blazen die op de rots gehouden werd, werd het contour getekend. De rondleiding is wegens vandalisme verplicht met een gids. We hebben een privégids die we vragen haar de rondleiding in duidelijk Spaans te doen en dat gaat verbazingwekkend goed. Af en toe moet een woord in het Engels vertaald worden, maar omdat ze duidelijk, niet te snel en met niet teveel accent spreekt is het heel goed te volgen; toch niet voor niets al die woordjes geleerd. In Posadas, 120 kilometer verderop zijn ook rotstekeningen, maar de situatie is heel anders. De plaats is niet aangegeven, niet beschermd en er is niemand aanwezig. De tekeningen zijn minder mooi en minder talrijk dan bij Cueva de las Manos, maar het ook wel eens leuk zelf archeoloogje te spelen. Opvallend is de kleur van de stenen: er zit veel koper in, daarom zijn ze groen of hebben ze een echte koperglans. Bij Posadas liggen Lago Posadas en Lago Pueyerredón, twee meren die door een dunne strip land gescheiden worden (video). Het lijkt een dijk, maar is natuurlijk ontstaan. Door de harde wind ontstaan golven als aan het strand. De witte schuimkoppen contrasteren met het felblauwe water tegen een achtergrond van besneeuwde bergen. We blijken niet voor niets steeds getankt hebben als dat kon: het tankstation in het dorp en het enige in een cirkel van zeventig kilometer is dicht; er hangt alleen een handgeschreven briefje "No hay combustibles" (er is geen brandstof). Via een heel kleine grensovergang gaan we weer naar Chili. Aan de Argentijnse kant zet een beambte alle stempels in een gebouwtje waar de kippen omheen rennen. In een huiskamer achter zijn kantoor oefent een collega die geen dienst heeft op een accordeon. We hadden gehoord dat uit verveling vaak uitgebreid gecontroleerd wordt, ook bij verlaten van het land, maar het is nu te druk met zes motoren voor ons en een auto erachter. Aan de Chileense kant krijgen we een hand voor de procedure begint en loopt het verder vlot. We doen nog wat boodschappen in de grootste supermarkt van Cochrane, zo'n typisch, rommelig plaatsje dat ver weg ligt van alles. De supermarkt heeft wel een grote collectie ijzerwaren, maar groente en fruit zijn beperkt en slecht: peren hebben al rotte plekken als ze aangevoerd worden. We moeten voor drie dagen eten hebben en met moeite lukt dat: UTP (jargon voor pasta met uien, tomaten, paprika en salami of kaas), hutspot en trekrijst (jargon voor rijst met corned beef, doperwtjes, uien en salade voor zover voorradig). We rijden noordwaarts langs de Carretera Austral, de "route 66" van Chili, een weg van meer dan duizend kilometer door onherbergzaam gebied. Het is een continue ansichtkaart van meren en rivieren in alle tinten blauw en besneeuwde bergen. Bij Rio Marmól (video), uitgesleten rotsen in het water die een systeem van tunnels en pilaren gevormd hebben, delen we een bootje met Richard en Ashley uit Canada van wie we de blog al een tijdje volgen en die we heel toevallig op de camping tegenkomen. Zij zijn in achttien maanden uit Vancouver gekomen. SchoenenIn Coyhaique we zien in een bouwmarkt nog echte houtovens. Jan zoekt er nieuwe schoenen, maar we merken dat Nederlanders op grotere voet leven dan Chilenen, Jan's maat 46 lijkt voorlopig net een maatje te hoog gegrepen, hoewel we later alsnog passende exemplaren vinden. Gelukkig vinden we zo'n klassieke schoenmaker, een man van zeventig, die zonder machinepark maar op een krukje tussen de schoenen naast een kacheltje en met een schoen op zijn schoot aan het repareren is en ook nog echte nieuwe laarzen maakt. Voor €7,50 repareert hij twee paar die in Nederland als total loss afgeschreven zouden zijn. Het beste paar gaat volgens hem weer drie jaar mee. Als we wat op zondagochtend boodschappen doen bij de Unimarc, de grote supermarktketen van Chili, staan we een uur in de rij bij de kassa terwijl tweederde van de kassa's niet gebruikt wordt en wel medewerkers boodschappen in tassen doen. Het is hetzelfde als we ook in zuidelijk Afrika gezien hebben: wel personeel, hoewel niet zo overdadig als in Afrika, maar niet gekwalificeerd om achter de kassa te zitten. Een tandheelkundige praktijk voert een provisorische reparatie uit van de afgebroken kroon van Margriet waarvan de levensduur niet gegarandeerd kan worden en dat blijkt: 's middags laat hij al los. Balen dus, want nu moet er een nieuwe kroon komen. Het P.N. Queulat (video), onze volgende stop, is voor het grootste gedeelte nevelwoud en dat zullen we weten ook. We horen de druppels uit de bomen op de auto en lopen door een nevel van heel fijne druppeltjes. Overal is groen en op de meest onmogelijke