Het laatste SurinameBigi Pan, vlak bij de grens naar Guyana, is een moerasgebied met heel veel vogels. De opvallendste is de rode ibis, die door het eten van garnalen bijna fluoricerend rood wordt. We overnachten er in een lodge op palen midden in het meer en maken boottochten, onder andere naar de vogelslaapplaats. Daar zitten honderden witte reigers en rode ibissen als een kerstversiering in een boom. Het aantal vogels is afhankelijk van het seizoen en kan oplopen tot 25.000 . Ook kajakken we een stukje, maar met tegenwind en protesterende ruggen keren we snel om. We zien ook grote groepen oranje flamingo's; niet zo fel als de ibissen, maar het blijft een prachtig gezicht als zo'n hele groep wegvliegt. We hebben een goede tijd gehad in Suriname. Het is een vriendelijk en hartelijk land en het feit dat je je eigen taal kunt spreken en veel Nederlandse spullen kunt kopen maken het prettig om er te zijn. Het is alleen jammer om te zien hoe iedereen zich zorgen maakt over het economische beleid en allerlei signalen van de neergang zichtbaar zijn. Het echte Amazonegebied: GuyanaDe dag voordat we de grens over willen kamperen we vooraan bij het hek naar de ferry van Suriname naar Guyana, zodat we als eerste aan de beurt zullen zijn. Wanneer we wakker worden staat er al een rijtje auto's achter ons. Er kunnen maar twintig auto's per keer mee n er wordt niet vaak gevaren. We hebben in Guyana anderhalf uur nodig voor de formaliteiten, de langzaamste grensovergang in Zuid Amerika tot nu toe, maar het goede nieuws is dat we niet in Georgetown naar de douane hoeven om de tijdelijke invoer van de auto te verlengen. Overlanders die uit Brazilië kwamen kregen maar drie dagen aan de grens en moesten door het land racen om op tijd te verlengen. De mensen in Guyana zijn veel minder vriendelijk dan in Brazilië en Suriname, vooral overheidsdienaren. We moeten ook even wennen aan de prijzen: lokale diensten en produkten zijn goedkoop, maar alles wat ingevoerd wordt of buitenlands is, is duur. Een flinke taxirit in de stad kost € 2,50, maar een pizza bij Pizza Hut € 17,00. De goedkoopste fles wijn is vier keer zo duur als een lokale fles rum. De weg richting Georgetown is één grote lintbebouwing met grote houten huizen, waarover zelfs in de bebouwde kom tachtig mag worden gereden. Georgetown zelf, de hoofdstad, is lawaaierig en rommelig, met veel getoeter en harde muziek. Er zijn meer daklozen dan we eerder gezien hebben en niet veel bezienswaardigheden: twee markten en de kathedraal. De katherdraal schijnt het grootste vrijstaande houten gebouw ter wereld te zijn. We kopen een ticket voor een ferry vierhonderd kilometer naar het zuiden. We hebben gelukkig gehoord dat het ticket in Georgetown gekocht moet worden en niet bij de boot verkrijgbaar is. Na een dag Georgetown houden we het voor gezien en beginnen aan onze lange tocht door het Amazone-regenwoud die moet eindigen in Peru (video). Er zijn nauwelijks dorpjes en vooral aan het begin is de weg slecht: een track vol kuilen in een forse tropische regenbui. Op verschillende plekken onderweg maken we wandelingen door het oerwoud en we doen ook een canopy walk. Hierbij lopen we via aluminium bruggen naar een paar platforms die hoog in de bomen opgehangen zijn, zodat we de jungle niet alleen vanaf de grond, maar vanaf halverwege de hoogste toppen kunnen bekijken. De ontzettend hoge bomen blijven indrukwekkend, maar we zien helaas nauwelijks dieren. In het dorpje Surama maken we de village tour. Onze gids is de "senior councellor", een voor drie jaar gekozen dorpshoofd en voorzitted van de village council. We zien een geslaagd community project. Het dorp is ongeveer twintig jaar oud en heeft de ecolodge opgericht, die een belangrijke bron van werkgelegenheid is. Werken in de lodge gaat op rotatiebasis: maand, maand af. Alle dorpsbewoners moeten een dag per week werk voor de gemeenschap doen ( af te kopen door €25 te betalen - ter vergelijking: een salaris is ongeveer USD 300 per maand). Wij zagen mensen een gebouwtje bij het voetbalveld neerzetten of de lunch voor andere werkers klaarmaken. De meeste gezinnen hebben eigen stukjes grond in de jungle, die op dezelfde manier gebruikt worden als de kostgrondjes in Suriname. Cassave is de standaard koolhydraten leverancier en erg belangrijk voor van alles. Een familie die wij bezochten had zelfs een speciaal gebouw op het terrein om cassave klaar te maken. Alle grond is van de gemeenschap; mensen kunnen in overleg met de village council een stuk uitkiezen en daarop bouwen. Er zijn een kleuterschool en een basisschool. Alle klassen van de basisschool zitten in één grote ruimte. Aan twee kanten beschrijfbare schoolborden vormen de afscherming tussen de klassen. Als we komen moeten de leerlingen van alle klassen zich opstellen en voor on het dorpslied zingen. Het verdere sociale systeem klinkt modern: mensen kiezen zelf hun levenspartner en bepalen zelf waar ze gaan wonen in een huisje dat ze zelf bouwen. Alle meerderjarige inwoners mogen stemmen. De dag werken voor de gemeenschap klinkt eigenaardig, maar is feitelijk een soort belasting in natura. Wanneer we naar de Rock View Lodge, een prachtige, parkachtige plek rijden begint de groente- en fruitvoorraad wat nijpend te worden en die blijkt niet gemakkelijk aan te vullen, omdat door de lokale bevolking een combinatie van soorten aardappels als belangrijkste groente beschouwd wordt. Maar als we alle winkeltjes binnen een straal van tien kilometer af geweest zijn hebben we weer een voorraadje waarmee we een paar dagen vooruit kunnen. Een groepje schoolkinderen staat klaar bij de airstrip naast onze kampeerplek in afwachting van twee ministers die het lokale schooltje wat laptops komen brengen. We overtuigen de schoolkinderen om het welkomstlied ook even voor ons te zingen. De tijdsbesteding van deze hoogwaardigheidsbekleders zegt overigens iets over de manier van regeren in het land. Een wandeling van ongeveer twee uur door de jungle met een gids naar de plek waar een groep cock-of-the-rock's zit, vogels waarvan de mannetjes fel oranje zijn, levert uiteindelijk één exemplaar op, dat zich wel uitgebreid laat bekijken. Zoals alle activiteiten in Guyana was ook dit weer niet goedkoop: USD 50. Onderweg naar de volgende lodge willen we de in de reisgids beschreven doorsteek nemen, maar als we moeten kiezen tussen een doorwading waarbij je met je schoenen al diep in de modder zakt en een gammel uitziende brug keren we om en gaan toch maar voor de langere route. Op de volgende plek maken we aan het einde van de middag een tocht over de rivier de Rupununi (video). Omdat de Braziliaanse douane in het weekend dicht is moeten we een dag wachten voor we de grens over kunnen en een tijdelijk in oerbewijs voor Dappere Dodo kunnen krijgen. We rijden naar Lethem, de grensplaats, vol met winkels voor shoppende Brazilianen, vooral kleding. Daarna vinden we een overnachtingsplek bij een waterval. Het zou Guyana niet zijn als er iemand op kwam draven om de community fee en liefst nog wat meer te incasseren. Guyana is een mooi land, Georgetown, de hoofdstad is niet bijzonder. Mensen zijn beleefd (iedereen stelt zich voor en komt een hand geven), maar niet zo spontaan. Het is ook een duur land: alle toeristische activiteiten zijn zeker drie keer zo duur als in Suriname. Nog meer BraziliëTot Manaus is de weg in Brazilië geasfalteerd; het wordt nu vooral kilometers maken. Twee uiterst vriendelijke maar niet erg efficiënte dames bij de Braziliaanse douane zorgen ervoor dat we een uur nodig hebben om de grens over te komen. We steken de evenaar over naar het zuidelijk halfrond. Omdat er geen goede kampeermogelijkheid is nemen we een kamer in het Ibis-hotel; wel weer eens lekker, wat luxe. Bij Manaus komen de Rio Negro uit het westen en de Amazone uit het zuiden samen. Als we overvaren zien we de stromen parallel lopen en niet mengen: de Amazone is grijs, de Rio Negro veel helderder. Dan beginnen we aan de beruchte BR-319, de weg van bijna negenhonderd kilometer van Manaus naar Porto Velho. De weg is in de jaren zeventig aangelegd, maar lang nauwelijks onderhouden, zodat op de meeste plekken het asfalt verdwenen was en veel bruggen instortten. Het stuk dat we rijden valt mee: de eerste tweehonderd kilometer is asfalt, variërend van net nieuw