Terug naar Zuid AmerikaMet een vertraging van 3.5 uur door een technisch probleem op Schiphol komen we in Lima aan. Afgezien van de confiscatie van drie appels en een mandarijn komen we ook goed het land in en snel bij het hostel. De vertraging is uiteindelijk goed voor een compensatie door de KLM van een tegoedbon van € 800, dus al met al nog niet zo slecht. Wanneer je Peru binnenkomt krijg je een tijdelijk invoerbewijs (TIP) voor je auto voor drie maanden. Wanneer je over deze periode heengaat wordt de auto geconfisceerd. Hoewel we ondanks de reis naar Nederland verwachten binnen drie maanden weg te zijn hebben we geen risico genomen en de TIP laten onderbreken, een lastig proces. We hebben toen veel hulp gehad van Ernesto van Xplore Peru 4x4. Zie hier voor een beschrijving van het proces. De procedure om een schorsing van de TIP ongedaan te maken in bijna net zo moeilijk als om hem te starten. Gelukkig helpt Ernesto weer geweldig. We maken en verzoekschrift dat bij de douane wordt ingeleverd. Dat wordt naar de grens gestuurd waar we binnenkwamen waarop een nieuwe tijdelijk invoerbewijs gemaakt moet worden. Het gaat allemaal per reguliere post. We kunnen gelukkig al wel met Dappere Dodo rijden, maar we kunnen pas het land uit als we het nieuwe document hebben. We halen Dappere Dodo op in de garage; hij staat er prima bij en daarna naar de camping om ons te organiseren. Wanneer onderweg zijn in NoordPeru belt Ernesto over het tijdelijk invoerbewijs. We hoeven niet op de post te wachten, maar kunnen met de e-mail van de douane de zaak aan de grens regelen. De e-mail komt dezelfde middag binnen, waardoor we onze planning weer in eigen hand hebben. We besluiten dat we nog een keer uit eten willen in Lima en daarom nog een dag te blijven. We willen een pakje babykleertjes versturen. Uiteindelijk lukt dat met kopieën van Jan's paspoort, vingerafdrukken en het paspoortnummer van Margriet. Wanneer we water bijvullen blijken we lekkage te hebben, waarschijnlijk door een knik in een slang. We repareren zo goed mogelijk, maar het wordt vooral voorzichtig water tanken. Het laatste PeruLima uirijden is meestal een worsteling, maar omdat het zondagochtend is valt de drukte mee. De weg is niet inspirerend: kaal, droog en vol afval. We stoppen in Parque Nacional de Lachay, een gebied dat nu droog is, maar in de natte tijd groen; niet nat van de regen, maar van de mist van zee. We lezen op borden dat alle dieren in het park beschermd zijn. Dat geldt waarschijnlijk speciaal voor vliegen. We denken niet dat we er ooit zoveel bij elkaar gezien hebben. Margriet besluit daarom buiten te koken, voor het eerst sinds heel lang weer eens op een houtvuur. Na een stop aan de Laguna Albufera, vol met watervogels, gaan we naar Caral. Het is de opgraving van de oudste stad van Amerika, ca. 5000 jaar, vergelijkbaar met Egypte. In 25 jaar zijn 18 grote openbare en religieuze gebouwen opgegraven en het archeologische werk is nog in volle gang. Er kon veel hersteld worden, want de bewoners kenden nog geen metaal en aardewerk en de plek was daardoor niet interessant voor plunderaars. Koken gebeurde door groente en vlees tussen hete stenen te leggen, vloeistoffen werden verwarmd met een hete steen in een kalebas. Omdat Caral in extreem droog woestijngebied lag, was men voor water volledig afhankelijk van de rivier die maar een klein deel van het jaar stroomde; er werden ingenieuze systemen ontwikkeld om toch het hele jaar water te hebben. Door gortdroog woestijngebied waar geen sprietje groen te zien is rijden we verder naar het noorden.We besluiten om maar eens een opgraving over te slaan en rijden zonder problemen verder hoewel we door een gebied komen waar in het verleden geapende roofovervallen geweest zijn. We krijgen bericht dat het tijdelijk invoerbewijs rond is en dat we de laatste plaatsen hebben op de Galapagos-cruise die we hebben uitgezocht. Als onze kampeerplaats bovendien zo'n plek blijkt te zijn waar je graag een paar dagen langer blijft kan de dag niet meer stuk. Op de boulevard bij de camping zien we een heel oude Volkswagenbus. Het is de Paraguayaan die van plan is om in tien jaar de wereld rond te reizen en die we in Ushuaia, het zuidelijkste puntje van Argentinië, al ontmoet hebben. De opgraving Chan Chan uit de dertiende eeuw is de grootste lemen stad ter wereld. Chan Chan was het centrum van het Chima-rijk, een stad van voor de Inca's waar 60.000 mensen woonden. Alles was van leem gebouwd en veel heeft zwaar geleden onder overstromingen t.g.v. El Niño, maar er is een mooi gerestaureerd paleis dat we bezoeken. Binnen dikke muren met één streng bewaakte toegangspoort woonden de koning en notabelen. Er zijn decoraties van pelikanen en de zee. Een bijzondere gewoonte was dat wanneer de koning stierf ook zijn hele hofhouding geofferd werd. Daarna werd het paleis verlaten en begon de volgende koning in een nieuw gebouw. De gewone bevolking mocht er alleen komen om belasting te betalen, allemaal in natura. Na het bekijken van Huaca Esmeralda en Hack Arca Iris, twee tempels met andere decoraties gaan we Trujillo in. We lunchen er goed, maar de plekken waar volgens LP in honderden jaren weinig veranderd is vinden we niet. Alle voorbereidingen om met Dappere Dodo Peru uit te komen hebben resultaat gehad. De grenspost is al op de hoogte van onze komst en binnen twintig minuten kan Dappere Dodo het land uit. Maar als we denken even snel een uitreisstempel in ons paspoort te halen komen we bedrogen uit. Er is een fout gemaakt bij onze terugkeer uit Europa, zodat het systeem niet weet dat Jan in het land is. Er wordt na veel peinzen, op het hoofd krabben en bellen een handgeschreven verzoek gemaakt, eerst in het klad en daarna overgeschreven in het net, dat naar Lima gestuurd wordt om Jan alsnog in het systeem te krijgen. Uiteindelijk krijgt Jan na 2,5 uur en veel zeuren zijn stempel, hoewel de formaliteiten nog steeds niet rond zijn (stel je voor dat hij op een Interpol-lijst staat). Groen EcuadorEcuador inreizen gaat zonder problemen. Het eerste dat opvalt in Ecuador is dat het veel schoner is dan Peru en zo ontzettend groen. Op het laatste stuk weg, dat op zich prima is, is het wel oppassen geblazen: er liggen grote brokken steen op de weg die kennelijk bij de laatste bui naar beneden gekomen zijn. Diesel is aangenaam