plekken groeien allerei soorten mos. Steeds horen we water stromen. We lopen naar het meer, maar zien af van een lange wandeling met uitzicht op de "hanging glacier" die waarschijnlijk toch niet te zien is. Kus van de tandartsAls we voor de zoveelste keer weer in Argentinië zijn belanden we bij Tumalin op een camping waar je één dag wilt blijven, maar die zo goed bevalt dat je een aantal dagen blijft hangen. Hij heeft een echte leemoven die Margriet gebruikt om pizza en brood te bakken. We bezoeken de watermolen met bijbehorend museum (video) en er is een plaatselijk feest (video): het Fiesta del Trillo, het dorsfeest van Tumalin, is een gezellig gebeuren zonder teveel vaart waar iedereen iedereen kent met als hoogtepunt het gezamelijk zingen van het Argentijnse volkslied. Er zijn kraampjes met etenswaren, bijvoorbeeld twee koeien die in z'n geheel geroosterd worden, oude voertuigen en landbouwwerktuigen en een smederij. Wie nog traditionele kleding in de kast had hangen heeft die aangetrokken. In Tumalin moeten ook wat dingen geregeld worden. Een van de achterbanden loopt langzaam leeg. Er blijkt een spijker van een centimeter of acht in te zitten; je vraagt je af hoe zoiets erin komt. Ook hebben we een adres gekregen voor gas. We hadden in Chili al naar gas gezocht, maar de meeste gashandelaren daar wilden niet vullen en wie wel wilde kon het niet, zelfs niet met de uit Nederland meegenomen verloopstukken. Nu gaat het beter: nadat we onze gastank een uur hebben achtergelaten bij een soort achtertuinhandeltje is de tank gevuld met behulp van een speciaal voor ons gemaakt verloopstuk. Ook moeten we onze pesos aanvullen. De enige geldautomaat in Trevelin accepteert onze bankkaarten niet, dus uiteindelijk rijden we nog vijftig kilometer om in Esquel, de volgende grote plaats, geld op te nemen. We wandelen in Parque Nacional Los Alerces. Alerces zijn bomen die heel groot en heel oud kunnen worden, de oudste in het park is 2600 jaar. Omdat ze heel geschikt waren als bouwmateriaal staan ze bijna alleen op slecht toegankelijke plekken. Voor de oude boom moet je een boottocht maken, gevolgd door een wandeling door regenwoud. We willen dat graag doen, maar beginnen nu echt te merken dat we buiten het toeristenseizoen komen: als we informeren blijkt de boot anderhalf uur eerder vertrokken en gaat de volgende pas over vijf dagen. Daar gaan we maar niet op wachten. Tijdens onze wandelingen met schitterende uitzichten over drie meren en een gletsjer en langs hoge bomen en dikke, omgewaaide stammen zien we een levende alerce van "maar" driehonderd jaar en een exemplaar van ongeveer een meter dik dat na achthonderd jaar is afgebroken. In El Bolsón staan we twee nachten op het terrein van Klaus en Claudia, die voor onze WA-verzekering gezorgd hebben. Ze hebben veertien jaar met de moter over de wereld gereisd, tot ze in 2004 in Argentinië neerstreken en daar een boerderij hebben waar ze hun eigen voedsel verbouwen. Ze maakten hun motorreis in een tijd dat dat nog niet gebruikelijk was en gingen naar China en Tibet in een periode dat dat eigenlijk niet kon. Ze zijn daarmee in Duitsland heel bekend geworden. In Bariloche laten we een in El Bolson aanbevolen ortodontist voor nogmaals naar de tand van Margriet kijken. Het vervangen van de kroon kost minimaal een maand inclusief een keer of vijf terugkomen, dus dat is niet echt een optie; het zal wel Nederland worden om er iets aan te laten doen. De oude kroon wordt er wel weer ingezet, dus hopelijk houdt hij met heel voorzichtig eten een poosje. De behandeling is inclusief een kus van de tandarts voor Margriet bij het binnenkomen en weggaan; kom daar maar eens om in Nederland. Zeeleeuwen voerenWe rijden de Zevenmerenroute (video). We hebben intussen zoveel mooie meren en bergen gezien dat we behoefte krijgen aan iets anders. We beginnen ook wel naar de warmte te verlangen. We willen via Parque Nacional Lanin naar Chiloé, een Chileens eiland gaan en dan verder naar het noorden. De Monte Lanin is een vulkanische berg met een Mount-Fujiachtige vorm. We hebben een kleine weg door het park uitgekozen om de grens met Chili over te gaan. De weg is zo klein dat, in tegenstelling tot wat de kaarten zeggen, het niet mogelijk is om de grens over te geen en we teruggestuurd worden. We overnachten vlak voor de overgang die wel open zou moeten zijn om onze laatste groente en fruit op te maken voordat er weer een Chileen mee vandoor gaat. We gaan in Chili naar Valdavia aan de Stille Oceaan (video). Op de vismarkt bij het water wordt de vis schoongemaakt en de restanten worden achteloos achter de kramen