tot grote gaten. Maar 's nachts begint het te regenen en hoewel we dachten een regenbestendige kampeerplek uitgezocht te hebben komen we tenauwernood weg. Daarna zijn we toe aan het slechtste stuk van de BR-319, een weg die afwisselend bestaat uit kleine stukjes asfalt, stukjes met asfaltbrokken, zand en glibberige klei. Maar er wordt wel aan de weg gewerkt; bijna alle bruggen zijn hersteld en de paar plekken waar dat niet zo is leveren geen problemen op. Al met al is het goed te doen, maar vooral ver: een lange amazonezit. Op het laatste stuk van de BR-319 naar Porto Velho verdwijnen de jungle en de plassen met daarin verdorde palmen die we eerder steeds zagen en maken plaats voor boerderijen met grote stukken grond. Het secundaire bos, plekken waar gekapt is, die na enkele jaren landbouw verlaten zijn en waar jungle is teruggekeerd zien we ook steeds minder. De kwaliteit van de onverharde weg wordt steeds beter en gaat over in asfalt, waardoor we flink opschieten en met de lunch in Porto Velho zijn. We hebben de BR-319 dan in tweeëneenhalve dag helemaal afgelegd, zonder noemenswaardige problemen. Na vijf dagen rijden nemen we een rustdag en beginnen ons in te lezen in Ecuador en Colombia. Een probleem met de achterverlichting dat er even was en weer verdween blijkt hardnekkig te zijn teruggekomen. Jan besteedt daarom de hele middag aan de reparatie, dus een echte rustdag wordt het niet. Het laatste stuk richting Peru is een goede maar saaie weg. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw was het gebied jungle, toen zijn de ondernemers en avonturiers binnen getrokken. We zien nu veeteeltgebied en veel ongebruikt land, omdat de grond toch niet zo vruchtbaar bleek te zijn. Aan de overkant van de rivier waar we langs rijden zien we Bolivia. We rijden het laatste stuk Brazilië en komen weer terug in Peru; zonder hindernissen komen we de grens over. Niemand maakt bezwaar als we onze lunchtafel voor het douanegebouw opzetten terwijl we wachten tot de douane klaar is met lunchen. Wanneer we weer internet hebben lezen we dat Jeroen Tiggelman, een fanatiek overlander die we in Afrika en in Nederland ontmoet hebben is overleden. Hij was 43. Brazilië is een prettig land om te reizen. De infrastructuur is in het algemeen goed ontwikkeld en de mensen zijn bijna altijd heel vriendelijk en geïnteresseerd. De grootste nadelen zijn dat er heel weinig mensen zijn die iets anders dan Portugees spreken en zich ook niet kunnen voorstellen dat er mensen zijn die geen Portugees spreken en dat het land zo ontzettend groot is, waardoor je heel veel kilometers aflegt tussen de bezienswaardigheden. Peru, jungle, bergen, kustHet landschap in het laatste stuk Brazilië was een aaneenschakeling van grote boerderijen, hoewel wel afwisselend met veel losstaande bomen. Het land in Peru is direct anders, minder gebruikt met prachtig lichtgroen gras. Als we richting Andes gaan verandert de omgeving dramatisch. De omgeving in het Peruaanse Amazonegebied is deprimerend: huisjes van slecht passende planken en zeil, op veel plekken langs de weg vuilnis, rommelige winkeltjes en hobbelige straten met plassen. We gaan langzaam omhoog tot we uiteindelijk een pas van 4850 meter bereiken. We zien nu uitsluitend door de zon verweerde indiaanse gezichten, vrouwen met kinderen in gekleurde gestreepte doeken op hun rug en bolhoeden of grote platte hoeden, ieder dorp heeft zijn eigen hoofddeksel. Sommige vrouwen lopen met een spintol op straat te spinnen. Lama's grazen en kinderen hoeden een paar schapen. Een oude man loopt gebogen met hout op z'n rug. Op de achtergrond schittert een met sneeuw bedekte bergrug in de avondzon. De Peruanen hier zijn veel afstandelijker dan Brazilianen. Geen voorbijgangers meer die een praatje komen maken, maar mensen die op ruime afstand kijken en weglopen als je iets tegen ze zegt of naar ze zwaait. Overdag is het nog lekker warm, maar 's nachts worden we er op onaangename wijze aan herinnerd dat we weer op 3600 meter zijn. Wat is het koud na de Amazone! In Cusco gaan we eerst naar het centrum voor traditionele textielbewerking, met demonstraties, gereedschappen etc. Via een bijzondere kerk met nissen van houtsnijwerk met klassieke, maar ook modernere beelden en afbeeldingen gaan we op zoek naar de lunch. We komen in een straat waar de restaurantjes een driegangenmenu aanbieden voor PEN 5 (€1,25). We lopen eerst door omdat we niet geloven dat het iets kan zijn, maar als meerdere restaurants hetzelfde aanbieden en we Peruanen zien zitten eten proberen we het ook. De lunch zal geen Michellinster opleveren, maar is goed te eten. Pisac heeft twee highlights: de zondagsmarkt en de opgraving. Het groente-, fruit- en bloemendeel van de zondagsmarkt is een levendig gebeuren van Peruanen die vaak nog in traditionele kleding uit de omliggende dorpen gekomen zijn en dat aan Bolivia doet denken. Een groot deel van de verdere markt is dagelijks aanwezig en gericht op toeristen met kleding, tassen, etc. Doordat we van dichtbij gekomen zijn (hoewel we drie kwartier moesten wachten op een collectivo die plaats had) zien we de markt voordat de busladingen toeristen uitgestort worden. De acheologische site is groot en ligt prachtig in de bergen. Hij heeft niet zo de naam, maar wij vinden hem eigenlijk mooier dan Machu Pichu. Je kunt een wandeling van ongeveer vijf steile kilometers maken door de site, maar daar beginnen we maar niet aan. Het landschap is opvallend: kleine veldjes met verschillende gewassen, perfect onderhouden terassen op de steile hellingen, afgewisseld met dorpjes. Het einde van de dag is moeizaam: pas op de vierde kampeerplek uit iOverlander kunnen we net voor donker en in de stromende regen terecht en een highlight is het nog niet: een bewaakt en omheind parkeerterrein in Ollantaytambo met alleen een toilet. De archeologische site Ollantaytambo is een groot, indrukwekkend complex met een militair en een ceremonieel deel en met prachtig aangelegde terassen. De Inca's moeten van klimmen gehouden hebben, want het lijkt wel of ze altijd tegen steile hellingen opbouwden. De volgende stop oop onze route terug naar Cusco is Moray, een prachtig terassensysteem met eigen microklimaat. Daarna naar Salinas, een plek waar ook nu nog zout gewonnen wordt. Hier zijn honderden kleine bassins tegen de helling opgebouwd die gevuld worden met zouthoudend water uit de bergen via een ingenieus kanalensysteem en waarin na verdamping zout overblijft. Het is regentijd en dat betekent meestal 's ochtends zon met wolken en 's middags regen. We gaan daarom vroeg Cuzco in, omder andere naar een kleurrijke overdekte markt en het Inca-museum, dat we overigens niet zo bijzonder vinden. De vorige keer dat we in Cusco waren hebben we corcenille gekocht, een natuurlijke kleurstof die Margriet gebruikt om textiel te verven en die in Nederland onbetaalbaar is. We gaan er weer naar op zoek, maar we vinden het niet. We kopen wel een mooi wandkleed; we hadden iets vergelijkbaars de vorige keer ook al zien hangen, maar het toen niet gekocht, omdat we het te duur vonden. Duur is het nog steeds, maar we besluiten het toch maar te doen. We rijden de Andes uit, eerst een stuk door een rivierkloof met mooie uitzichten, daarna een aantal passen over. Met het klimmen uit de vallei bij Cusco naar 4600 meter werd het landschap kaler en kaler. We komen door wat stoffige, troosteloze dorpjes waar mensen in dikke kleren lopen. We begrijpen niet wat ze beweegt om bijna op de top te gaan wonen. Als we aan de westkant van de Andes weer naar beneden gaan, tot zeshonderd meter in Nasca, blijft het kaal: we hebben het vochtige, vruchtbare weer ingeruild voor woestijn. Maar we missen de koude nachten en dagelijke regen van Cusco niet echt en kunnen de blauwe lucht heel goed verdragen. De weg naar beneden is steil en loopt steeds naast een diepe afgrond. Er staat op veel plekken geen vangrail en er zijn weinig waarschuwingsborden, maar de talloze kleine huisjes met kruisen en bloemen langs de weg, soms wel tien in één bocht, hebben minstens zoveel effect als waarschuwing. Het Museo Didactico Antonini in Nasca met opgravingen uit de omgeving. De beschilderingen van aardewerk zijn veel gevarieerder en verfijnder dat het materiaal van de Inca's dat we in Cuzco zagen. De Inca's waren vooral veroveraars.