goedkoop, ongeveer een kwartje per liter. Het eerste tankstation is net uitverkocht als we er komen, maar dat is gelukkig niet symptomatisch: bij de volgende tanken we vol. We kamperen een dag bij een versteend bos (video), met ook mooie bloemen en bomen en rijden naar Vilcabamba op ongeveer 2500 meter. Wat is het overal groen in vergelijking met Peru. Maar ook zien we ernstige erosie en weer de wegen vol brokken steen liggen. We hebben gehoord dat je brood kunt bestellen in het winkeltje bij het park waar we kamperen en we gaan informeren: „Heeft u morgen brood?" „Ja, ik heb er drie." „Hoe groot zijn ze?" Er komt een zakje met drie broodjes tevoorschijn. „Zo groot." „Hoe laat heeft u ze morgen?" „Wanneer u wilt." „Zijn ze vers?” „Nee, want morgen komt de bakker niet." Vilcabamba is een klein, gezellig plaatsje met veel Amerikaanse gepensioneerden. We ontmoeten Sancho en Carol weer, Braziliaanse overlanders die we al uit Lima kenden en met wie we wellicht een container naar Europa gaan delen. We doen een geslaagde poging om een gastank te vullen uit een gastank van de camping. De keerzijde van prachtig groen is dat het vaak regent. Zo ook nu. We slaan boodschappen in voor een paar dagen P.N. Podocarpus, maar daar aangekomen komen we de eerste middag nauwelijks de auto uit. De volgende dag is het weer beterom te wandelen. Het park varieert in hoogte van 800 tot 2800 meter. We hebben voor de lage kant gekozen:er is meer te zien en het wandelt aangenamer. Het is een pad dat in het algemeen goed begaanbaar is, maar soms zijn er ook smalle, glibberige stukjes of liggen er grote bomen over het pad vlak naast een diepe afgrond naar de rivier. Maar wat een variatie aan planten en tinten groen. In Saraguro woont een groep mensen die afstammen van indianen die in de Inca-tijd gedeporteerd zijn van het gebied rond het Titicacameer, als manier om het Inca-rijk te consolideren. Nog altijd hebben ze aparte kleding, gewoontes en een beetje andere taal. Er zou op zondagochtend markt moeten zijn. De markt is er niet (behalve de Mercado Municipal), maar het is wel een gezellige drukte en we zien volop klederdrachten. Cuenca is een van de mooiste plaatsen van Ecuador, met een mooi centraal plein, een bijzondere kerk en interessante musea. In het kleine Panama Hat Museum, wordt getoond hoe strohoeden gemaakt worden. Van het etnografisch en archeologisch museum blijken de belangrijkste afdelingen dicht te zijn. Jammer. Onderweg naar Riobamba is de lucht is bijna de hele dag grijs en rijden we regelmatig door de mist. We wandelen er door het centrum en over de verschillende markten. Het blijft mooi om de indiaanse mannen en vrouwen in traditionele kleding hun spullen te zien kopen en verkopen. 's middags willen we naar het etnografisch museum, maar het is ons niet gegeven in Ecuador: ook dit museum is gesloten. De zaterdagmarkt van Riobamba zoe heel groot zou moeten zijn, maar dat valt tegen: er is wat meer drukte op de plekken waar vrijdags ook markt was, maar dat is alles (video).
2 Comments
Laatste dagen PeruDe Nasca-lijnen net ten noorden van Nasca in West Peru zijn grote symbolen die als een soort sporen in de woestijngrond gemaakt zijn. Het soort figuren doet denken aan rotstekeningen, maar dan dus veel groter en op de grond. Over de oorsprong ervan bestaan allerlei theorieën, variërend van religieuze symbolen die als paden gelopen werden tot creaties van buitenaardse wezens. Vanaf een observatietoren zijn verschillende figuren goed te zien; als je meer wilt zien moet je gaan vliegen. Net onder Pisco (bekend van het drankje) zijn twee bezienswaardigheden. In de R.N. Paracas aan de kust gaat de oceaan direct over in woestijn. Er zijn veel vogels en er kan aan het strand gekampeerd worden. De Islas Ballenas zijn door de rijke aanwezige plankton een geweldige plek voor vogels, waaronder pinguïns. We hebben er waarschijnlijk nog nooit zoveel bij elkaar gezien. Ook liggen er volop zeeleeuwen. Lima is het eindstation van dit deel van de Zuidamerikareis. De enige overnachtingsplek voor campers is een backpackershotel. Met vier auto's op het binnenplaatsje is het stampvol. We moeten regelen dat Dappere Dodo goed wordt opgeslagen, terwijl wij met kerst in Nederland zijn. Je krijgt in Peru een tijdelijk invoerbewijs (TIP - Temporary Import Permit) voor drie maanden voor je auto; wanneer je daar overheen gaat wordt de auto geconfisceerd. Het is mogelijk de TIP op hold te zetten, maar dat is nogal wat gedoe. Hoewel we als alles volgens plan gaat binnen drie maanden het land weer uit zijn willen we toch de TIP onderbreken om te voorkomen dat we problemen krijgen als we onverhoopt niet op de geplande datum naar Peru terug kunnen gaan. We hebben gelukkig Ernesto gevonden die een stalling kent en ons helpt bij de procedure. Als je geen vloeiend Spaans spreekt of exact weet wie wat waar moet doen is het een hele opgave om de papieren te krijgen, ook omdat de verantwoordelijke instanties vaak zelf hun aandeel in de procedures niet kennen en met name de politie er niet van houdt als iemand anders vertelt wat ze moeten doen. Dappere Dodo zal gestald worden bij een garage waar ook onderhoud verricht wordt. We gaan er eerst met een taxi heen om te kijken. Daarna gaan we naar de politie, want die moet een rapport maken voor de douane. De politie wil de auto op zijn parkeerplek zien dus we gaan terug naar de camping om Dappere Dodo te halen en naar de opslagplek te brengen. Ernesto gaat weer naar het politiebureau en komt na een half uurtje terug met een agent die wat gegevens opneemt. We mogen nu eigenlijk niet meer met Dappere Dodo de straat op, dus we wachten weer een half uurtje om zeker te zijn dat de politie weg is en rijden dan terug naar de camping. We gaan de volgende dag met Ernesto op pad voor deel twee van de auto-opslag. Eerst de politieverklaring ophalen, dan een verzoekschrift maken, dat inleveren bij de belastingdienst en ten slotte naar de garage om te betalen. We hebben nu nog tijd om Lima in te gaan. Het stuk dat we zien is schoon met brede straten en veel groen. Het is wel een verkeersworsteling, zelfs met de bus. Het is geen echt mooie stad: oude gebouwen die zonder herkenbaarplan zijn afgewisseld met betonnen dozen. De Plaza de Armas is gedeeltelijk afgesloten en staan vol met politie met schilden, die er