neergegooid. Het is niet alleen een lekkernij voor de klaarzittende aalscholvers, maar ook voor een stel enorme zeeleeuwen die bij de kramen liggen te wachten en zo volgevreten zijn dat ze alleen de lekkerste hapjes uitzoeken. We moeten zelfs een keer opzij springen voor een zeeleeuw die een stukje door de markt schuifelt, op weg naar het water. We kijken onze ogen uit naar wat er te koop is: niet alleen geweldige vissen en schaaldieren voor spotprijzen, maar ook op de groentemarkt zien we een kwaliteit die we lang niet meer tegenkwamen. Geconfisceerde groenteIn Puerto San Julián onderbreken we het rijden een dagje. We laten de deur repareren die sinds het te hard openwaaien ontzet is, zodat hij niet meer open kan. Met een speciale truc is het binnen tien minuten geregeld. We willen een boottochtje naar een pinguïnkolonie maken, maar het waait te hard. Aan het einde van de middag worden we gebeld dat er toch nog gevaren wordt (video). We zien dolfijnen, een grote pinguïnkolonie en een grote aalscholverkolonie. De volgende dag rijden we het laatste stuk voor we de grens met Chili over zullen gaan. We kamperen achter een tankstation en truckers-ontmoetingsplaats; wel grappig, weer eens een andere vorm van de 24-uurs economie. Toiletten, warme douches, keuken, winkeltjes, wifi; alleen de douche moet betaald worden. Om in Vuurland te komen moeten we de grens over van Argentinië naar Chili, met de pont de Straat van Magelhaes over en dan weer de grens over naar Argentinië. De grens naar Chili voert langs vijf loketten. Zoals we ook bij de grens tussen Argentinië en Uruguay gezien hebben zitten de immigratie-officieren van beide landen broederlijk naast elkaar en gaat het paspoort rechtstreeks van de een naar de ander. Chili is ontzettend strikt dat geen groente, fruit of vlees ingevoerd worden. We hebben gehoord dat soms met honden gecontroleerd wordt en dat de boete wel €150 kan zijn, dus we nemen geen enkel risico. We hebben alles zoveel mogelijk opgemaakt en de ui, de aardappel, de knoflook en een witte kool die we nog over hebben blijven achter bij de grens. Welk Chileens gezin zou daar nu van eten? Gelukkig komt onze dure kaas wel door de ballotage. Het is goed dat we weten dat een tijdelijk invoerbewijs voor de auto in elk Zuidamerikaans land heel belangrijk is. Als je het niet hebt heb je grote problemen als je het land weer uit wilt; in het ergste geval wordt je teruggestuurd naar de grens waar je binnen kwam. De Argentijnse douane wil ons zonder een exemplaar wegsturen en pas na aandringen wordt hij gemaakt. We rijden onlangs de grenzen en de ferry toch nog 460 km en vinden uiteindelijk een prima wildkampeerplek. Dat is vaak nog niet zo gemakkelijk, omdat we niet in het zicht langs de doorgaande weg willen staan en er nauwelijks zijwegen zijn die niet met hekken zijn afgesloten. Het landschap wordt weer wat afwisselender, de wolkenluchten zijn prachtig. The end of nowhereUshuaia (video) is de meest zuidelijke stad ter wereld (als je een klein plaatsje in Chili niet meetelt tenminste). Overigens is meest zuidelijk een betrekkelijk begrip: het ligt dichter bij de evenaar dan Kopenhagen. Het landschap is totaal veranderd in vergelijking met de eindeloze pampa: bergen met bergmeren en besneeuwde toppen. Veel bomen hebben hebben een lichtgroene waas, het blijkt mos te zijn dat over alle takken hangt. De meeste bezoekers aan Ushuaia komen voor een bezoek aan Antartica, maar dat willen we maar laten schieten, want zelfs een last minute waar je soms een paar weken op moet wachten kost zevenduizend dollar per persoon. Alles is ontzettend duur, tweehonderdvijftig dollar per persoon voor een boottocht van drie à vier uur en acht euro voor een potje Nutella. We hebben een gezellige avond met Dave en Meryl, Engelsen die met een prachtig voertuig rondreizen. In Ushuaia doen we onderhoud met spullen die we uit Nederland hebben meegenomen, maken bij prachtig weer een tochtje langs de baai, een blauw meer met besneeuwde toppen op de achtergrond en onder een bewolkte lucht een ritje langs het Beaglekanaal.In het Parque Nacional del Tierra de Fuego maken we een paar wandelingen langs het blauwe water met witte sneeuwtoppen op de achtergrond. Als we Chili weer in gaan hebben we al onze groente en al ons fruit opgegeten of gekookt en dat is maar goed ook, want de controle is grondig. We kamperen wild op een mooie plek aan zee. Er is geen beschutting, maar de lucht is blauw en er is weinig wind, dus het is prima. In Chili steken we met de ferry over van Porvenir naar Punta Arenas. De ferry gaat maar één keer per dag en we hebben gelezen