0 Comments
Voorlopig afscheid van BraziliëHet water op de barge over de Amazonedelta tussen Belém en Macapá is zo rustig dat we in Dappere Dodo net zo goed slapen als op de camping (video). We maken ons eigen ontbijt, want het verstrekte ontbijt bestaat uit alleen broodjes met boter en koffie. We hebben onze campingstoelen op het dek gezet en laten de oevers aan ons voorbij trekken, weelderige bomen en planten die niets aan warmte en water tekort komen. Her en der komen huisjes op palen met een steiger langs. Kinderen peddelen in kleine bootjes en zwemmen in het water. Medereizigers hebben hun hangmat onder een oplegger vastgemaakt en liggen zo in de schaduw. Een van de bemanningsleden loopt rond met een unster en komt even later terug met een vis van minstens een halve meter; blijkbaar iets gehandeld met een van de bootjes die af en toe enteren. Om tien uur blaast de kok op zijn fluitje: de lunch is klaar. Om vier uur gebeurt hetzelfde voor het diner. Het menu is steeds ongeveer hetzelfde. We eten aan een soort keukentafel waarna iedereen zijn eigen bord afwast. De dag eindigt met een anticlimax als blijkt dat de telefoon van Jan gestolen is. Nog voor de zon op is komt de boot aan in Macapá en iets over half zeven rijden we. Macapá ligt op de evenaar; we reizen voor het eerst sinds Namibië weer op het noordelijk halfrond, maar we zien hier geen borden, strepen of mensen die proefjes doen met waterkolkjes. De weg is grotendeels goed en rustig, zodat we flink opschieten richting Frans Guiana en overnachten op een open plek in het bos. Na onze eindeloze reis door Brazilië steken we de grens over naar Frans Guiana. Het is is op en top Verweggistan: er ligt een brug tussen beide landen die sinds twee jaar klaar is, compleet met douanekantoren etc., maar is gesloten. Er is een touw over de met onkruid begroeide weg gespannen en een politieagente deelt ons mede dat de doorgang verboden is. We kunnen wel met de boot, die gaat één keer per dag; de prijs voor de overvaart ligt tussen €80 en €200, afhankelijk van het aantal overstekende auto's. We zouden graag weten hoeveel daarvan betaald wordt om de brug dicht te houden. De boot zit helemaal vol, d.w.z. acht auto's, dus we betalen het laagste tarief. Voor het zover is moeten we nog de grensplaats door om op twee plekken stempeltjes halen. Is dit Frankrijk?Je waant je in Frans Guiana werkelijk in Frankrijk, alles is Frans: Franse verkeersborden, vangrails, snelheidsbeperkingen die niet alleen beginnen maar ook weer ophouden en Carrefour-supermarkten. We kopen nog even wijn en camanbert en zoeken direct over de grens een bushcamp, weer een prima plek in het bos. De eerste honderdvijftig kilometer die we rijden richting Cayenne, de hoofdstad, komen we geen dorp tegen. We rijden alleen door tropisch bos en steken grote rivieren over. Eén keer worden onze paspoorten gecontroleerd; Frans Guiana schijnt een populair toegangspunt tot de EU te zijn. We nemen een motel omdat we eindelijk wel weer eens een douche willen en een veilige plek in de buurt van Cayenne zoeken. Het is duur en onvriendelijk. Cayenne is veel minder Frans: vervallen vergane glorie, rommelig, Caraibisch; het is niet aantrekkelijk. We kijken voor de toeristenkaart van Suriname, een autoverzekering en een vervanger van Jan's gestolen telefoon, maar de missie is niet succesvol: het Surinaamse consulaat is net dicht, we zien geen enkele winkel die telefoons verkoopt en een verzekering voor een maand kost €224. Daar denken we dus nog maar even over na. De volgende dag zijn we succesvoller met de toeristenkaarten: twee paspoorten en zestig euro inleveren bij het consulaat, een half uur later staan we buiten met de papieren. We rijden naar de Marowijne, de grensrivier met Suriname, maar als we aankomen is de laatste ferry al vertrokken. De man van de paspoortencontrole raadt ons aan voor het politiebureau vlakbij aan het water te overnachten en heeft zijn collega al gebeld als we er aankomen. De collega staat als een welkomstcomité klaar. Later raken we met hem aan de praat. Hij is voor vier jaar uitgezonden en mag ter compensatie een jaar eerder met pensioen; de normale leeftijd is 56. Hij droomt ervan om op dezelfde manier te reizen als wij, maar heeft gemengde gevoelens over zijn werk: enerzijds trekt het werken in een totaal andere cultuur, anderzijds is er het grotere gevaar, omdat mensen sneller geneigd zijn al voor een kleine buit veel geweld te plegen. Hij werkt bij de illegale-immigratiebestrijding, volgens hem dweilen met de kraan open. Paramaribo en omgevingwww.youtube.com/watch?v=XLpx1FRGVzsWe staan als eerste bij de ferry over de Marowijne: er gaan maar zes auto's op en we hebben geen zin om langer te wachten. We worden beloond met een echt uitreisstempel uit de EU. We rijden voor het eerst sinds Namibië weer links (de historische achtergrond moeten we nog uitvinden) en gaan naar een camping in de buurt van Paramaribo. Het is leuk om iedereen te kunnen verstaan en alle borden te kunnen lezen, het voelt alsof je een beetje thuis komt. Suriname is dun bevolkt: we komen niet door dorpjes en zien weinig huisjes. We zien her en der vrolijk geschilderde moskeeën met kleine minaretten, waarvan sommige niet zouden misstaan in de Efteling. Een auto haalt ons toeterend en knipperend in en signaleert dat we moeten stoppen. Het blijken Guy en Claudie te zijn die we voor het eerst tegenkwamen in Zuid Argentinië en daarna nog regelmatig in Chili en in Bolivia. Ze zitten zes weken vast omdat ze op nieuwe banden uit Europa wachten. We horen dat we een opportunity gemist hebben. We hadden berekend dat we net te laat waren voor een satellietlancering in Kourou (waar driekwart van alle satellieten wereldwijd gelanceerd worden), maar die bleek een dag uitgesteld te zijn i.v.m. het weer, zodat we Kourou net voorbij waren toen de lancering plaatsvond. We genieten van de weelderige planten en bloemen overal. We genieten ook van de Nederlandse elementen in Suriname. Natuurlijk is het leuk om iedereen te kunnen verstaan en gemakkelijk een praatje te maken met all hartelijke en geïnteresseerde mensen. De camping met restaurant wordt gerund door Jelle en Netty, Nederlanders die jaren over de wereld gezeild hebben voor ze in Suriname neerstreken. Het is niet alleen een verplichte plek voor overlanders, maar ook voor langeafstandzeilers (overzeeërs?). Het is de stamkroeg voor in de buurt wonende Nederlanders die iedere avond even langskomen om bij te kletsen. Wij sluiten ons van harte aan. Het is ook leuk om in de winkel echte oude kaas, krentenbollen, drop en droge sherry te kunnen kopen. Twee winkels zijn ons aangeraden om hun Nederlandse assortiment. En inderdaad, het bijna Albert Heijn; zo'n assortiment hebben we niet meer gezien sinds we drie jaar geleden de Duitste grens over gingen: beschuit, vruchtenhagel, gerookte makreel. Er schijnt zelfs zoute haring te zijn, maar die vinden we niet. Het land heeft ook iets treurigs door de economische neergang: de Surinaamse dollar is in driekwart jaar de helft minder waard geworden en winkels zijn niet zo goed gevuld als vroeger. Er wordt veel gemopperd op de regering die het afsluiten van een staatslening om een eerdere staatslening af te betalen als grote overwinning presenteert. We praten bij met Guy en Claudie die we al zo vaak zijn tegengekomen, maar nog nooit uitgebreid gesproken hebben. Zij reizen van west naar oost door de Guyana's, wij van oost naar west, dus prima voor het uitwisselen van praktische informatie. We hebben een paar ontzettend gezellige dagen met Marco en Yvonne: vestiging Domburg van de LandCruiserclub. Marco en Yvonne maken een soortgelijke tocht door Zuid Amerika als ons noordelijke deel, maar in tegengestelde richting. Paramaribo heeft een heel ander karakter dan de steden waar we eerder deze reis geweest zijn (video). Veel grote houten gebouwen, soms goed in de verf, soms vervallen. De straatnamen zijn ook leuk: Jodenbreestraat, Wagenwegstraat, Domineestraat. Het is lang geleden dat we zoveel dingen zagen die we niet kennen als op de centrale markt. Daarentegen zijn tomaten een delicatesse. Via straten vol met houten huizen met bewerkte balkons en een prachtige kerk van helemaal hour komen we bij Fort Zeelandia. Het is de plek waar de Nederlanders hun eerste nederzetting stichtten, maar ook waar de beruchte decembermoorden plaatsvonden. De tentoonstelling, alleen in het Nederlands, geeft een goed overzicht van de Surinaamse geschiedenis. Voor nog geen vijf euro eten we met z'n tweeën nog een keer prima roti. Op zondag gaan we vroeg de stad in voor de vogeltjesmarkt, maar we zijn toch te laat. Het is opvallend in Suriname hoeveel mensen met vogelkooitjes sjouwen. We gaan nog even naar de dierentuin, een beetje deprimerend met kleine hokken. Vanuit Paramaribo kunnen prima uitstapjes gemaakt worden: naar Frederiksdorp (video), een gerestaureerde koffieplantage met prachtige, statige huizen die nu omgebouwd worden tot toeristenaccommodatie, naar Margaretha, een creools/Hindoestaans dorpje, ontstaan toe personeel voor de plantage gehuisvest moest worden, naar Palulu, een jungle camping met een prachtige plek midden in het bos, naar Peperpot, een plantage die is omgevormd tot natuurgebied en ter gelegenheid van de verjaardag van Margriet een dolfijnen-/sunset boottocht met hapjes, drankjes en volop dolfijnen. Twee vergane treinwagons en een locomotief bij wat ooit station Onverwacht was is alles dat over is van de spoorweg die ooit werd aangelegd om bauxiet te vervoeren. Voor de rondleiding bij een vlinderkwekerij belanden we tussen een reisgezelschap van oudere