overigens heel ontspannen bij staat. We komen er niet achter wat er aan de hand is. Een beroemde kerk is de Iglesia de San Francisco met catacomben. Hier werden 25.000 personen begraven: eerst twee jaar opgestapeld meteen laagje zand ertussen, daarna werden de resten in een put gegooid. Nu liggen beenderen en doodshoofden netjes gesorteerd in bakken. Na een goede lunch proberen we naar het Museo Nacional te gaan. Er zou (volgens onze oude LP) veel uit de precolombiaanse tijd moeten zijn. We waren er negen jaar geleden ook, maar toen was men aan het verbouwen en was op maar één verdieping iets te zien. Nu vergaat het ons nog slechter: het blijkt dat er alleen gelegenheidsexposities zijn, nu over de periode van de militaire dictatuur. Met het inleveren van de documenten voor het onderbreken van de tijdelijke invoer van Dappere Dodo in Peru is het rijden op de laatste ochtend naar de garage illegaal geworden. Het gaat gelukkig probleemloos en DD wordt liefdevol ontvangen. Onze taxichauffeur naar het vliegveld blijkt een zevendedagadventist te zijn die ons onderweg in mitrailleurspaans probeert te bekeren. Daarna volget het lange wachten: we zijn voor de middag op het vliegveld, de vlucht gaat om 19:15 en check-in (en daarmee de lounge) gaat pas vier uur voor vertrek open. We kunnen onze vlucht via Parijs omzetten naar een rechtstreekse vlucht naar Amsterdam. Het betekent nog bijna twee uur langer in Lima, maar een uur eerder in Amsterdam en ook betere stoelen. We blijven voor kerst in Nederland en zullen begin januari terug vliegen voor het vervolg van de reis. Het laatste SurinameBigi Pan, vlak bij de grens naar Guyana, is een moerasgebied met heel veel vogels. De opvallendste is de rode ibis, die door het eten van garnalen bijna fluoricerend rood wordt. We overnachten er in een lodge op palen midden in het meer en maken boottochten, onder andere naar de vogelslaapplaats. Daar zitten honderden witte reigers en rode ibissen als een kerstversiering in een boom. Het aantal vogels is afhankelijk van het seizoen en kan oplopen tot 25.000 . Ook kajakken we een stukje, maar met tegenwind en protesterende ruggen keren we snel om. We zien ook grote groepen oranje flamingo's; niet zo fel als de ibissen, maar het blijft een prachtig gezicht als zo'n hele groep wegvliegt. We hebben een goede tijd gehad in Suriname. Het is een vriendelijk en hartelijk land en het feit dat je je eigen taal kunt spreken en veel Nederlandse spullen kunt kopen maken het prettig om er te zijn. Het is alleen jammer om te zien hoe iedereen zich zorgen maakt over het economische beleid en allerlei signalen van de neergang zichtbaar zijn. Het echte Amazonegebied: GuyanaDe dag voordat we de grens over willen kamperen we vooraan bij het hek naar de ferry van Suriname naar Guyana, zodat we als eerste aan de beurt zullen zijn. Wanneer we wakker worden staat er al een rijtje auto's achter ons. Er kunnen maar twintig auto's per keer mee n er wordt niet vaak gevaren. We hebben in Guyana anderhalf uur nodig voor de formaliteiten, de langzaamste grensovergang in Zuid Amerika tot nu toe, maar het goede nieuws is dat we niet in Georgetown naar de douane hoeven om de tijdelijke invoer van de auto te verlengen. Overlanders die uit Brazilië kwamen kregen maar drie dagen aan de grens en moesten door het land racen om op tijd te verlengen. De mensen in Guyana zijn veel minder vriendelijk dan in Brazilië en Suriname, vooral overheidsdienaren. We moeten ook even wennen aan de prijzen: lokale diensten en produkten zijn goedkoop, maar alles wat ingevoerd wordt of buitenlands is, is duur. Een flinke taxirit in de stad kost € 2,50, maar een pizza bij Pizza Hut € 17,00. De goedkoopste fles wijn is vier keer zo duur als een lokale fles rum. De weg richting Georgetown is één grote lintbebouwing met grote houten huizen, waarover zelfs in de bebouwde kom tachtig mag worden gereden. Georgetown zelf, de hoofdstad, is lawaaierig en rommelig, met veel getoeter en harde muziek. Er zijn meer daklozen dan we eerder gezien hebben en niet veel bezienswaardigheden: twee markten en de kathedraal. De katherdraal schijnt het grootste vrijstaande houten gebouw ter wereld te zijn. We kopen een ticket voor een ferry vierhonderd kilometer naar het zuiden. We hebben gelukkig gehoord dat het ticket in Georgetown gekocht moet worden en niet bij de boot verkrijgbaar is. Na een dag Georgetown houden we het voor gezien en beginnen aan onze lange tocht door het Amazone-regenwoud die moet eindigen in Peru (video). Er zijn nauwelijks dorpjes en vooral aan het begin is de weg slecht: een track vol kuilen in een forse tropische regenbui. Op verschillende plekken onderweg maken we wandelingen door het oerwoud en we doen ook een canopy walk. Hierbij lopen we via aluminium bruggen naar een paar platforms die hoog in de bomen opgehangen zijn, zodat we de jungle niet alleen vanaf de grond, maar vanaf halverwege de hoogste toppen kunnen bekijken. De ontzettend hoge bomen blijven indrukwekkend, maar we zien helaas nauwelijks dieren. In het dorpje Surama maken we de village tour. Onze gids is de "senior councellor", een voor drie jaar gekozen dorpshoofd en voorzitted van de village council. We zien een geslaagd community project. Het dorp is ongeveer twintig jaar oud en heeft de ecolodge opgericht, die een belangrijke bron van werkgelegenheid is. Werken in de lodge gaat op rotatiebasis: maand, maand af. Alle dorpsbewoners moeten een dag per week werk voor de gemeenschap doen ( af te kopen door €25 te betalen - ter vergelijking: een salaris is ongeveer USD 300 per maand). Wij zagen mensen een gebouwtje bij het voetbalveld neerzetten of de lunch voor andere werkers klaarmaken. De meeste gezinnen hebben eigen stukjes grond in de jungle, die op dezelfde manier gebruikt worden als de kostgrondjes in Suriname. Cassave is de standaard koolhydraten leverancier en erg belangrijk voor van alles. Een familie die wij bezochten had zelfs een speciaal gebouw op het terrein om cassave klaar te maken. Alle grond is van de gemeenschap; mensen kunnen in overleg met de village council een stuk uitkiezen en daarop bouwen. Er zijn een kleuterschool en een basisschool. Alle klassen van de basisschool zitten in één grote ruimte. Aan twee kanten beschrijfbare schoolborden vormen de afscherming tussen de klassen. Als we