dat je beter kunt reserveren, maar het gaat allemaal goed. We zijn waarschijnlijk al ver genoeg uit het vakantieseizoen. Het is prachtig weer en we zitten heerlijk op het dek. Vriendelijke mensen, die Chilenen. We lopen een willekeurige apotheek binnen omdat we internettoegang met onze nieuwe SIM-kaart niet aan de praat krijgen. We hebben de helpdesk gebeld, maar hoewel het Chileense Spaans beter te verstaan is dan het Argentijnse gaat het allemaal een beetje te snel en van Engels hebben ze er nog nooit gehoord: "Neem maar een vertaler" is de reactie. Twee mensen bij de apotheek zijn er een half uur mee bezig, maar dan lukt het. In Punta Arenas kunnen we weer eens lekker boodschappen doen na de armoede door de grens. Het lijkt goedkoper dan in Argentinië. We staan bij een hostel met uitzicht op restanten van jarenzestig auto's. We gaan naar het openluchtmuseum waar replica's van drie historische schepen te zien zijn, onder andere de Beagle, waarmee Charles Darwin gevaren is. StormWe zijn Vuurland uit en rijden richting de Andes. Het doel is Nationaal Park Torres del Paine (video). Het eerste stuk is nog vlakke, kale pampa, maar langzaam verschijnen de hoge, besneeuwde toppen en de turquoise meren onder impressionistische wolkenpatronen. Het is kalenderplatenlandschap: steile, met sneeuw bedekte bergtoppen met daarvoor water in een onwaarschijnlijke kleur blauw. Bij het wandelen is het drukker dan we lang op vergelijkbare punten hebben meegemaakt, we moeten aan onze zomervakanties in de Pyreneeën denken. We hadden het ook al op de camping gemerkt; toen we gingen slapen waren we er bijna alleen, de volgende ochtend stonden er een stuk of tien auto's met tenten van weekendbezoekers. We krijgen ook te maken met de beruchte Patagonische storm. Als we wandelen waait het bij vlagen zo hard dat we ons alleen op een holletje voort kunnen laten blazen en moeten proberen niet te vallen. We moeten heel zorgvuldig een plekje zoeken en Dappere Dodo in de goede richting zetten om schade te voorkomen. Een van de nadelen van Dappere Dodo die we kenden toen we hem kochten is dat het niet mogelijk is te slapen met het dak naar beneden. Bij andere modellen kun je in noodgevallen een kleiner bed op tussenniveau maken, maar bij ons gaat dat niet omdat we hoge kastjes hebben. Slapen met dicht dak is nuttig als het te hard waait of als de omgeving onveilig lijkt. Tot nu toe hebben we nooit problemen mee gehad, In Dubai zijn we een keer van het strand weggegaan wegens de wind en in de stad gaan staan, maar dat was alles. In de loop van de avond doen we het dak naar beneden en overleggen wat we gaan doen als de wind niet gaat liggen. Kussens van de bankjes op de vloer leggen voor de een en een stoel voorin voor de ander en halverwege de nacht wisselen. Geen echt aantrekkelijk idee. Tegen de tijd dat we naar bed willen lijkt de wind iets minder te worden en doen we het dak weer open. Als we er goed en wel in liggen steekt de wind weer op. We blijven toch maar liggen en controleren een paar keer het tentdoek, maar alles lijkt heel te blijven. Alleen slapen met het harde geklapper van het tentdoek en schuddend in ons bed zit er niet in. Halverwege de nacht wordt het iets rustiger, zodat we toch nog een paar uur kunnen slapen. We wandelen naar het uitzicht op een gletscher waarvan het smeltwater in een helder blauw meer stroomt. In het meer liggen stukken ijs en sneeuw die een merkwaardige blauwe kleur hebben. Is dit nu het poor-men's Antartica? De rest van de dag doen we rustig aan, we voelen toch de korte nacht. Instortend ijsDe grensovergang onderweg naar El Calafate in Argentinië is kleiner dan waar we eerder waren. Formulieren worden met de hand ingevuld met carbonpapier en de autogegevens worden zorgvuldig in een heel groot boek geschreven. We moeten weer even aan Afrika denken. We verkijken ons ook weer op hoe leeg het hier is: we rekenen erop onderweg vers brood voor de lunch te kopen, maar gedurende de hele rit van 275 km komen we geen enkel dorpje tegen; we lunchen om half vier op de camping. Namen op de kaart zijn van regiokantoren of een tankstation waarvan voor het tanken eerst de dieselgenerator gestart moet worden. Op de camping van El Calafate komen we een Duits gezinnetje dat met een dochter van zes jaar en een van elf maanden al twee maanden door Zuid Amerika aan het fietsen is. Petje af! De jongste dochter is al een paar dagen ziek, dus Dappere Dodo mag even voor ambulance spelen, maar niet zo'n goede: pas bij het derde ziekenhuis dat we op Open Streetmap vinden kan ze na een slingertocht door El Calafate terecht. We hebben over