Brabanders. We zouden qua profiel in de groep moeten passen, maar toch...nee liever niet. Door de vlinderkwekerij worden rupsen, slangen en schildpadden gekweekt voor dieren- en vlindertuinen in Noord Amerika en Europa. Zelfs de kunstmest wordt ingevoerd uit Nederland. De specialiteit van het kleine Koto Museum is hoofddoeken zoals die gedragen werden door Creoolse vrouwen. Door de gesteven katoenen doeken op een bepaalde manier te vouwen of een bepaalde naam te geven werden aanwijzingen aan vriendjes gegeven, ruzie tot uitdrukking gebracht en roddels over huwelijk en vreemdgaan de wereld in geholpen. De mimiek en manier van vertellen van de rondleidster maakt het extra leuk. Verder is het klusjesdag: achterstallige was doen, gastanks vullen en kopieën laten maken. Weg naar Zee is een hindoe-bedevaartsoord bij Paramaribo aan de kust. Het is een kleurrijk geheel. Er zijn veel vogels, vooral reigers, maar niet de beroemde rode ibis. We wandelen nog een stukje, maar het is zo'n vuilnisbelt dat we snel weer naar ee auto gaan. Dat mensen hier kunnen leven. Ook bij de hindoe-crematieplaats een stukje verderop zien we alleen reigers. We lunchen bij een rotirestaurant dat speciaal is aanbevolen en inderdaad, de roti is uitstekend. Aansprakelijkheidsverzekering Wanneer we Suriname inkomen moeten we Dappere Dodo bij de douane parkeren en eerst een aansprakelijkheidsverzekering gaan kopen voordat we een tijdelijk invoerbewijs krijgen. We lopen een paar honderd meter in de richting die de douane heeft aangegeven tot we bij een winkeltje komen dat verzekeringen verkoopt. De deur is nog op slot en een vrouw veegt de vloer. Ze doet open en we vertellen wat we willen. "Verzekeringen doet mijn dochter en die zit nog in bad. Zodra ze klaar is komt ze." Ze zet twee stoeltjes voor ons buiten en gaat verder met dweilen. Na een minuut of tien verschijnt de dochter. Die begint moeilijk te kijken. "Ik kan op dit moment geen verzekeringen voor een maand verkopen, alleen voor een jaar. Ik heb gisteren mijn laatste formulier voor een maandverzekering gebruikt. De bank tegenover kan het wel." Bij de bank staat een rij mensen te wachten voor een deur met een bewaker ernaast in een militair uniform die steeds aanwijst wie als volgende naar binnen mag. Maar wij mogen direct naar een dame in een kantoortje met air conditioning. "We hebben nog geen Surinaamse dollars, kunnen we in euro's betalen?" "Nee, dat kan niet." "Kunnen we bij u wisselen?" "Ja, dat kan." Ze kijkt op haar scherm. "Ik heb de koersen van vandaag nog niet, dus ik kan niet wisselen. Maar als u even naar de kruidenier naast de bank gaat, die wisselt wel." We komen terug met geld. "Nu moet u bij de kassier gaan betalen." Zo belanden we alsnog in de lange rij. Als we het verzekeringsbewijs krijgen zien we dat het chassisnummer verkeerd is. Ze belt naar de verzekeringsmaatschappij. "Het geeft niet, de douane kijkt er toch niet naar." Zo hebben we nu een verzekering voor een maand die zestien euro kost en maximaal zesduizend euro uitkeert. Boven Suriname - Afrika in Zuid AmerikaDe Brownsberg Nature Reserve is een van de best bereikbare natuurgebieden in Suriname. De hoge bomen in het oerwoud blijven indrukwekkend, maar we zien weinig dieren: apen en grote hagedissen. Ayuni ligt aan het einde van de weg van Paramaribo naar het zuiden. Al het verdere vervoer gaat per korjaal. Een korjaal is een lange, slanke ondiepe boot die bruikbaar is op de rivieren met stroomversnellingen en keien. We gaan een paar dagen naar Pikin Slee aan de Surinamerivier. We willen Dappere Dodo niet onbewaakt bij het haventje laten staan en vinden een plek op het terrein van een polikliniek. "Je moet naar Louwtje vragen, dat is de bootsman." is ons gezegd. We vinden hem; hij zegt ons te wachten in de schaduw. Na twee uur is een ontzettende berg bagage waaronder twee hardhouten deuren ingeladen en zijn alle passagiers er. Het is een mooie tocht over de Surinamerivier, die uiteindelijk vier uur kost (video). Dat is veel meer dan we verwacht hadden; het is zonder drinken en lunch toch wel een hele zit op de houten bankjes van de boot. Als we twee dagen later terug gaan kost dezelfde tocht iets meer dan twee uur (video). We komen langs eindeloze jungle met hier en daar een dorpje. Vrouwen wassen in de rivier en doen er de vaat of maken vlees school. Blote jongetjes rennen gillend van een zandbank af de rivier in. Twee keer moeten we uitstappen en een stuk lopen omdat het water te ondiep is. In Pikin Slee (video) is zelfs een museum over de historie van de Marrons. Het is door lokale mensen opgericht; een Nederlandse vrouw is coach. Ook in Pikin Slee is de crisis goed voelbaar. Er is geen diesel voor pompen en electriciteit. Waterkranen die op veel plekken staan opgesteld werken niet, zodat vrouwen in de droge tijd drie kwartier moeten lopen om kreekwater te halen. Ze komen terug met een teil van veertig liter op hun hoofd. In de regentijd word regenwater opgevangen. We zien tractoren en twee auto's. Ook die zijn in stukken per korjaal aangevoerd. Twee dorpen verder ligt Boto Pani (video). Het pad erheen is alleen geschikt voor voetgangers en brommers en gaat door de jungle. We komen door een paar andere dorpjes die vooral Christelijk zijn. Het is wat welvarender en wat eenvoudiger om foto's te maken. Wel zien weer het water halen in de kreek en wassen en afwassen in de rivier (video). Marrons zijn gevluchte slaven. Pikin Slee is een Marron-dorp waar vooral Marrons wonen die nog een traditionele Westafrikaanse religie aanhangen. Iedereen heeft er kostgrondjes. Dat zijn stukken oerwoud van maximaal een hectare die leeggekapt en gebrand worden. Er wordt twee jaar iets op verbouwd, maar omdat de grond arm is en niet bemest wordt is het kostgrondje dan uitgeput en kan het zes jaar niet gebruikt worden. Leiderschap van deze Marrons erft over langs de vrouwelijke lijn maar op de hogere niveaus zijn uitsluitend mannen. Vrouw en man houden hun eigen huis en kiezen waar ze slapen. De vrouw kookt het eten en brengt het naar de man, maar ze eten niet samen. Een man kan meerdere vrouwen hebben, maar een vrouw kan wel bij de man weglopen. Wanneer vrouwen menstrueren (volgens de gids waren ze dan ziek) moeten ze in een apart huis verblijven. Uithuweling komt niet meer voor. Er is een strikte taakverdeling tussen mannen en vrouwen: mannen kappen kostgrondjes en planten er gewassen. Ze moeten kleding betalen en school betalen en gaan daarom vaak werken in de stad. Vrouwen koken, halen water en wassen. Aan de kleding is de huwelijkse staat te zien. In het dorp is een lagere school in dorp, voor hoger onderwijs moeten kinderen naar Paramaribo. Ze wonen dan vaak bij familie. Er wordt geen vee gehouden, er zijn alleen wat kippen voor eieren en ceremonies. Ziekte wordt nog steeds aangepakt met traditionele kruidengeneeskunde, alternatief is de polikliniek twee dorpen of het vliegtuig naar Paramaribo. PalmenstrandenIn Itaúnas, aan zee komen in het hoogseizoen veel backpackers, maar nu is het rustig. Iedereen die een tuintje heeft zet een bord "Camping" neer, maar bijna overal kunnen alleen tentjes terecht; er is er maar één geschikt voor campers. Caravelas, een vissersdorpje vanwaar een boottocht naar een maritiem natuurgebied gemaakt kan worden is een schilderachtig plaatsje in een gebied met een geweldig klimaat. Families zitten op plastic stoeltjes voor hun huis, een vrouw manicuurt haar nagels in het raamkozijn, met alle flesjes in de vensterbank, vissers doen het laatste onderhoud aan hun boten, auto's rijden met keiharde muziek voorbij, mannen zitten voor de bar aan een pilsje, jongens trappen een balletje, mensen fietsen door de straten op felgekleurde fietsen en een vrouw knuffelt op een stoel voor haar huis een heel klein hondje. Onze kampeerplek is midden in het stadje en voor het eerst worden we geconfronteerd met de beruchte nachtelijke Zuidamerikaanse weekendluidruchtigheid: tot half vier 's nachts disco in de buurt, auto's met de CD-installatie op twaalf en een late thuiskomer die net naast ons een stuk van zijn auto afrijdt. De volgende dag vinden we een rustiger plek: een resort waar een campingdeel aan toegevoegd wordt. Het is nog niet klaar, maar we kunnen kamperen onder de palmen vlakbij het strand met naast ons een groot zwembad en met een douche/toilet voor onszelf. Hier moeten we het twee dagen zien uit te houden, totdat we met de geboekte boottocht mee kunnen. Nou, dat lukt. Het is een minuut of twintig wandelen naar het dorp. Aan het strand liggen vissersbootjes. Er zijn niet veel mensen. Mannen en een enkele vrouw zijn bezig visnetten schoon te maken en pompen een boot leeg. Een uit elkaar gehaalde motor ligt ernaast. Vis is niet te zien, die is waarschijnlijk al bij zonsopgang afgevoerd. In het dorp is één supermarkt en één bakker, er zijn wel een paar café's. De vrouw die ons broodjes verkoopt heeft duidelijk last van de warmte, hoewel het nog vroeg is. Ze heeft ook het verkeerde postuur voor het klimaat en het produkt dat ze verkoopt. Het Parque Nacional Marinho dos Abrolhos ligt zo'n zeventig kilometer uit de kust. De highlight is walvissen en daarvan zien we er veel. Wanneer we naar de staart van een exemplaar kijken zien we al de fonteinen van een paar andere. Het is een vaart van ruim drie uur enkele reis met prima catering, waaronder onbeperkt fruit. Het is gezellig met alle vrolijke Brazilianen; komt die Afrikaans aandoede vrolijkheid van het DNA van uit West Afrika overgebrachte slaven? In de staat Bahia, waar we nu zijn woont de grootste concentratie. De vaart eindigt bij een paar ruige, grotendeels onbewoonde