komen moeten de leerlingen van alle klassen zich opstellen en voor on het dorpslied zingen. Het verdere sociale systeem klinkt modern: mensen kiezen zelf hun levenspartner en bepalen zelf waar ze gaan wonen in een huisje dat ze zelf bouwen. Alle meerderjarige inwoners mogen stemmen. De dag werken voor de gemeenschap klinkt eigenaardig, maar is feitelijk een soort belasting in natura. Wanneer we naar de Rock View Lodge, een prachtige, parkachtige plek rijden begint de groente- en fruitvoorraad wat nijpend te worden en die blijkt niet gemakkelijk aan te vullen, omdat door de lokale bevolking een combinatie van soorten aardappels als belangrijkste groente beschouwd wordt. Maar als we alle winkeltjes binnen een straal van tien kilometer af geweest zijn hebben we weer een voorraadje waarmee we een paar dagen vooruit kunnen. Een groepje schoolkinderen staat klaar bij de airstrip naast onze kampeerplek in afwachting van twee ministers die het lokale schooltje wat laptops komen brengen. We overtuigen de schoolkinderen om het welkomstlied ook even voor ons te zingen. De tijdsbesteding van deze hoogwaardigheidsbekleders zegt overigens iets over de manier van regeren in het land. Een wandeling van ongeveer twee uur door de jungle met een gids naar de plek waar een groep cock-of-the-rock's zit, vogels waarvan de mannetjes fel oranje zijn, levert uiteindelijk één exemplaar op, dat zich wel uitgebreid laat bekijken. Zoals alle activiteiten in Guyana was ook dit weer niet goedkoop: USD 50. Onderweg naar de volgende lodge willen we de in de reisgids beschreven doorsteek nemen, maar als we moeten kiezen tussen een doorwading waarbij je met je schoenen al diep in de modder zakt en een gammel uitziende brug keren we om en gaan toch maar voor de langere route. Op de volgende plek maken we aan het einde van de middag een tocht over de rivier de Rupununi (video). Omdat de Braziliaanse douane in het weekend dicht is moeten we een dag wachten voor we de grens over kunnen en een tijdelijk in oerbewijs voor Dappere Dodo kunnen krijgen. We rijden naar Lethem, de grensplaats, vol met winkels voor shoppende Brazilianen, vooral kleding. Daarna vinden we een overnachtingsplek bij een waterval. Het zou Guyana niet zijn als er iemand op kwam draven om de community fee en liefst nog wat meer te incasseren. Guyana is een mooi land, Georgetown, de hoofdstad is niet bijzonder. Mensen zijn beleefd (iedereen stelt zich voor en komt een hand geven), maar niet zo spontaan. Het is ook een duur land: alle toeristische activiteiten zijn zeker drie keer zo duur als in Suriname. Nog meer BraziliëTot Manaus is de weg in Brazilië geasfalteerd; het wordt nu vooral kilometers maken. Twee uiterst vriendelijke maar niet erg efficiënte dames bij de Braziliaanse douane zorgen ervoor dat we een uur nodig hebben om de grens over te komen. We steken de evenaar over naar het zuidelijk halfrond. Omdat er geen goede kampeermogelijkheid is nemen we een kamer in het Ibis-hotel; wel weer eens lekker, wat luxe. Bij Manaus komen de Rio Negro uit het westen en de Amazone uit het zuiden samen. Als we overvaren zien we de stromen parallel lopen en niet mengen: de Amazone is grijs, de Rio Negro veel helderder. Dan beginnen we aan de beruchte BR-319, de weg van bijna negenhonderd kilometer van Manaus naar Porto Velho. De weg is in de jaren zeventig aangelegd, maar lang nauwelijks onderhouden, zodat op de meeste plekken het asfalt verdwenen was en veel bruggen instortten. Het stuk dat we rijden valt mee: de eerste tweehonderd kilometer is asfalt, variërend van net nieuw tot grote gaten. Maar 's nachts begint het te regenen en hoewel we dachten een regenbestendige kampeerplek uitgezocht te hebben komen we tenauwernood weg. Daarna zijn we toe aan het slechtste stuk van de BR-319, een weg die afwisselend bestaat uit kleine stukjes asfalt, stukjes met asfaltbrokken, zand en glibberige klei. Maar er wordt wel aan de weg gewerkt; bijna alle bruggen zijn hersteld en de paar plekken waar dat niet zo is leveren geen problemen op. Al met al is het goed te doen, maar vooral ver: een lange amazonezit. Op het laatste stuk van de BR-319 naar Porto Velho verdwijnen de jungle en de plassen met daarin verdorde palmen die we eerder steeds zagen en maken plaats voor boerderijen met grote stukken grond. Het secundaire bos, plekken waar gekapt is, die na enkele jaren landbouw verlaten zijn en waar jungle is teruggekeerd zien we ook steeds minder. De kwaliteit van de onverharde weg wordt steeds beter en gaat over in asfalt, waardoor we flink opschieten en met de lunch in Porto Velho zijn. We hebben de BR-319 dan in tweeëneenhalve dag helemaal afgelegd, zonder noemenswaardige problemen. Na vijf dagen rijden nemen we een rustdag en beginnen ons in te lezen in Ecuador en Colombia. Een probleem met de achterverlichting dat er even was en weer verdween blijkt hardnekkig te zijn teruggekomen. Jan besteedt daarom de hele middag aan de reparatie, dus een echte rustdag wordt het niet. Het laatste stuk richting Peru is een goede maar saaie weg. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw was het gebied jungle, toen zijn de ondernemers en avonturiers binnen getrokken. We zien nu veeteeltgebied en veel ongebruikt land, omdat de grond toch niet zo vruchtbaar bleek te zijn. Aan de overkant van de rivier waar we langs rijden zien we Bolivia. We rijden het laatste stuk Brazilië en komen weer terug in Peru; zonder hindernissen komen we de grens over. Niemand maakt bezwaar als we onze lunchtafel voor het douanegebouw opzetten terwijl we wachten tot de douane klaar is met lunchen. Wanneer we weer internet hebben lezen we dat Jeroen Tiggelman, een fanatiek overlander die we in Afrika en in Nederland ontmoet hebben is overleden. Hij was 43. Brazilië is een prettig land om te reizen. De infrastructuur is in het algemeen goed ontwikkeld en de mensen zijn bijna altijd heel vriendelijk en geïnteresseerd. De grootste nadelen zijn dat er heel weinig mensen zijn die iets anders dan Portugees spreken en zich ook niet kunnen voorstellen dat er mensen zijn die geen Portugees spreken en dat het land zo ontzettend groot is, waardoor je heel veel kilometers aflegt tussen de bezienswaardigheden. Peru, jungle, bergen, kustHet landschap in het laatste stuk Brazilië was een aaneenschakeling van grote