El Calafate verhalen gehoord van anderhalf uur wachten bij een tankstation en van lege pinautomaten, maar daar hebben we geen last van; hoewel er nog veel toeristen zijn is het hoogseizoen voorbij. Een kleine mijlpaal: we hebben (op de teller) meer dan honderdduizend kilometer met Dappere Dodo gereden. Glaciar Perito Moreno (video), de reden om naar El Calafate te gaan, is een highlight van een reis naar Zuid Amerika. Het is een gletscher die vanaf de bergen aangroeit en langzaam afbrokkelt in het meer. Het is een prachtige dag met een strakblauwe lucht en een aangename temperatuur en we zijn op de beste tijd van het jaar, aan het einde van de zomer, om het afbrokkelen te zien; niet voor niets staan professionele fotografen en filmers klaar met hun apparatuur om de jaarlijkse ineenstorting (ruptura 2016 horen we op de radio) vast te leggen De reisgids waarschuwt dat de meeste toeristen zich tevreden moeten stellen met de geluiden en de kleuren, maar wij hebben geluk. We horen het rommelen als van onweer ver weg, we zien de gekromde punten waar kobaltblauw licht doorheen schijnt, die aan een ontwerp van Gaudi doen denken. Maar we zien ook hoe regelmatig met veel geraas grote stukken afbreken en in het meer storten. Een tunnel waar smeltwater doorheen stroomt stort grotendeels in. El Chiltén in het noordelijke deel van het Parque Nacional de los Glaciares (video) is een uitstekend wandelgebied. Op de camping herkennen we de recreatieruimte van de foto's van overlanders die hier dagen wachtten op mooi weer om een trek te gaan maken. De eerste dag begint slecht: bij het ontbijt laat een kroon van Margriet los. We gaan naar het lokale gezondheidscentrum waar tot onze verassing een tandarts zou moeten zijn, maar die is een maand weg en worden we verwezen naar El Calafate, driehonderd kilometer terug. Daarom wagen we het er voorlopig maar op om verder te gaan zoals gepland. De begint blauw met donkere wolken, maar het trek snel helemaal dicht en het begint te miezeren. Overal zien we rugzaktoeristen, hangend en wachtend op beter weer, liftend om uit de regen weg te komen of dapper fietsend. De volgende ochtend worden we wakker onder een blauwe lucht en maken daarom alsnog de wandeling naar het Fitz Roy viewpoint, een prima trip met perfecte plaatjes. Carnet de PassagesWe zien ook dat de ADAC de borg voor ons Carnet heeft teruggestort. Dat is eenvoudig gegaan: Carnet met tijdelijk invoerbewijs van Uruguay en Argentinië teruggestuurd en dat was alles; binnen een paar dagen kwam het geld. Prima organisatie de ADAC. We mogen blij zijn dat we als Nederlanders met de ADAC te maken hebben (uitbesteed door de ANWB), beter dan ongeveer alla andere automobielverenigingen.
Buenos Aires, adiósNa de cursus Spaans zijn we nog een paar dagen in Buenos Aires. We maken de street art tour, een wandeling van ongeveer drie uur langs el selectie van de muurschilderingen die je overal in buenos Aires vindt. In Buenos Aires is alleen toestemming van de muureigenaar nodig om street art te mogen maken en er is door de politieke historie een cultuur ontstaan waar dat vaak gebeurt. De laatste dag gaan we naar Tigre, aan het begin van de Rio de la Plata delta, ongeveer een uur met de trein; wel weer eens fijn om even de stad uit te zijn (video). "Echt leven" zien we weinig tijdens de rondvaart die we maken: het zijn vooral weekend- en vakantiehuizen. We zijn blij dat we eindelijk verder kunnen, maar neemt vooral Jan toch met een beetje pijn in het hart afscheid van Buenos Aires. Na meer dan drie weken zijn we ons er helemaal thuis gaan voelen en lijkt het of we er gewoond hebben. We steken met de boot over naar Colonia de Sacramento in Uruguay. Colonia was de eerste nederzetting van de Portugezen in Zuid Amerika en staat nu op de UNESCO werelderfgoedlijst. Het is een leuk plaatsje met een mooi oud centrum. We overnachten in een AirBnB en gaan de volgende dag met de bus van Colonia terug naar Montevideo waar we weer hartelijk worden ontvangen door Lílian. CarnavalDoordat Dappere Dodo de vrijdag voor het carnavalsweekend aankomt moet we twee dagen extra wachten. Voordeel is wel dat we het carnaval in Montevideo kunnen meemaken; het is een van de plekken waar dat het uitbundigst gevierd wordt. Het bestaat uit twee delen: veertig dagen voorstellingen in een groot theater en twee dagen mallejas (optochten). De voorstellingen gaan over lokale situaties in snel Spaans en zijn dus voor ons niet weggelegd. De optocht op de eerste avond lijkt veel op het feest van vorige maand. Het is jammer voor de foto's dat het pas 's avonds begint, maar begrijpelijk gezien