eilanden. We snorkelen, maar dat is niet bijzonder: de score is één vis. We rukken ons los van ons heerlijke resort aan zee en rijden door afwisselend landschap een stuk naar het noorden. Hoewel we bij een tankstation overnachten worden we wakker van de vogels en niet van de vrachtauto's. Door dorpjes met klinkerstraten en weelderig groen (palmen en bananen zijn een soort onkruid hier) rijden we naar Valença. We hebben geen informatie over een camping, maar als we de plaats binnen rijden worden we aangesproken door jongens van de toeristeninformatie op de fiets. Een van hen rijdt voor ons uit en tot onze verbazing belanden we op een mooie camping. De highlight zou bouw met de hand van houten boten moeten zijn, maar na Oman, waar we de bouw van klassieke dhows gezien hebben valt dat wat tegen. KuststedenVolgens de Rough Guide is Salvador de gevaarlijkste plaats van Brazilië en met Valparaiso nog vers in het geheugen zijn we extra voorzichtig met wat we meenemen en waar we lopen. Het gaat allemaal prima met politie die in het centrum volop aanwezig is. Salvador heeft een mooi oud centrum en de meest vergulde kerk van Brazilië met ook nog azulegos, de Portugese delftsblauwachtige schilderingen (video). São Christóvão is ook een koloniaal plaatsje, maar anders dan wat we eerder zagen. Niet alles perfect geschilderd, niet overal restaurantjes en souvenirwinkels en geen kaartjesverkoop voor de kerken, maar een slaperig plaatsje vol historische gebouwen waar geen enkel onderhoud aan gebeurt. Zwart van de schimmel en met afbladderende verf, maar wel sfeervol. Verder naar het noorden rijden we voornamelijk de BR-101, de hoofdverbindingsweg van zuidoost naar noordoost Brazilië. Het is en eentonige weg met kilometers suikeriet, een paar tientallen kilometers van de kust. We vragen ons af welke combinatie van beleid, corruptie, bestuurlijke incompetentie en wedijver tussen staten tot de BR-101 in zijn huidige toestand geleid heeft. Sommige stukken zijn prachtige vierbaansweg, sommige stukken tweebaans met opgelapt asfalt. Op sommigè stukken liggen wel vier rijstroken, maar worden er maar twee gebruikt, terwijl de andere twee in uiteenlopende staat van degeneratie verkeren. Maar op weer andere plekken wordt hard gewerkt aan de aanleg van compleet nieuwe rijstroken. Viaducten liggen geïsoleerd in het land en verbinden niets met niets. Je moet trouwens goed opletten om te weten wanneer je op een twee- en wanneer op een vierbaansweg rijdt, met zo'n ongebruikt stuk weg ernaast. Opletten is trouwens ook hard nodig om niet verrast te worden door verkeersdrempels die onaangekondigd midden op de snelweg opdoemen. In Recife overnachten we op een plek die we hebben uitgekozen op basis van een beknopte omschrijving in iOverlander in het Portugees. Het blijkt een stadsparkje te zijn. Normaal overnachten we er niet zo graag op dit soort plekken, maar het wemelt van de politie en bewakingspersoneel, terwijl overal camera's hangen. We voelen ons dan ook volstrekt veilig. Het is een drukke, maar levendige plek. We zoeken de volgende dag iets beters, maar het is de dag van mislukte campings. We gaan naar een in iOvedlander aangegeven camping in Recife, maaf daar is niets. Een andere camping die we op internet vinden is alleen een klein tuintje waar Dappere Dodo niet kan komen. We besluiten daarom om Recife over te slaan, Holinda met een goed onderhouden oud centrum te bekijken (video) en dan naar een camping noordelijke te gaan. De camping noordelijker blijkt gesloten. We worden verwezen naar een andere plek, maar ook daar is geen camping. Uiteindelijk brengt iemand ons naar een plek waar er wel een is. Met behulp van een gasfles van de campingbaas vullen we er voor het eerst een eigen gasfles door overgieten. Dat gaat prima. Een stukje verder naar het noorden is Praia da Pipa. De laatste kilometers gaan over een klein binnendoorweggetje waarbij we een rivier oversteken met een houten vlot waarop één auto past en dat met de hand naar de overkant geboomd wordt (video). Bij Praia da Pipa is een van de mooiste stukken kust tot nu toe, met kliffen en wit strand. Er is het Santuário Ecológico de Pipa, een stukje Atlantisch oerbos, met een mooi uitzicht over de kliffen en de oceaan. We onderbreken het kilometers maken naar het noordwesten met een bezoek aan de grootste cashewboom ter wereld. Het is meer een parkje dan een boom met overal uit de grond komende staken. We eindigen met wildkamperen op een prachtige plek: een meertje vol vogels waarachter de zon ondergaat en waarin kinderen spelend in een bootje rondvaren. Het silhouet van het kerkje dat op het hoogste punt van het dorpje verderop staat steekt af tegen de rode lucht. GestrandWe hebben van andere reizigers gehoord dat je na Fortaleza een stuk over het strand kunt rijden; dat willen wij ook wel eens proberen. Op het eerste stuk rijden vaak buggies, zodat het gemakkelijk is het beste spoor te volgen. Dat gaat prima en is heel mooi. We moeten één keer een grotere rivier oversteken. Er gaat een pontje dat één auto tegelijk kan vervoeren en als we aankomen zijn we nummer acht in de rij, zodat de zon onder gaat wanneer we aan de beurt zijn (video). We rijden de volgende dag verder langs het strand en zien kans om in één dag meer vast te komen zitten met Dappere Dodo dan de hele reis tot nu toe. Het is afgaand water maar nog vrij hoog, dat maakt alles een stuk lastiger. We graven ons in omdat we een pad iets te dicht langs het water kiezen en hebben voor het eerst sinds Dubai de zandplaten nodig. We ontdekken dat de lier niet meer werkt evenals de diff lock voor, terwijl we die nota bene voor we drie jaar geleden op reis gingen nog uitgeprobeerd hebben. Uiteindelijk komen we met veel gegraaf toch los. We rijden een stukje verder en als het spoor weer erg slecht wordt besluiten we dat het strandrijden mooi geweest is en dat het maar weer asfalt moet worden. We willen keren en rijden ons met het differentieel en de ophanging van een schokbreker achter klem op een groot stuk boomstam. Wanneer we een poos bezig geweest zijn om Dappere Dodo op te krikken om met een zandplaat weg te komen krijgen we hulp en worden we eruit getrokken met de lier van een auto waarvan we het merk hier niet durven te vermelden. AmazoneDe weg verder naar het noordwesten is een eentonige weg met voortdurend begroeiing van halfhoge struiken en af en toe een dorpje. De sfeer wordt tropischer: we zien weer vrouwen wassen in de rivier, meer landbouw met paard en wagen en meer rondhangende mannen dan in het zuiden; vrouwen dragen af en toe weer lasten op hun hoofd. In aanloop naar lokale verkiezingen rijden overal auto's rond die een kandidaat aanprijzen. Dat gebeurt met affiches, maar vooral met veel lawaai. Het lijkt alsof iedereen alle luidsprekers die hij kon vinden in zijn achterbak of op een karretje gemonteerd heeft en daarmee nu met volume in de hoogste stand rondrijdt. We beginnen in het Amazone-landschap te komen, het landschap is groen en uitbundig doordat hier meer regen valt dan zuidoostelijker aan de kust en de lucht is warm en vochtig. Mensen zitten onder een boom of onder hun veranda te wachten tot de ergste hitte voorbij is. Vlak voor we Belém binnen rijden horen we een politiesirene en piepende banden en zien we uit twee politieauto's minstens vijf agenten komen die allemaal hun pistool of geweer gericht houden op een autootje dat ze hebben laten stoppen. We blijven maar niet kijken hoe het afloopt. In Belém gaan we als eerste achter de boot van Belém naar Macapá aan. Dappere Dodo is te hoog voor een gewone ferry, dus het wordt een "barge", een platte boot die voortgeduwd wordt, waarop we gelukkig zelf mee kunnen. Het gaat allemaal niet erg efficiënt, maar rond de middag is alles voor elkaar en kunnen we nog even sightseeen in Belém. Vooral de markt met zijn vele restaurantjes is interessant. De dag van vertrek is voornamelijk een dag van wachten. We doen nog wat boodschappen omdat ons maaltijden beloofd zijn, maar de catering op dit soort plekken altijd een verassing is. We staan tussen de opleggers en zijn vrijwel de enige passagiers. Maar we staan buiten, kunnen het dak omhoog doen, in Dappere Dodo slapen en onze stoelen opzetten. 