boerderijen, hoewel wel afwisselend met veel losstaande bomen. Het land in Peru is direct anders, minder gebruikt met prachtig lichtgroen gras. Als we richting Andes gaan verandert de omgeving dramatisch. De omgeving in het Peruaanse Amazonegebied is deprimerend: huisjes van slecht passende planken en zeil, op veel plekken langs de weg vuilnis, rommelige winkeltjes en hobbelige straten met plassen. We gaan langzaam omhoog tot we uiteindelijk een pas van 4850 meter bereiken. We zien nu uitsluitend door de zon verweerde indiaanse gezichten, vrouwen met kinderen in gekleurde gestreepte doeken op hun rug en bolhoeden of grote platte hoeden, ieder dorp heeft zijn eigen hoofddeksel. Sommige vrouwen lopen met een spintol op straat te spinnen. Lama's grazen en kinderen hoeden een paar schapen. Een oude man loopt gebogen met hout op z'n rug. Op de achtergrond schittert een met sneeuw bedekte bergrug in de avondzon. De Peruanen hier zijn veel afstandelijker dan Brazilianen. Geen voorbijgangers meer die een praatje komen maken, maar mensen die op ruime afstand kijken en weglopen als je iets tegen ze zegt of naar ze zwaait. Overdag is het nog lekker warm, maar 's nachts worden we er op onaangename wijze aan herinnerd dat we weer op 3600 meter zijn. Wat is het koud na de Amazone! In Cusco gaan we eerst naar het centrum voor traditionele textielbewerking, met demonstraties, gereedschappen etc. Via een bijzondere kerk met nissen van houtsnijwerk met klassieke, maar ook modernere beelden en afbeeldingen gaan we op zoek naar de lunch. We komen in een straat waar de restaurantjes een driegangenmenu aanbieden voor PEN 5 (€1,25). We lopen eerst door omdat we niet geloven dat het iets kan zijn, maar als meerdere restaurants hetzelfde aanbieden en we Peruanen zien zitten eten proberen we het ook. De lunch zal geen Michellinster opleveren, maar is goed te eten. Pisac heeft twee highlights: de zondagsmarkt en de opgraving. Het groente-, fruit- en bloemendeel van de zondagsmarkt is een levendig gebeuren van Peruanen die vaak nog in traditionele kleding uit de omliggende dorpen gekomen zijn en dat aan Bolivia doet denken. Een groot deel van de verdere markt is dagelijks aanwezig en gericht op toeristen met kleding, tassen, etc. Doordat we van dichtbij gekomen zijn (hoewel we drie kwartier moesten wachten op een collectivo die plaats had) zien we de markt voordat de busladingen toeristen uitgestort worden. De acheologische site is groot en ligt prachtig in de bergen. Hij heeft niet zo de naam, maar wij vinden hem eigenlijk mooier dan Machu Pichu. Je kunt een wandeling van ongeveer vijf steile kilometers maken door de site, maar daar beginnen we maar niet aan. Het landschap is opvallend: kleine veldjes met verschillende gewassen, perfect onderhouden terassen op de steile hellingen, afgewisseld met dorpjes. Het einde van de dag is moeizaam: pas op de vierde kampeerplek uit iOverlander kunnen we net voor donker en in de stromende regen terecht en een highlight is het nog niet: een bewaakt en omheind parkeerterrein in Ollantaytambo met alleen een toilet. De archeologische site Ollantaytambo is een groot, indrukwekkend complex met een militair en een ceremonieel deel en met prachtig aangelegde terassen. De Inca's moeten van klimmen gehouden hebben, want het lijkt wel of ze altijd tegen steile hellingen opbouwden. De volgende stop oop onze route terug naar Cusco is Moray, een prachtig terassensysteem met eigen microklimaat. Daarna naar Salinas, een plek waar ook nu nog zout gewonnen wordt. Hier zijn honderden kleine bassins tegen de helling opgebouwd die gevuld worden met zouthoudend water uit de bergen via een ingenieus kanalensysteem en waarin na verdamping zout overblijft. Het is regentijd en dat betekent meestal 's ochtends zon met wolken en 's middags regen. We gaan daarom vroeg Cuzco in, omder andere naar een kleurrijke overdekte markt en het Inca-museum, dat we overigens niet zo bijzonder vinden. De vorige keer dat we in Cusco waren hebben we corcenille gekocht, een natuurlijke kleurstof die Margriet gebruikt om textiel te verven en die in Nederland onbetaalbaar is. We gaan er weer naar op zoek, maar we vinden het niet. We kopen wel een mooi wandkleed; we hadden iets vergelijkbaars de vorige keer ook al zien hangen, maar het toen niet gekocht, omdat we het te duur vonden. Duur is het nog steeds, maar we besluiten het toch maar te doen. We rijden de Andes uit, eerst een stuk door een rivierkloof met mooie uitzichten, daarna een aantal passen over. Met het klimmen uit de vallei bij Cusco naar 4600 meter werd het landschap kaler en kaler. We komen door wat stoffige, troosteloze dorpjes waar mensen in dikke kleren lopen. We begrijpen niet wat ze beweegt om bijna op de top te gaan wonen. Als we aan de westkant van de Andes weer naar beneden gaan, tot zeshonderd meter in Nasca, blijft het kaal: we hebben het vochtige, vruchtbare weer ingeruild voor woestijn. Maar we missen de koude nachten en dagelijke regen van Cusco niet echt en kunnen de blauwe lucht heel goed verdragen. De weg naar beneden is steil en loopt steeds naast een diepe afgrond. Er staat op veel plekken geen vangrail en er zijn weinig waarschuwingsborden, maar de talloze kleine huisjes met kruisen en bloemen langs de weg, soms wel tien in één bocht, hebben minstens zoveel effect als waarschuwing. Het Museo Didactico Antonini in Nasca met opgravingen uit de omgeving. De beschilderingen van aardewerk zijn veel gevarieerder en verfijnder dat het materiaal van de Inca's dat we in Cuzco zagen. De Inca's waren vooral veroveraars. Twee eilandenWe maken een tweedaagse boottocht naar de eilanden Amantaní en Taquile in het Peruaanse deel van het Titicacameer. We overnachten bij een familie op Amantaní. We worden er pgewacht door vrouwen in klederdracht en naar het huis gebracht waar we logeren. Op het eiland is geen gemotoriseerd vervoer en ook geen GSM-ontvangst. Er zijn zeven dorpjes die bij toerbeurt gasten ontvangen en de bewoners ervan ontvangen bij toerbeurt gasten. De verschillen met ons bezoek in 2008 vallen op: er is nu stromend water; we zien groepen zonnepanelen voor de leidingwaterpompen en ook de huizen hebben zonnepanelen, zodat er electrisch licht en TV is; allemaal betaald met de inkomsten van het toerisme. Rondom alle huizen zijn terassen met akkertjes, wat groente