de temperatuur. De tweede avond is de finale. Er staan rijen bankjes waarvoor van te voren een kaartje gekocht had moeten worden. We gaan op een willekeurige vrije plek zitten en hebben geluk: we zitten er twee uur voor de rechthebbenden komen opdagen. Het is een kleurrijke vertoning waarbij alle groepen hetzelfde patroon volgen: mannen die met grote vlaggen zwaaien, dansende vrouwen met prachtige, soms weinig verhullende kostuums, enkele oudere paren en een groep drummers. Iedere wijk heeft zijn eigen groep. De optocht is nog in volle gang als we tegen twaalven gaan we naar huis gaan, maar we hebben weer geluk: vijf minuten nadat we binnen zijn gaat het gieten en blijkt de rest van de optocht te worden afgelast. Die wordt de volgende avond ingehaald, zodat we niet alleen een extra voorstelling krijgen, maar ook zonder problemen een zitplaats op de eerste rij vinden (video). Eén middag gaan we op zoek naar Yasha en Jürgen, een Australisch/Duits paar dat al heel lang in Zuid Amerika rondreist en nu in Montevideo staat. Het valt op in Montevideo dat op zoveel plekken krediet wordt aangeboden, niet alleen op grotere produkten, maar ook door allerlei kantoortjes en dat werkelijk woekerrentes gevraagd worden: 6000 peros terug te betalen in 12 termijnen van 620 pesos. Dat komt op zo'n procent of 40; er is dan wel veel inflatie, maar toch… We kunnen verder weinig doen dan wachten, Spaans leren en een keer een markt bezoeken (video). We zien later hetzelfde in Argentinië: in de supermarkt wordt gevraagd of je de boodschappen in termijnen wilt betalen. Eindelijk, Dappere Dodo terugWe hebben al het papierwerk dat voor aankomst van Dappere Dodo gedaan kon worden gedaan en al verlekkerd naar de boot staan kijken, maar op de woensdag na carnaval gaat het echt gebeuren; we zouden donderdagmiddag weg moeten kunnen. Met Eduardo, onze clearing agent gaan we een stuk of vijf dollarhongerige loketten en nog wat andere onduidelijke kantoortjes af. Even dreigt nog vertraging door de zoveelste fout van de Namibische shipping agent, maar Eduardo die iedereen kent lost dit op. Er zijn mensen die proberen hun auto zonder clearing agent het land in te krijgen, maar we zijn blij dat we een agent hebben. Bijna drie maanden nadat we Dappere Dodo in Walvisbaai de container inreden rijden we in Montevideo het haventerrein af. We kunnen eindelijk weer eens buiten overnachten in plaats van in een huis in de stad. We rijden naar Paraisa Suiza, een goede camping om een trip te beginnen en te eindigen, maar het is wel een beetje een incrowd van Duitse bejaarden waar we ons niet helemaal thuis voelen. hoewel onze eigen plek weer veel goed maakt. We zijn de hele dag om de auto weer klaar te maken voor langere afstanden, kleding te luchten en te wassen en alles wat we hebben meegenomen een plekje te geven. Voor de onvoorziene maand in Buenos Aires hebben we extra kleren moeten meenemen en die moeten nu allemaal weer een plekje krijgen. Ook rijden we 75 km heen en weer naar een behoorlijke supermarkt. Wat dat betreft verschilt het niet zoveel van Namibië. We willen graag snel verder en besluiten daarom niet direct alle uit Nederland meegenomen spullen in te bouwen. Het belangrijkste dat we eerst moeten regelen is gas: we mochten geen volle tanks op de boot meenemen en ieder land in Zuid Amerika heeft een ander systeem. Ondanks de collectie verloopnippels die we in Nederland gekocht hebben is het vlot kopen van gas dus niet vanzelfsprekend. We gaan achter gas aan bij een distributiecentrum, maar dat is in het weekend dicht, dus we gokken er maar op dat het in Argentinië lukt. Vanaf Colonia varen we terug naar Buenos Aires en belanden bij een camping 70 km van de stad. Volgens iOverlander, de bijbel voor zuidamerikareizigers, is er in Buenos Aires een winkeltje aan huis dat gas verkoopt. Het treft: het winkeltje is op zondagochtend open en kan zonder problemen onze Zuidafrikaanse tanks vullen. Dit betekent dat we nu eindelijk echt op weg kunnen. 