's avonds tegen achten, twee uur later dan gepland, varen we weg. In de lijn der verwachtingen is het diner rijk aan eiwitten (onbeperkt rundvlees) en koolhydraten (combinatie van rijst en spaghetti) en arm aan vitaminen (zoeken we nog naar). Omdat de boot zo groot is en we in de rivierdelta varen is er nauwelijks golfbeweging. Dit reist beslist comfortabeler dan op een volle passagiersboot. Het spijt ons alleen weer dat de communicatie zo moeizaam verloopt, het zou een prima plek zijn om eens wat te buurten met de Brazilianen. Verkeerde tijdIn Bonito willen naar de Grota Azul, maar dat gaat met hindernissen. Als we een kaartje willen kopen blijkt dat je bij een reisbureau moet reserveren. Bij onze tweede poging hebben we een exact tijdsslot toegewezen gekregen, maar uiteindelijk vertrekt onze groep precies een uur te laat. Omdat alles verder heel geordend verloopt beginnen we ons af te vragen of we wel de goede tijd hebben en inderdaad, bij het overgaan naar een nieuwe Braziliaanse staat had de klok een uur terug gemoeten. De grot vol stalactieten en stalagmieten komt uit bij een kobaltblauw meer, prachtig. In en van de andere bezienswaardigheden, het Aquárium Natural bij Bonito kun je snorkelend een rivier vol met vissen een stuk afdrijven. Het is mooi en het snorkelt comfortabel in vergelijking met de zee: geen golven en geen zout water. De winkels in dit stuk van Brazilië vallen tegen ten opzichte van Chili en Argentinië. De supermarkten hebben meestal een groot oppervlak, maar proberen qua breedte van het assortiment een combinatie van Albert Heijn, Blokker en de Boerenbond af te dekken. Samen met grote gangpaden, lege koelboxen, half gevulde groente- en fruitvakken en een brede uitstalling van aanwezige artikelen leidt dit tot een assortiment met weinig diepgang, waardoor we vaak misgrijpen. OverweldigendDe Pantanal is een gebied dat in de regentijd moeras is en in de droge tijd helemaal opdroogt; het is het gebied met de meeste fauna in Zuid Amerika. Hoewel we nog in de droge tijd zitten heeft het geplenst, zodat we alsnog door de modder kunnen ploeteren; jammer van het auto poetsen van een paar dagen geleden. Maar de hoeveelheid vogels die we zien is overweldigend. We maken met een gids een bushwalk, een "safari" (een auto/wandelcombinatie) en een boottocht over de rivier. Vooral de boottocht is mooi door de ongereptheid verder het gebied in, want in de buurt van de weg zijn regelmatig fazenda's, boerderijen voor veeteelt. We zien grote en kleine miereneters, neusberen, apen, een groep otters, herten, ara's, papegaaien en parkieten en heel veel kaaimannen. Een jaguar is ons niet gegund. In Miranda, net onder de Pantanal, vinden we een ontzettend vriendelijke boerderij-lodge/camping. We worden meegenomen om apen te kijken in de omgeving en uitgenodigd voor de avondmaaltijd samen met de familie van de manager. Het blijkt een soort barbecue te zijn met heel veel vlees, wat cassave en verder niets. Brazilianen hebben toch een andere benadering van gezond eten dan wij. Maar het is leuk om een keer mee te maken; alleen jammer dat bijna niemand Engels of Spaans spreekt. Brazilië heeft een gecombineerd 127 V / 230 V systeem en dat leidt tot volstrekte chaos. Sommige campings hebben het ene, sommige het andere, sommige beide. De stopcontacten voor 230 V zijn redelijk gestandaardiseerd, voor 127 V wordt soms een stopcontact gebruikt waar ook platte Amerikaanse stekkers in kunnen, soms ook dezelfde als voor 230 V. We waren bij een camping waar een label "110 V" bij een stopcontact hing. Toen we navroegen werd het label eraf gehaald en bleek het 230 V te zijn.Nadat we een tweepolige stekker vervangen hadden door een met randaarde bleek er spanning op de auto te staan. Het zal duidelijk zijn dat de universeelmeter onder handbereik ligt. We maken kilometers richting Atlantische kust door een gebied zonder campings. Overnachten bij een pompstation is dan een prima optie. Er is bewaking en er zijn dag en nacht faciliteiten voor truckers, zoals douches, toiletten en wifi. Bovendien loop je geen risico dat je je verslaapt als de truckers massaal bij het eerste daglicht vertrekken. Op bezoek bij de burenOnze Nederlandse achterburen John en Joana zijn de kleinkinderen van Nederlandse emigranten in Brazilië; ze zijn er geboren en getogen. Ze zijn ook in Brazilië en we zoeken ze op bij de ouders van Joana in Campos de Holambra. Campos de Holambra is een van de latere "kolonies" van Nederlanders. Holambra (van Hollanders in Amerika, Brazilië), waar we later nog naartoe zullen gaan was de eerste. De eerste Nederlanders vertrokken in 1948 naar Brazilië. Katholieke gezinnen met tien of twaalf kinderen emigreerden, om toegang tot meer land te hebben, zodat ook de boerenzoons een bedrijf zouden kunnen beginnen. Verkenners waren vooruit gegaan en hadden namens de coöperatie van Nederlandse boeren een verwaarloosd landgoed met 5000 ha grond gekocht. Brazilië was een aantrekkelijk doel omdat in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Canada en Australië het vormen van kolonies toegestaan was. De Nederlandse boeren wilden vooral melkveebedrijven opzetten. De Braziliaanse overheid ondersteunde dit omdat er veel vraag naar melk was in het nabijgelegen São Paulo. De oudste zoons gingen als kwartiermaker vooruit om een huis voor de familie te bouwen. Er ontstonden al snel spanningen omdat al het geld dat de emigranten hadden naar de coöperatie ging en omdat het in het begin helemaal niet goed liep doordat het meegebrachte stamboekvee massaal stierf onder de Braziliaanse omstandigheden. Uiteindelijk bleef een derde van de immigranten die uit alle delen van Nederland kwamen en daar vaak een boerderij verkocht hadden in Holambra. De rest ging terug of zocht zijn heil elders in Brazilië. Holambra is nu een welvarende plaats met veel bloementeelt en ook toerisme. Het is heel gezellig bij de ouders van Joana. We krijgen een rondleiding langs de landerijen waar we veel leren over landbouw in Brazilië en door het museum over Nederlands immigranten in Brazilië dat door de vader van Joana is opgericht. Holambra is kitcherig, maar dat maakt het weer leuk: nepgeveltjes, een molen en een winkel met Delfts blauw. We kunnen er kamperen in de tuin van Trudy, een tante van John. Met haar maken we een rondrit door Holambra; bij bijna ieder huis hoort een verhaal. Ook in Holambra gaan we naar het museum, waarvan een oom van Joana nu de drijvende kracht is. De opzet is vergelijkbaar met het museum in Campos de Holambra, maar het is meer gefocuseerd op de verhalen achter de immigranten. We eten Nederlands gebak bij Zoet & Zout en lunchen bij het kilobuffet van de Hollandse Club. Koloniale historieParaty is een havenstadje dat de Portugezen oorspronkelijk gebruikten om goud naar Portugal te verschepen. Het raakte in verval toen de route verlegd moest worden, waarna er weinig veranderde. Het is daarom een van de mooiste nog bestaande voorbeelden van Portugese koloniale architectuur en staat op de UNESCO-werelderfgoedlijst. Het centrum dat wel toeristisch is met retaurantjes en souvenirwinkeltjes, is afgesloten voor auto's. Het heeft overal kinderhoofdjesstraten, die zo zijn aangelegd dat na springtij het water weer goed weg kan, eigenlijk waterhoofden dus. Alle huizen en gebouwen zijn perfect bont en blauw geschilderd en in het kanaal naar de zee liggen kleurrijke boten. Overal staan grote palmen en andere hoge bomen met planten die tegen de stam op omhoog groeien. Zelfs het weer doet aan Portugal denken: de omgeving ziet eruit of altijd de zon schijnt, maar als wij komen regent het; dat was bij onze vakanties in Portugal ook altijd zo, zodat we vaak weer naar Spanje vluchtten. Het voordeel van het bijhouden van statistieken van onze reis is dat er altijd wel ergens een bijzonder getal is dat aanleiding geeft om iets te vieren. Niet alleen is het precies drie jaar geleden dat we met Dappere Dodo uit Nederland vertrokken, maar we zijn ook op de honderdste overnachtingsplaats in Zuid Amerika. Als klap op de vuurpijl meldt Facebook dat we exact zes jaar vrienden zijn. Nou dat gaan we allemaal vieren met een lunch bij een kilorestaurant, een zelfbedieningsrestaurant waarbij je betaalt per opgeschept gewicht. We kennen dit soort restaurants al uit Argentinië, maar in Brazilië zie je er nog veel meer, sterk uiteenlopend in assortiment, kwaliteit en prijs. Ze schijnen te zijn ontstaan in de crisistijd om tegen te gaan dat mensen voedsel bestelden en moesten betalen dat ze toch niet aten. De weg naar het volgende plaatsje, Tiradentes, gaat eerst langs de kust en daarna door secundaire wegen in het binnenland. Het is een mooie, afwisselnde rit; het landschap doet aan Zuid Frankrijk denken. Het is een in de achttiende eeuw opgericht plaatsje waarvan het historische centrum sindsdien weinig veranderd is. Een van de opvallende bezienswaardigheden is de Igreja Matrix de Santo Antônio met een volledig met goud bedekt altaar. Ouro Preto is de mooiste Portugees-koloniale plaats van Minas Gerais, de staat met veel van dit soort plaatsjes. Kronkelige, steile klinkerstraatjes met in felle kleuren geschilderde huizen en barokke kerken met een overdaad zoals we die zelfs in Zuid Europa zelden gezien hebben. Bij het binnengaan rijden we iets te ver in het oude centrum, de straatjes worden er steeds steiler en smaller en door het voortdurende eenrichtingverkeer worden we steeds verder de fuik ingelokt. We zijn blij als we Dappere Dodo hier met moeite weer aan weten te ontworstelen. De weg richting kust is een afwisselende route door de heuvels. We belanden weer eens op de binnenplaats van een hotel. Wat een aardige mensen! Overnachten op de parkeerplaats, ontbijt en geen geld willen hebben. In Reserva Natural Vale, het natuurpark met een van de laatste stukken Atlantisch oerbos van Brazilië en veel vogels is ook geen camping, maar alleen een hotel. Dat doen we dan maar een keer: een "chalet" in een prima omgeving. Hetcis de eerste keer sinds we drie jaar geleden vertrokken dat we niet uit pure noodzaak niet in Dappere Dodo slapen. De tussenbak lekt een beetje olie; dat gebeurde in Afrika ook en was het begin van veel narigheid. Omdat LandCruisers in Brazilië minder populair zijn dan in veel Afrikaanse landen en omdat alle invoer in Brazilië duur en tijdrovend is zal een grote reparatie moeizaam en duur zijn. En dat willen we graag voorkomen. We hadden het oliepeil in de versnellingsbak en tussenbak al een keer gecontroleerd en laten dat nu nog een keer doen. Gelukkig is alles goed. Twee eilandenWe maken een tweedaagse boottocht naar de eilanden Amantaní en Taquile in het Peruaanse deel van het Titicacameer. We overnachten bij een familie op Amantaní. We worden er pgewacht door vrouwen in klederdracht en naar het huis gebracht waar we logeren. Op het eiland is geen gemotoriseerd vervoer en ook geen GSM-ontvangst. Er zijn zeven dorpjes die bij toerbeurt gasten ontvangen en de bewoners ervan ontvangen bij toerbeurt gasten. De verschillen met ons bezoek in 2008 vallen