en aardappels voor eigen gebruik en quinoa voor de handel; maandelijks gaan de bewoners naar Puno om de quinoa te verkopen en andere spullen te kopen. Het enige vee is wat schapen, er zijn zelfs geen kippen en vis wordt niet gevangen. Ons verblijf is strikt gestandaardiseerd: alle families serveren exact dezelfde maaltijden; 's middags aardappel/groentesoep en gebakken kaas met drie soorten aardappels en een blaadje sla, 's avonds aardappelsoep en rijst met macaroni en een beetje groente en 's ochtends twee pannenkoekjes met jam. Bij iedere maaltijd is er thee, desgewenst cocathee. Er wordt gekookt op eucalyptushout, voor noodgevallen is er een gaskooktoestel. Hoewel een familie maar vier gasten gelijkertijd mag ontvangen heeft ons gastgezin vijf gastenkamers aan het huis gebouwd; wishful thinking dat we vaker gezien hebben. Er is een basisschool op het eiland; voor vervolgonderwijs verblijven kinderen de hele week in Puno. Het moet een rustig, maar saai bestaan zijn. De vorige keer dat we hier waren was er een oogstfeest met een orkest dat zich het bier goed liet smaken en daardoor steeds valser ging spelen. Nu worden we 's avonds in klederdracht gehesen voor een dansfeest. Een uur lang host iedereen achter elkaar aan, daarna is het opeens leeg. De tweede dag gaan we door naar Taquile; voor het afscheid van Amantaní hijsen de vrouwen zich weer in klederdracht. Op Taquile wordt een andere taal gesproken dan in het omringende gebied en ook de gebruiken zijn anders. Aan de hoofddeksels kun je de status van de mensen herkennen: ex-autoriteiten hebben een muts met veel kleurtjes, huidige autoriteiten zo'n zelfde muts met een hoed eroverheen. Ongehuwde mannnen hebben een muts met een gekleurd onderstuk en een wit bovenstuk; door het witte stuk naar achteren, naar links of naar rechts te laten hangen geven ze aan of ze een partner zoeken en of ze verloofd zijn. Vrouwen doen iets soortgelijks met grote, lichtgekleurde of kleine donkere kwasten aan hun muts. Death road, eigenlijk een makkieDe weg van Copacabana in Bolivia naar La Paz voert hoog langs Lago Titicaca met bijna voortdurend uitzicht op het diepblauwe meer met huizen en terassen met akkertjes op de hellingen en besneeuwde bergen op de achtergrond. We moeten overvaren met een ferry. Er liggen een stuk of zestig bakken, een soort vlotten met een buitenboordmotor, waarvan er een aantal kris kras door elkaar wiebelend heen en weer vaart (video). In iedere bak passen een bus plus een personenauto. Over de prijs van de overvaart blijkt onderhandeld te kunnen worden. Niet ver na de overvaart veranderd de weg: veel verkeer en voortdurende omleidingen omdat het traject verbreed wordt. La Paz is eigenaardige stad (video). Samen met aanliggende gemeente El Alto bestrijkt het een hoogte van ca. 3300 tot ca. 4000 meter, dus een hoogteverschil van 700 meter. Het is de hoogste "hoofdstad" ter wereld (Sucre is de officiële hoofdstad van Bolivia, hoewel bijna alle belangrijke openbare functies in La Paz zetelen. Het gevolg is dat een groot deel van het wegennetwerk bestaat uit steile, bochtige straten; lastig rijden als je steeds moet stoppen en optrekken met een auto die weinig puf heeft op grote hoogte. Het heeft ook een heel leuke consequentie: er zijn door een Oostenrijks bedrijf drie lange kabelbanen (17 minuten per enkele reis) aangelegd tussen verschillende delen van de stad. Voor nog geen halve euro kun je een ritje maken, een fantastische manier om een beeld van de stad te krijgen. Nadat we twee kabelbanen op en neer geweest zijn wandelen we door het centrum; gezellig en met zijn moderne winkels en gebouwen een totaal andere wereld dan het Boliviaanse platteland waar we tot nu toe geweest zijn. We gaan naar Ernesto Hüg, een Zwitser met een bij overlanders goed bekend staande garage in La Paz, voor noodzakelijk onderhoud. Na overleg met All American Imports, onze garage in Nederland, en andere overlanders hebben we besloten om alleen de speling uit de voorwielen te halen, de rest van de voorstellen die Ernesto anderhalve week eerder deed is of niet nodig of kan wachten tot Nederland. Het betekent twee uur in zijn garage in plaats van een week en een rekening van €55 in plaats van $2000. Daarna gaan we nog even de stad in, op zoek naar de heksenmarkt waar allerlei bijzondere kruiden verkocht zouden moeten worden. We zien nog één winkeltje met kruiden, de rest is souvenirs, maar het is wel een schilderachtig stukje van La Paz. La Paz naar Coroico: wat een rit! Eerst worstelen we ons La Paz uit: zevenhonderd meter omhoog door de stad in alle hectiek van taxibusjes, verkeersdrempels en stoplichten. Vervolgens een pas van 4800 meter over en daarna "Death Road", oftewel de gevaarlijkste weg ter wereld. Deze weg daalt over een afstand van veertig kilometer zo'n drieduizend meter, is op sommige plekken maar 3,5 meter breed en gaat vaak zonder vangrail langs een afgrond van honderden meters diep. Er moet links gereden worden, waardoor het dalende verkeer het dichtst langs de afgrond rijdt. Vroeger was dit de enige weg tussen La Paz en Coroico, met veel vrachtverkeer en bussen. Tegenwoordig is er een nieuwe weg voor het gewone verkeer, zodat Death Road door toeristen en mountainbikers gebruikt wordt. In een paar dorpjes is daarom een touw over de weg gespannen dat pas weggehaald wordt als je een soort toeristenbelasting betaalt. Door de nieuwe weg is Death Road heel rustig en is de weg prima te doen; we hebben het een stuk erger meegemaakt. Het landschap is fantastisch. De strakblauwe lucht gaat ineens over in een wolkendek met binnendrijvende wolken. Tegelijkertijd veranderen de kale rotsen in varens en mos en lager ook bloemen, grotere planten en bananenbomen. Een paar keer gaan we door de regenbui van een waterval die op de weg terecht komt. Het klinkt en ruikt ook allemaal weer anders. Maar het venijn van de rit blijkt in de staart te zitten. We hebben een camping in het plaatsje Coroico uitgezocht en de weggetjes erheen zijn zo steil dat we zelfs een paar keer gedwongen zijn de low range te gebruiken, omdat Dappere Dodo er in de eerste versnelling niet tegenop komt. Met nu wel regelmatig tegenliggers en op verharde weg waar we eigenlijk de 4x4 niet mogen gebruiken is dit een stuk uitdagender dan de hele Death Road. Van Coroico naar Cochabamba is een