3000 kilometer pampaWe beginnen aan de 3000 km naar Ushaia in Patagonië. De eerste echte etappe is de pampa van de verhalen: kaarsrechte wegen langs eindeloze velden met hoog gras met héél veel grazende koeien, af en toe afgewisseld door een veld met zonnebloemen. We rijden verder naar een camping die een combinatie van kerk, museum, hotel, dagrecreatiestrand en museum is, heel apart. De weg vervolgt als een eindeloos recht traject met alleen pampa en nauwelijks mensen, een soort woestijnrit, maar dan in het groen; kaarsrechte wegen, zodat je 's ochtends kunt zien waar je 's avonds kampeert. Op een omweg die we maken hebben we weer eens gravel, soms door diepe plassen. Voor de eerste keer sinds we met Dappere Dodo op reis zijn gebruiken we de DiffLock. Het karakteristieke Patagonië kenmerkt zich door vooral lage struiken, nauwelijks bomen, leegte en een voortdurende harde wind. Nu is het zomer en schijnt de zon lekker, maar hoe is het in de winter? Wanneer we een keer koffie willen gaan drinken waait het zo hard dat een van de portieren met een klap open slaat en daarna niet meer open wil omdat de scharnieren ontzet zijn. Gelukkig lost een garage het probleem met een prop textiel en een schroevendraaier binnen tien minuten op. Argentijnen kamperen graag en niet allemaal met een caravan of camper, maar nog gewoon met een tent. Onder de campers zie ze wel hebben zijn heel bijzonder old-timer-exemplaren. Aan het einde van de eerste dag is het nog even schrikken: we pikken op de camping met Dappere Dodo een draad mee die boven de grond naar een lantarenpaal gaat die zo verroest is dat niet de draad breekt, maar de bovenkant van de lantarenpaal die tegen Dappere Dodo aan slingert. Gelukkig hebben we geen schade. Voor het eerst sinds heel lang kamperen we weer eens wild, op een mooie plek aan zee. Hoewel we in verband met de naderende winter niet teveel tijd willen verliezen kunnen we toch nog wat sightseeën. We maken een wandeling in Sierra de la Ventana, een steile klimpartij door een beek, we zien een van de grootste zeeleeuwenkolonies ter wereld in Punta Bermeja en gaan op zoek naar een grote papegaaienkolonie. We bezoeken Península Valdés, een UNESCO world heritage site, beroemd om zijn dierenkolonies (video). We zijn niet op de goede tijd voor walvissen, maar we zien wel zeeleeuwen, zeeolifanten en pinguïns. De zeeolifanten zijn bijzondere dieren: ze kunnen wel een kilometer diep duiken en anderhalf uur onder water blijken; een volwassen exemplaar weegt tweeduizend kilo. Leeftijd en postuur geen bezwaarDe reis van Bladel naar Montevideo verloopt zonder incidenten, maar is wel een hele zit. We overnachten bij Lilian in een via AirBnB gevonden een huis waar vier generaties wonen en niemand iets kan weggooien: het ligt vol met snuisterijen, plakboeken en oude schoolboeken, tussen de planten staat ergens een kerstboom; geweldig. Alleen het transport van Dappere Dodo wordt steeds zorgelijker: de geschatte aankomstdatum is weer 11 dagen naar achteren geschoven en bovendien hebben we geen duidelijkheid over waar hij is en met welk schip hij de oversteek naar Montevideo maakt. Maar na een afspraak met de clearing agent die de inklaring in Montevideo zal afhandelen wordt het aanzienlijk helderder. Hij wijst ons naar een plek op internet waar de de status van de container kunnen vinden. De laatste aankomstdatum wordt bevestigd en we kennen nu ook de route. Hij blijkt een stuk meer van de wereld te zien dan wij: een maand op de kade in Namibië, daarna naar Kaapstad, op een tweede schip via Las Palmas en Londen naar Rotterdam en daarna op een derde schip via Londen, Hamburg, Antwerpen, Le Havre, twee plaatsen in Brazilië en Buenos Aires naar Montevideo. Later realiseren we ons dat Dappere Dodo net voor carnaval aankomt. Het goede nieuws is dat we carnaval in Montevideo gaam meemaken, een plaats waar dat uitgebreid gevierd wordt, het slechte nieuws is dat het nog langer zal duren voor we met Dappere Dodo op pad kunnen. Onze laatste dag in Montevideo is een nationale feestdag. We lunchen in een ouderwetse boekwinkel met restaurant. 's avonds gaan we met Lilian naar de festiviteiten: luid trommelende, met vlaggen zwaaiende en met veel plezier dansende groepen. Leeftijd en postuur zijn hierbij geen enkele beperking (video). Blue dollarMet een speedboat zijn we binnen drie uur in Buenos Aires. Sinds de regeringswisseling zijn de officiële wisselkoersen weer ook de werkelijke koersen, dus het is niet meer nodig op straat te wisselen, hoewel dat nog volop wordt aangeboden: de bekende blue dollar. Toch is de aandrang groot dat de volgende keer weer wel te doen: we staan anderhalf uur te wachten om te wisselen bij de bank, want er zijn wel zes mensen voor ons; later blijken pinautomaten probleemloos te werken. We zitten twee nachten in een hostel midden in het centrum. Ons hostel heeft echte jeugdherbergkarakteristieken: we krijgen een polsbandje en moeten twee blikjes bier naar binnen smokkelen. Daarna verhuizen we van het hostel naar de homestay van Valeria en Gislano. Het is een smaakvolle, goed ingerichte plek met een mooie keuken. We gaan het er wel drie weken uithouden. Buenos Aires bevalt prima en de gebouwen, het groen, de parken en de dynamiek