op: er is nu stromend water; we zien groepen zonnepanelen voor de leidingwaterpompen en ook de huizen hebben zonnepanelen, zodat er electrisch licht en TV is; allemaal betaald met de inkomsten van het toerisme. Rondom alle huizen zijn terassen met akkertjes, wat groente en aardappels voor eigen gebruik en quinoa voor de handel; maandelijks gaan de bewoners naar Puno om de quinoa te verkopen en andere spullen te kopen. Het enige vee is wat schapen, er zijn zelfs geen kippen en vis wordt niet gevangen. Ons verblijf is strikt gestandaardiseerd: alle families serveren exact dezelfde maaltijden; 's middags aardappel/groentesoep en gebakken kaas met drie soorten aardappels en een blaadje sla, 's avonds aardappelsoep en rijst met macaroni en een beetje groente en 's ochtends twee pannenkoekjes met jam. Bij iedere maaltijd is er thee, desgewenst cocathee. Er wordt gekookt op eucalyptushout, voor noodgevallen is er een gaskooktoestel. Hoewel een familie maar vier gasten gelijkertijd mag ontvangen heeft ons gastgezin vijf gastenkamers aan het huis gebouwd; wishful thinking dat we vaker gezien hebben. Er is een basisschool op het eiland; voor vervolgonderwijs verblijven kinderen de hele week in Puno. Het moet een rustig, maar saai bestaan zijn. De vorige keer dat we hier waren was er een oogstfeest met een orkest dat zich het bier goed liet smaken en daardoor steeds valser ging spelen. Nu worden we 's avonds in klederdracht gehesen voor een dansfeest. Een uur lang host iedereen achter elkaar aan, daarna is het opeens leeg. De tweede dag gaan we door naar Taquile; voor het afscheid van Amantaní hijsen de vrouwen zich weer in klederdracht. Op Taquile wordt een andere taal gesproken dan in het omringende gebied en ook de gebruiken zijn anders. Aan de hoofddeksels kun je de status van de mensen herkennen: ex-autoriteiten hebben een muts met veel kleurtjes, huidige autoriteiten zo'n zelfde muts met een hoed eroverheen. Ongehuwde mannnen hebben een muts met een gekleurd onderstuk en een wit bovenstuk; door het witte stuk naar achteren, naar links of naar rechts te laten hangen geven ze aan of ze een partner zoeken en of ze verloofd zijn. Vrouwen doen iets soortgelijks met grote, lichtgekleurde of kleine donkere kwasten aan hun muts. Death road, eigenlijk een makkieDe weg van Copacabana in Bolivia naar La Paz voert hoog langs Lago Titicaca met bijna voortdurend uitzicht op het diepblauwe meer met huizen en terassen met akkertjes op de hellingen en besneeuwde bergen op de achtergrond. We moeten overvaren met een ferry. Er liggen een stuk of zestig bakken, een soort vlotten met een buitenboordmotor, waarvan er een aantal kris kras door elkaar wiebelend heen en weer vaart (video). In iedere bak passen een bus plus een personenauto. Over de prijs van de overvaart blijkt onderhandeld te kunnen worden. Niet ver na de overvaart veranderd de weg: veel verkeer en voortdurende omleidingen omdat het traject verbreed wordt. La Paz is eigenaardige stad (video). Samen met aanliggende gemeente El Alto bestrijkt het een hoogte van ca. 3300 tot ca. 4000 meter, dus een hoogteverschil van 700 meter. Het is de hoogste "hoofdstad" ter wereld (Sucre is de officiële hoofdstad van Bolivia, hoewel bijna alle belangrijke openbare functies in La Paz zetelen. Het gevolg is dat een groot deel van het wegennetwerk bestaat uit steile, bochtige straten; lastig rijden als je steeds moet stoppen en optrekken met een auto die weinig puf heeft op grote hoogte. Het heeft ook een heel leuke consequentie: er zijn door een Oostenrijks bedrijf drie lange kabelbanen (17 minuten per enkele reis) aangelegd tussen verschillende delen van de stad. Voor nog geen halve euro kun je een ritje maken, een fantastische manier om een beeld van de stad te krijgen. Nadat we twee kabelbanen op en neer geweest zijn wandelen we door het centrum; gezellig en met zijn moderne winkels en gebouwen een totaal andere wereld dan het Boliviaanse platteland waar we tot nu toe geweest zijn. We gaan naar Ernesto Hüg, een Zwitser met een bij overlanders goed bekend staande garage in La Paz, voor noodzakelijk onderhoud. Na overleg met All American Imports, onze garage in Nederland, en andere overlanders hebben we besloten om alleen de speling uit de voorwielen te halen, de rest van de voorstellen die Ernesto anderhalve week eerder deed is of niet nodig of kan wachten tot Nederland. Het betekent twee uur in zijn garage in plaats van een week en een rekening van €55 in plaats van $2000. Daarna gaan we nog even de stad in, op zoek naar de heksenmarkt waar allerlei bijzondere kruiden verkocht zouden moeten worden. We zien nog één winkeltje met kruiden, de rest is souvenirs, maar het is wel een schilderachtig stukje van La Paz. La Paz naar Coroico: wat een rit! Eerst worstelen we ons La Paz uit: zevenhonderd meter omhoog door de stad in alle hectiek van taxibusjes, verkeersdrempels en stoplichten. Vervolgens een pas van 4800 meter over en daarna "Death Road", oftewel de gevaarlijkste weg ter wereld. Deze weg daalt over een afstand van veertig kilometer zo'n drieduizend meter, is op sommige plekken maar 3,5 meter breed en gaat vaak zonder vangrail langs een afgrond van honderden meters diep. Er moet links gereden worden, waardoor het dalende verkeer het dichtst langs de afgrond rijdt. Vroeger was dit de enige weg tussen La Paz en Coroico, met veel vrachtverkeer en bussen. Tegenwoordig is er een nieuwe weg voor het gewone verkeer, zodat Death Road door toeristen en mountainbikers gebruikt wordt. In een paar dorpjes is daarom een touw over de weg gespannen dat pas weggehaald wordt als je een soort toeristenbelasting betaalt. Door de nieuwe weg is Death Road heel rustig en is de weg prima te doen; we hebben het een stuk erger meegemaakt. Het landschap is fantastisch. De strakblauwe lucht gaat ineens over in een wolkendek met binnendrijvende wolken. Tegelijkertijd veranderen de kale rotsen in varens en mos en lager ook bloemen, grotere planten en bananenbomen. Een paar keer gaan we door de regenbui van een waterval die op de weg terecht komt. Het klinkt en ruikt ook allemaal weer anders. Maar het venijn van de rit blijkt in de staart te zitten. We hebben een camping in het plaatsje Coroico uitgezocht en de weggetjes erheen zijn zo steil dat we zelfs een paar keer gedwongen zijn de low range te gebruiken, omdat Dappere Dodo er in de eerste versnelling niet tegenop komt. Met nu wel regelmatig tegenliggers en op verharde weg waar we eigenlijk de 4x4 niet mogen gebruiken is dit een stuk uitdagender dan de hele Death Road. Van Coroico naar Cochabamba is een rit van ongeveer 480 km. Er is een onverharde direkte weg en een langere verharde via La Paz . We kiezen voor de eerste, maar als blijkt dat we bijna nergens harder dan 35 tot 40 km/u kunnen rijden beginnen we te twijfelen: het gaat vier dagen duren op deze manier. We hebben al een mooi, maar lastig traject door allerlei dorpjes achter de rug als we om half één op een bord stuiten: weg afgesloten van maandag t/m zondag van 7:00 tot 17:00 uur. We besluiten niet te blijven wachten maar toch via La Paz te gaan, we kunnen daarvoor een doorsteek maken. Wanneer we halverwege de doorsteek zijn staat er opeens weer zo'n bord. Als ze dat nou aan her begin van de weg zouden neerzetten... We moeten wachten tot vijf uur, weer de pas van 4600 m over en in het donker door La Paz, maar gelukkig gaat het goed al is het acht uur wanneer we eindelijk aankomen Waar zijn de 800 vogelsoorten?Onderweg naar Cochabamba slaat een steentje een ster in de voorruit. We vinden niemand die de voorruit kan repareren, maar er kan wel voor nog geen honderd euro een nieuwe ruit ingezet worden. Hoewel het er een van Boliviaanse afkomst is, die niet is gelamineerd, doen we het maar. Verder door naar Villa Tinari dalen we van 2500 m naar 300 m en gaan van een strakblauwe lucht naar grijs met mist en regen. De omgeving wordt groener en groener en groener. De weg is de doorgaande route van La Paz naar Santa Cruz, de grootste stad van Bolivia. Het eerste stuk is bochtig, vaak met slecht wegdek en vol met vrachtauto's die zich na een loopbaan in Europa nu over de Boliviaanse wegen ploeteren en daar ook vaak stranden. Snel gaat het daarom niet. De weg verder is sneller, maar onaangenaam: vol met vrachtverkeer, grote stukken met slecht wegdek onderbroken door groezelige dorpjes. Parque Machia is een soort rehabilisatiecentrum voor dieren. Het is een klim door een stukje regenwoud naar een uitzichtpunt waar slingerapen zijn. Er staat een lange rij bij de kassa, omdat van iedere bezoeker naam, leeftijd, nationaliteit, plaats van herkomst en nummer identiteitsbewijs in een groot boek geschreven moeten worden, waarom wordt ons niet duidelijk. Het park Amboró varieert in hoogte van 300 tot 5.500 meter, waardoor de vegetatie heel gevarieerd is (video). Er zouden meer dan achthonderd vogelsoorten zitten, meer dan in enig ander park ter wereld. Bezoeken kan alleen met een gids. We hebben ons aangemeld voor een bezoek bij een wazig overheidskantoortje in Buena Vista waar drie allervriendelijkste mannetjes papieren schuiven en met hun telefoon spelen. Er is geen goede kaart met de weg naar het park, maar we krijgen een instructie hoe we moeten rijden. Bij de rivierdoorwading zullen we onze (verplichte) gids ontmoeten. De wegbeschrijving is niet erg duidelijk en zelfs Open Streetmap helpt deze keer niet (maar daar gaan we iets aan doen) dus we arriveren na veel vragen een uur te laat bij de rivier. We zien geen gids, dus rijden we verder naar La Chonta, het startpunt van de wandelingen. Daar worden we geconfronteerd met