rit van ongeveer 480 km. Er is een onverharde direkte weg en een langere verharde via La Paz . We kiezen voor de eerste, maar als blijkt dat we bijna nergens harder dan 35 tot 40 km/u kunnen rijden beginnen we te twijfelen: het gaat vier dagen duren op deze manier. We hebben al een mooi, maar lastig traject door allerlei dorpjes achter de rug als we om half één op een bord stuiten: weg afgesloten van maandag t/m zondag van 7:00 tot 17:00 uur. We besluiten niet te blijven wachten maar toch via La Paz te gaan, we kunnen daarvoor een doorsteek maken. Wanneer we halverwege de doorsteek zijn staat er opeens weer zo'n bord. Als ze dat nou aan her begin van de weg zouden neerzetten... We moeten wachten tot vijf uur, weer de pas van 4600 m over en in het donker door La Paz, maar gelukkig gaat het goed al is het acht uur wanneer we eindelijk aankomen Waar zijn de 800 vogelsoorten?Onderweg naar Cochabamba slaat een steentje een ster in de voorruit. We vinden niemand die de voorruit kan repareren, maar er kan wel voor nog geen honderd euro een nieuwe ruit ingezet worden. Hoewel het er een van Boliviaanse afkomst is, die niet is gelamineerd, doen we het maar. Verder door naar Villa Tinari dalen we van 2500 m naar 300 m en gaan van een strakblauwe lucht naar grijs met mist en regen. De omgeving wordt groener en groener en groener. De weg is de doorgaande route van La Paz naar Santa Cruz, de grootste stad van Bolivia. Het eerste stuk is bochtig, vaak met slecht wegdek en vol met vrachtauto's die zich na een loopbaan in Europa nu over de Boliviaanse wegen ploeteren en daar ook vaak stranden. Snel gaat het daarom niet. De weg verder is sneller, maar onaangenaam: vol met vrachtverkeer, grote stukken met slecht wegdek onderbroken door groezelige dorpjes. Parque Machia is een soort rehabilisatiecentrum voor dieren. Het is een klim door een stukje regenwoud naar een uitzichtpunt waar slingerapen zijn. Er staat een lange rij bij de kassa, omdat van iedere bezoeker naam, leeftijd, nationaliteit, plaats van herkomst en nummer identiteitsbewijs in een groot boek geschreven moeten worden, waarom wordt ons niet duidelijk. Het park Amboró varieert in hoogte van 300 tot 5.500 meter, waardoor de vegetatie heel gevarieerd is (video). Er zouden meer dan achthonderd vogelsoorten zitten, meer dan in enig ander park ter wereld. Bezoeken kan alleen met een gids. We hebben ons aangemeld voor een bezoek bij een wazig overheidskantoortje in Buena Vista waar drie allervriendelijkste mannetjes papieren schuiven en met hun telefoon spelen. Er is geen goede kaart met de weg naar het park, maar we krijgen een instructie hoe we moeten rijden. Bij de rivierdoorwading zullen we onze (verplichte) gids ontmoeten. De wegbeschrijving is niet erg duidelijk en zelfs Open Streetmap helpt deze keer niet (maar daar gaan we iets aan doen) dus we arriveren na veel vragen een uur te laat bij de rivier. We zien geen gids, dus rijden we verder naar La Chonta, het startpunt van de wandelingen. Daar worden we geconfronteerd met de typische kenmerken van een mislukt ontwikkelingsproject. Het park is met hulp van de E.U. opgezet, maar verloedert duidelijk: het laatste stuk weg is onbegaanbaar auto's en het "campamento" ligt er slecht bij. De plek wordt bij toerbeurt gerund door acht families van een naburig dorp. Zeven leveren gidsen en runnen het campamento, de achtste verkoopt etenswaren. In ons geval regelt moeder de zaak en leiden haar zoons van dertien en achttien rond. We maken in totaal drie wandelingen in P.N. Amboró. We zien puma- en jaguarsporen, maar weinig beesten, zelfs niet een van de zes apensoorten die er zouden moeten zitten en nauwelijks vogels. Maar de jungle zelf is prima en we kamperen prachtig tussen het groen. De doorsteek die we kiezen naar Samaipata scheelt vijftig kilometer met de weg door Santa Cruz, maar gaat niet snel over modderpaden en met veel doorwadingen. Het is wel een mooie route door het platteland met overal boerderijen. Vanaf Samaipata gaan we naar de zuidkant van P.N. Amboró, nu met een gids vanaf de camping. Het is weer een mooie boswandeling, maar we zien nu helemaal geen dieren, alleen in de verte een condor. Het heeft te maken met de manier waarop het park beheerd wordt. De buitenste rand van het oorspronkelijke park is nu zogenaamd geïntegreerd gebied. Bewoners van dit gebied mogen bijvoorbeeld wel hout kappen voor eigen gebruik, maar niet voor de verkoop en ze mogen wel dingen verbouwen, maar geen grazend vee houden. Het gebied dat bereikbaar is en waar we wandelen is het geïntegreerde gebied, niet het binnenste van het park. De bewoners van een dorpje op de toegangsweg vragen tol, wat illegaal is, maar verder hebben ze geen profijt van het park. Er wordt geen toegang voor het park geheven en er is geen lokaal beheer; het personeel zit ergens in een kantoortje zoals we in Buena Vista gezien hebben, dus er wordt geen werkgelegenheid gecreëerd. Soms nemen gemeenschappen met wisselend succes het heft in eigen hand, zoals in La Chonta. Van invloed is ook de landverdelingspolitiek. Door president Evo Morales is bepaald dat ongebruikt land gedeeltelijk onteigend wordt ten gunste van de arme boeren zonder eigen grond. Gevolg is dat er geen grote stukken grond meer beschikbaar zijn die gemeenschappelijk gebruikt worden voor vee, maar dat iedereen zijn eigen kleine stukje heeft. Agrafische activiteiten zijn daarmee verschoven van veeteelt naar landbouw. El Fuerte is een opgraving waar restanten van pre-Inca, Inca en Spaanse tempels en gebouwen te zien zijn. De opgraving bestaat uit twee delen: een grote rots die helemaal vol is met restanten van muren en met uitgehouwen figuren en symbolen en de restanten van gebouwen. Het is een van de best verzorgde bezienswaardigheden die we in Bolivia gezien hebben. De camping in Santa Cruz is populair bij overlanders. Er staat onder andere een Duitser die bezig is een soort Pipo-balcon met een wasmachine erop achter zijn auto te bouwen en die ook een wasmachine op een aanhangertje heeft die aangedreven wordt door een van de aanhangerwielen. In Santa Cruz kunnen we bij het vierde tankstation tanken na een kwartier formulieren invullen. We zijn blij dat we in Peru alles volgegooid hebben, nu ondergaan we dit drama maar één keer. De weg naar Villamontes, 465 km is met afstand de beste