doen net als Montevideo in veel opzichten aan Barcelona denken, maarhet is levendiger, heeft meer Franse accenten en is beter onderhouden. Ook de grote culturele belangstelling is opvallend: niet alleen zijn er heel veel boekhandels, maar ook krijgen artiesten die in de ondergrondse komen spelen steevast applaus en ook bijna altijd geld. Ook de correctheid valt op, in een keurige rij op de bus wachten en als we bij de bakker niet meteen in de gaten hebben dat er nummertjesautomaat hangt en daardoor een nummertje van "na onze plaats" hebben wordt spontaan aangeboden nummertjes te ruilen. Kom daar in Nederland maar eens op, zeker als het brood bijna op is. Winkels zijn duur en hebben een beperkt assortiment: basisvoedsel als pindakaas vind je in de Chinese wijk, naturel yoghurt en blikjes sperciebonen vinden we niet terwijl een pot Nutella €8 moet opbrengen. De Argentijnse specialiteit empanados (gevulde deeglapjes) en restaurants waar je uit heel veel gerechten kunt kiezen en per kilo afrekent vallen wel in de smaak. Spaanse lesDe volgende weken hebben we iedere dag Spaanse les bij El Pasaje (zie beschrijving), de eerste week 's middags, daarna 's ochtends waarin we onze kennis van 35 jaar geleden ophalen en heel veel bijleren. Met het nodige huiswerk een behoorlijke klus. De docenten spreken het lokale accent en op normale snelheid "omdat dat is wat je buiten op straat hoort", maar maken met hun lichaamstaal vel duidelijk. Onze huisgenote, Melissa, blijkt in dezelfde groep te ziten. Latino temperamentUiteraard hebben we ook tijd voor bezienswaardigheden, zoals Ricoleta, een wijk met onder andere heel grote, oude bomen en een beroemd kerkhof. De graven zijn kunstwerken, allemaal anders en zo groot als tuinhuisjes. Ook gaan we naar El Ataneo een gigantische boekhandel in een voormalig theater compleet met toneel, balkons en een plafondschildering. Helaas hebben ze er geen fatsoenlijk vogelboek. Dat vinden we even later wel in een veel kleinere boekhandel; niet goedkoop en weliswaar in het Spaans, maar daar doen we uiteindelijk een cursus voor. Op zondag gaan we naar de oude wijk San Telmo: een eindeloze, kleurige rij kraampjes met de meest uiteenlopende spullen. Na Afrika valt het des te meer op met hoeveel meer fantasie de dingen bedacht worden. Niet twintig kramen met exact hetzelfde, maar heel veel variatie. Aan het einde van de middag wordt de markt op het centrale plein leeg gemaakt om ruimte te maken voor de tangodansers: eerst door een professionele dansers, daarna door iedereen die daar zin in heeft, jong en oud, mooi en lelijk, hoge hakken en sportschoenen, wat een fantastische stad toch. En direkt ernaast een terrasje inde avondwarmte; het kan allemaal minder. We eten in de wijk Palermo, een leuke wijk met veel terrasjes een keer empanadas met Maarten en Marion die net als wij op hun auto wachten en die we eerder in Zimbabwe ontmoet hebben. Ook in Palermo gaan we met Gislano en Valeria naar een milonga, tango dansen zoals de Argentijnen dat zelf doen. Niet veel zwaaien met armen en benen, maar zorgvuldige, gebalanceerde passen. Mannen hebben het initiatief in de dans zelf en ook bij het vragen van de danspartners. Onze gastvrouw legt uit wat ze doet om te zorgen dat ze met de mannen danst met wie ze wil dansen, een heel ritueel. Desondanks wordt Jan die denkt veilig te zijn prompt door een onbekende dame ten dans gevraagd (het blijkt dat de zaal waar we zijn een uitzondering is en dat daar vrouwen wel het initiatief kunnen nemen); hij neemt na nul tangolessen de uitnodiging maar niet aan. Ook Maarten en Marjon komen nog even kijken. Zij zijn snel weer weg want ze kunnen de volgende dag hun auto ophalen. Op de Plaza de Mayo, het beroemdste plein van Buenos Aires, zien we de rondgang van de Madres de Plaza de Mayo die veertig jaar na de laatste dictatuur waarbij 30.000 mensen verdwenen nog steeds wekelijks oproepen tot het berechten van de schuldigen aan het verdwijnen van hun kinderen. We zijn in Argentinië in een turbulente politieke periode: de centrumrechtse regering is bezig om economische uitwassen te repareren, maar heeft minder oog voor de sociale problemen die mensen ervaren. Hier verschillen met latino-temperament de meningen over. |
NieuwsbriefWanneer het internet te langzaam is of gecensureerd wordt kunnen we soms onze site niet bijwerken. We publiceren dan een nieuwsbrief. Meld je aan voor updateberichten om hem te ontvangen.
BlogBlog van onze reizen. Selecteer "Trip ..." in categoriën hieronder om een specifieke reis te kiezen en "Land..." voor een bepaald land.
Categorieën
All
Archief
January 2020
|