de typische kenmerken van een mislukt ontwikkelingsproject. Het park is met hulp van de E.U. opgezet, maar verloedert duidelijk: het laatste stuk weg is onbegaanbaar auto's en het "campamento" ligt er slecht bij. De plek wordt bij toerbeurt gerund door acht families van een naburig dorp. Zeven leveren gidsen en runnen het campamento, de achtste verkoopt etenswaren. In ons geval regelt moeder de zaak en leiden haar zoons van dertien en achttien rond. We maken in totaal drie wandelingen in P.N. Amboró. We zien puma- en jaguarsporen, maar weinig beesten, zelfs niet een van de zes apensoorten die er zouden moeten zitten en nauwelijks vogels. Maar de jungle zelf is prima en we kamperen prachtig tussen het groen. De doorsteek die we kiezen naar Samaipata scheelt vijftig kilometer met de weg door Santa Cruz, maar gaat niet snel over modderpaden en met veel doorwadingen. Het is wel een mooie route door het platteland met overal boerderijen. Vanaf Samaipata gaan we naar de zuidkant van P.N. Amboró, nu met een gids vanaf de camping. Het is weer een mooie boswandeling, maar we zien nu helemaal geen dieren, alleen in de verte een condor. Het heeft te maken met de manier waarop het park beheerd wordt. De buitenste rand van het oorspronkelijke park is nu zogenaamd geïntegreerd gebied. Bewoners van dit gebied mogen bijvoorbeeld wel hout kappen voor eigen gebruik, maar niet voor de verkoop en ze mogen wel dingen verbouwen, maar geen grazend vee houden. Het gebied dat bereikbaar is en waar we wandelen is het geïntegreerde gebied, niet het binnenste van het park. De bewoners van een dorpje op de toegangsweg vragen tol, wat illegaal is, maar verder hebben ze geen profijt van het park. Er wordt geen toegang voor het park geheven en er is geen lokaal beheer; het personeel zit ergens in een kantoortje zoals we in Buena Vista gezien hebben, dus er wordt geen werkgelegenheid gecreëerd. Soms nemen gemeenschappen met wisselend succes het heft in eigen hand, zoals in La Chonta. Van invloed is ook de landverdelingspolitiek. Door president Evo Morales is bepaald dat ongebruikt land gedeeltelijk onteigend wordt ten gunste van de arme boeren zonder eigen grond. Gevolg is dat er geen grote stukken grond meer beschikbaar zijn die gemeenschappelijk gebruikt worden voor vee, maar dat iedereen zijn eigen kleine stukje heeft. Agrafische activiteiten zijn daarmee verschoven van veeteelt naar landbouw. El Fuerte is een opgraving waar restanten van pre-Inca, Inca en Spaanse tempels en gebouwen te zien zijn. De opgraving bestaat uit twee delen: een grote rots die helemaal vol is met restanten van muren en met uitgehouwen figuren en symbolen en de restanten van gebouwen. Het is een van de best verzorgde bezienswaardigheden die we in Bolivia gezien hebben. De camping in Santa Cruz is populair bij overlanders. Er staat onder andere een Duitser die bezig is een soort Pipo-balcon met een wasmachine erop achter zijn auto te bouwen en die ook een wasmachine op een aanhangertje heeft die aangedreven wordt door een van de aanhangerwielen. In Santa Cruz kunnen we bij het vierde tankstation tanken na een kwartier formulieren invullen. We zijn blij dat we in Peru alles volgegooid hebben, nu ondergaan we dit drama maar één keer. De weg naar Villamontes, 465 km is met afstand de beste die we in Bolivia gehad hebben: goed wegdek, weinig bochten en hoogteveschillen en niet druk. We vinden (denken we) een kampeerplek op de binnenplaats van een hostel. Het meisje dat ons helpt weet geen raad met de vraag naar een parkeerplek met gebruik van douche en toilet zonder een kamer. Omdat het al laat is besluiten we een kamer te nemen en in de auto te slapen; dat is vaak nauwelijks duurder dan een kampeerplek. Wanneer Margriet bijna klaar is met koken en de keuken dus maximaal vol staat met potten en pannen arriveert de bazin van de residencia met haar auto. Wij moeten de auto verplaatsen om haar erin te laten en, zo krijgen we te horen, de volgende dag om precies zeven uur weer. We hebben even tijd nodig om de auto zonder schade aan de inventaris verplaatsbaar te maken en protesteren tegen parkeermanouvres 's ochtends vroeg. Wanneer het allemaal niet snel genoeg gaat naar de zin van de dame krijgen we eerst een Spaans kwetterende familie over ons heen; daarna blijkt de politie te zijn gehaald. Helaas is voor lekker ruzie maken ons Spaans nog niet goed genoeg. De sfeer is inmiddels zo verpest dat we besluiten om te vertrekken en spreken af dat de politie ons naar een geschiktere plek brengt. Die wordt gelukkig snel gevonden. 275 watervallenDe grensovergang van Bolivia naar Paraguay is probleemloos, maar in Paraguay uiterst relaxed, zodat het toch nog wat tijd kost: wanneer we het kantoortje binnenlopen is er niemand en liggen alle stempels klaar op de balie, zodat we denken dat het zelfbediening is. We vragen voor de zekerheid toch maar even na. Er wordt gebeld "dat er klanten zijn", daarna komt de beambte aansloffen terwijl hij met iedereen die hij onderweg tegenkomt een praatje maakt. Het eerste stuk van de weg is prima, maar het vervolg is erbarmelijk, hoewel zowel Reise Know-how (onze papiereren kaart) als OSM een asfaltweg aangeven. En inderdaad, we sluiten niet volledig uit dat er ooit asfalt gelegen heeft, maar nu is het een combinatie van gravel, stenen, diep zand met diepe kuilen en wat asfalt om de kuilen te accentueren; een ramp dus. Bij een "estancia" (een boerderij) vragen we of we kunnen kamperen. We worden naar een prachtige, parkachtige plek vol papegaaien gebracht. Verderop in Filadelfia is een kolonie van Duitse Menonieten die in 1927 naar Paraguay gekomen zijn. Het is niet de klassieke soort die alles nog met paarden doet en waarvan de vrouwen in lange zwarte jurken lopen, maar een moderne groep mensen. We hebben het gevoel dat we in een Duits plattelandsstadje terechtgekomen zijn: nette straten, aangeharkte tuintjes en Duitse opschriften. Je kunt met Duits net zo goed terecht als met Spaans. 's middags wandelen we rond de camping; we zien er meer vogels dan de hele Zuidamerikareis tot nu toe. Onderweg naar Asunción is het lastig om een kampeerplek te vinden: er zijn geen campings of geschikte hotels en overal staan hekken langs de weg, zodat ook wildkamperen moeilijk is. Uiteindelijk vragen we of we bij een boerderij kunnen staan. We bereiken ook een mijlpaal: sinds we bijna drie jaar geleden uit Nederland vertrokken hebben we meer dan honderdduizend kilometer gereden. Het wegdek is beter dan het eerdere stuk, maar het landschap verandert niet veel. Het is vlak, stukken met gewas of vee, maar ook grote stukken ongebruikt en af en toe een watertje. Op regelmatige afstanden staan de poorten naar estancia's, grote boerderijen die we verder naar achteren zien liggen. Af en toe komen we door een dorpje met huisjes die soms van steen, maar vaak ook van boomstammen zijn en waar een klein erf omheen ligt. Langs de we staan hier en daar gammele tentjes; we zien er mannen, maar ook vrouwen de was doen en kinderen spelen. Het is ons niet duidelijk of ze voor dagverblijf zijn of dat de mensen er permanent in wonen. Wanneer we de rivier de Paraguay oversteken richting Asunción verandert het beeld. Het wordt een wirwar van moderne gebouwen, tankstations en grote supermarkten, maar ook gammele huisjes met golfplaten daken en kleine werkplaatsjes. Asunción doet denken aan een willekeurige stad in de Verenigde Staten: eigenlijk geen echt centrum, maar een paar straten met levendige winkels. Hier worden moderne gebouwen afgewisseld door betonnen geraamtes en rommelige straatjes en ook de eerste vijftig kilometer richting Brazilië zijn een aaneensluiting van voorsteden met chique wijken, supermarkten, stoplichten. We hebben gepland om de Oranje Trophy groep ontmoeten. Het Oranje Trophy team bestaat uit 11 oranje auto's die in zes weken 11.500 km afleggen van Paramaribo naar Rio de Janeiro. De rit begon met twaalf auto's, maar één is na een ongeluk total loss verklaard. We hadden al contact met een deelnemer via de LandCruiserClub. Dappere Dodo staat als een koekoeksjong tussen de oranje gespoten wagens. We gaan samen met het Oranje Trophy team naar de Foz do Iguaçu waterval. Het watervolume is kleiner dan van de Victoriawatervallen, maar gemeten naar een aantal andere parameters, zoals de 275 onderling verbonden watervallen, is het de grootste waterval ter wereld. Hij is in elk geval minstens zo indrukwekkend omdat de stromen, vooral bij de "Duivelsmond" meer geconcentreerd aankomen. Vanaf de Argentijnse kant waar we de volgende dag heengaan is hij mogelijk nog indrukwekkender. Een van de Oranje-Trophydeelnemens wordt gebeten door de overal rondscharrelende miereneters en moet hondsdolheidinjecties gaan halen. We laten Argentinië achter ons, waarschijnlijk voor de laatste keer, en rijden richting Pantanel. Het is welvarend subtropisch landbouwgebied dat doet denken aan de Provence of Catalonië en rijden door naar Maracaju. Het zou een "Nederlands" plaatsje moeten zijn omdat veel Nederlandse boeren zich gevestigd hebben in de omgeving, maar het enige dat opvalt zijn de stroopwafels bij een supermarkt (althans dat is wat op het pakje staat, maar ze smaken anders). De wegen zijn goed, maar vol met vrachtverkeer. |
NieuwsbriefWanneer het internet te langzaam is of gecensureerd wordt kunnen we soms onze site niet bijwerken. We publiceren dan een nieuwsbrief. Meld je aan voor updateberichten om hem te ontvangen.
BlogBlog van onze reizen. Selecteer "Trip ..." in categoriën hieronder om een specifieke reis te kiezen en "Land..." voor een bepaald land.
Categorieën
All
Archief
January 2020
|