die we in Bolivia gehad hebben: goed wegdek, weinig bochten en hoogteveschillen en niet druk. We vinden (denken we) een kampeerplek op de binnenplaats van een hostel. Het meisje dat ons helpt weet geen raad met de vraag naar een parkeerplek met gebruik van douche en toilet zonder een kamer. Omdat het al laat is besluiten we een kamer te nemen en in de auto te slapen; dat is vaak nauwelijks duurder dan een kampeerplek. Wanneer Margriet bijna klaar is met koken en de keuken dus maximaal vol staat met potten en pannen arriveert de bazin van de residencia met haar auto. Wij moeten de auto verplaatsen om haar erin te laten en, zo krijgen we te horen, de volgende dag om precies zeven uur weer. We hebben even tijd nodig om de auto zonder schade aan de inventaris verplaatsbaar te maken en protesteren tegen parkeermanouvres 's ochtends vroeg. Wanneer het allemaal niet snel genoeg gaat naar de zin van de dame krijgen we eerst een Spaans kwetterende familie over ons heen; daarna blijkt de politie te zijn gehaald. Helaas is voor lekker ruzie maken ons Spaans nog niet goed genoeg. De sfeer is inmiddels zo verpest dat we besluiten om te vertrekken en spreken af dat de politie ons naar een geschiktere plek brengt. Die wordt gelukkig snel gevonden. 275 watervallenDe grensovergang van Bolivia naar Paraguay is probleemloos, maar in Paraguay uiterst relaxed, zodat het toch nog wat tijd kost: wanneer we het kantoortje binnenlopen is er niemand en liggen alle stempels klaar op de balie, zodat we denken dat het zelfbediening is. We vragen voor de zekerheid toch maar even na. Er wordt gebeld "dat er klanten zijn", daarna komt de beambte aansloffen terwijl hij met iedereen die hij onderweg tegenkomt een praatje maakt. Het eerste stuk van de weg is prima, maar het vervolg is erbarmelijk, hoewel zowel Reise Know-how (onze papiereren kaart) als OSM een asfaltweg aangeven. En inderdaad, we sluiten niet volledig uit dat er ooit asfalt gelegen heeft, maar nu is het een combinatie van gravel, stenen, diep zand met diepe kuilen en wat asfalt om de kuilen te accentueren; een ramp dus. Bij een "estancia" (een boerderij) vragen we of we kunnen kamperen. We worden naar een prachtige, parkachtige plek vol papegaaien gebracht. Verderop in Filadelfia is een kolonie van Duitse Menonieten die in 1927 naar Paraguay gekomen zijn. Het is niet de klassieke soort die alles nog met paarden doet en waarvan de vrouwen in lange zwarte jurken lopen, maar een moderne groep mensen. We hebben het gevoel dat we in een Duits plattelandsstadje terechtgekomen zijn: nette straten, aangeharkte tuintjes en Duitse opschriften. Je kunt met Duits net zo goed terecht als met Spaans. 's middags wandelen we rond de camping; we zien er meer vogels dan de hele Zuidamerikareis tot nu toe. Onderweg naar Asunción is het lastig om een kampeerplek te vinden: er zijn geen campings of geschikte hotels en overal staan hekken langs de weg, zodat ook wildkamperen moeilijk is. Uiteindelijk vragen we of we bij een boerderij kunnen staan. We bereiken ook een mijlpaal: sinds we bijna drie jaar geleden uit Nederland vertrokken hebben we meer dan honderdduizend kilometer gereden. Het wegdek is beter dan het eerdere stuk, maar het landschap verandert niet veel. Het is vlak, stukken met gewas of vee, maar ook grote stukken ongebruikt en af en toe een watertje. Op regelmatige afstanden staan de poorten naar estancia's, grote boerderijen die we verder naar achteren zien liggen. Af en toe komen we door een dorpje met huisjes die soms van steen, maar vaak ook van boomstammen zijn en waar een klein erf omheen ligt. Langs de we staan hier en daar gammele tentjes; we zien er mannen, maar ook vrouwen de was doen en kinderen spelen. Het is ons niet duidelijk of ze voor dagverblijf zijn of dat de mensen er permanent in wonen. Wanneer we de rivier de Paraguay oversteken richting Asunción verandert het beeld. Het wordt een wirwar van moderne gebouwen, tankstations en grote supermarkten, maar ook gammele huisjes met golfplaten daken en kleine werkplaatsjes. Asunción doet denken aan een willekeurige stad in de Verenigde Staten: eigenlijk geen echt centrum, maar een paar straten met levendige winkels. Hier worden moderne gebouwen afgewisseld door betonnen geraamtes en rommelige straatjes en ook de eerste vijftig kilometer richting Brazilië zijn een aaneensluiting van voorsteden met chique wijken, supermarkten, stoplichten. We hebben gepland om de Oranje Trophy groep ontmoeten. Het Oranje Trophy team bestaat uit 11 oranje auto's die in zes weken 11.500 km afleggen van Paramaribo naar Rio de Janeiro. De rit begon met twaalf auto's, maar één is na een ongeluk total loss verklaard. We hadden al contact met een deelnemer via de LandCruiserClub. Dappere Dodo staat als een koekoeksjong tussen de oranje gespoten wagens. We gaan samen met het Oranje Trophy team naar de Foz do Iguaçu waterval. Het watervolume is kleiner dan van de Victoriawatervallen, maar gemeten naar een aantal andere parameters, zoals de 275 onderling verbonden watervallen, is het de grootste waterval ter wereld. Hij is in elk geval minstens zo indrukwekkend omdat de stromen, vooral bij de "Duivelsmond" meer geconcentreerd aankomen. Vanaf de Argentijnse kant waar we de volgende dag heengaan is hij mogelijk nog indrukwekkender. Een van de Oranje-Trophydeelnemens wordt gebeten door de overal rondscharrelende miereneters en moet hondsdolheidinjecties gaan halen. We laten Argentinië achter ons, waarschijnlijk voor de laatste keer, en rijden richting Pantanel. Het is welvarend subtropisch landbouwgebied dat doet denken aan de Provence of Catalonië en rijden door naar Maracaju. Het zou een "Nederlands" plaatsje moeten zijn omdat veel Nederlandse boeren zich gevestigd hebben in de omgeving, maar het enige dat opvalt zijn de stroopwafels bij een supermarkt (althans dat is wat op het pakje staat, maar ze smaken anders). De wegen zijn goed, maar vol met vrachtverkeer. |
NieuwsbriefWanneer het internet te langzaam is of gecensureerd wordt kunnen we soms onze site niet bijwerken. We publiceren dan een nieuwsbrief. Meld je aan voor updateberichten om hem te ontvangen.
BlogBlog van onze reizen. Selecteer "Trip ..." in categoriën hieronder om een specifieke reis te kiezen en "Land..." voor een bepaald land.
Categorieën
All
Archief
January 2020
|