Het laatste SurinameBigi Pan, vlak bij de grens naar Guyana, is een moerasgebied met heel veel vogels. De opvallendste is de rode ibis, die door het eten van garnalen bijna fluoricerend rood wordt. We overnachten er in een lodge op palen midden in het meer en maken boottochten, onder andere naar de vogelslaapplaats. Daar zitten honderden witte reigers en rode ibissen als een kerstversiering in een boom. Het aantal vogels is afhankelijk van het seizoen en kan oplopen tot 25.000 . Ook kajakken we een stukje, maar met tegenwind en protesterende ruggen keren we snel om. We zien ook grote groepen oranje flamingo's; niet zo fel als de ibissen, maar het blijft een prachtig gezicht als zo'n hele groep wegvliegt. We hebben een goede tijd gehad in Suriname. Het is een vriendelijk en hartelijk land en het feit dat je je eigen taal kunt spreken en veel Nederlandse spullen kunt kopen maken het prettig om er te zijn. Het is alleen jammer om te zien hoe iedereen zich zorgen maakt over het economische beleid en allerlei signalen van de neergang zichtbaar zijn. Het echte Amazonegebied: GuyanaDe dag voordat we de grens over willen kamperen we vooraan bij het hek naar de ferry van Suriname naar Guyana, zodat we als eerste aan de beurt zullen zijn. Wanneer we wakker worden staat er al een rijtje auto's achter ons. Er kunnen maar twintig auto's per keer mee n er wordt niet vaak gevaren. We hebben in Guyana anderhalf uur nodig voor de formaliteiten, de langzaamste grensovergang in Zuid Amerika tot nu toe, maar het goede nieuws is dat we niet in Georgetown naar de douane hoeven om de tijdelijke invoer van de auto te verlengen. Overlanders die uit Brazilië kwamen kregen maar drie dagen aan de grens en moesten door het land racen om op tijd te verlengen. De mensen in Guyana zijn veel minder vriendelijk dan in Brazilië en Suriname, vooral overheidsdienaren. We moeten ook even wennen aan de prijzen: lokale diensten en produkten zijn goedkoop, maar alles wat ingevoerd wordt of buitenlands is, is duur. Een flinke taxirit in de stad kost € 2,50, maar een pizza bij Pizza Hut € 17,00. De goedkoopste fles wijn is vier keer zo duur als een lokale fles rum. De weg richting Georgetown is één grote lintbebouwing met grote houten huizen, waarover zelfs in de bebouwde kom tachtig mag worden gereden. Georgetown zelf, de hoofdstad, is lawaaierig en rommelig, met veel getoeter en harde muziek. Er zijn meer daklozen dan we eerder gezien hebben en niet veel bezienswaardigheden: twee markten en de kathedraal. De katherdraal schijnt het grootste vrijstaande houten gebouw ter wereld te zijn. We kopen een ticket voor een ferry vierhonderd kilometer naar het zuiden. We hebben gelukkig gehoord dat het ticket in Georgetown gekocht moet worden en niet bij de boot verkrijgbaar is. Na een dag Georgetown houden we het voor gezien en beginnen aan onze lange tocht door het Amazone-regenwoud die moet eindigen in Peru (video). Er zijn nauwelijks dorpjes en vooral aan het begin is de weg slecht: een track vol kuilen in een forse tropische regenbui. Op verschillende plekken onderweg maken we wandelingen door het oerwoud en we doen ook een canopy walk. Hierbij lopen we via aluminium bruggen naar een paar platforms die hoog in de bomen opgehangen zijn, zodat we de jungle niet alleen vanaf de grond, maar vanaf halverwege de hoogste toppen kunnen bekijken. De ontzettend hoge bomen blijven indrukwekkend, maar we zien helaas nauwelijks dieren. In het dorpje Surama maken we de village tour. Onze gids is de "senior councellor", een voor drie jaar gekozen dorpshoofd en voorzitted van de village council. We zien een geslaagd community project. Het dorp is ongeveer twintig jaar oud en heeft de ecolodge opgericht, die een belangrijke bron van werkgelegenheid is. Werken in de lodge gaat op rotatiebasis: maand, maand af. Alle dorpsbewoners moeten een dag per week werk voor de gemeenschap doen ( af te kopen door €25 te betalen - ter vergelijking: een salaris is ongeveer USD 300 per maand). Wij zagen mensen een gebouwtje bij het voetbalveld neerzetten of de lunch voor andere werkers klaarmaken. De meeste gezinnen hebben eigen stukjes grond in de jungle, die op dezelfde manier gebruikt worden als de kostgrondjes in Suriname. Cassave is de standaard koolhydraten leverancier en erg belangrijk voor van alles. Een familie die wij bezochten had zelfs een speciaal gebouw op het terrein om cassave klaar te maken. Alle grond is van de gemeenschap; mensen kunnen in overleg met de village council een stuk uitkiezen en daarop bouwen. Er zijn een kleuterschool en een basisschool. Alle klassen van de basisschool zitten in één grote ruimte. Aan twee kanten beschrijfbare schoolborden vormen de afscherming tussen de klassen. Als we komen moeten de leerlingen van alle klassen zich opstellen en voor on het dorpslied zingen. Het verdere sociale systeem klinkt modern: mensen kiezen zelf hun levenspartner en bepalen zelf waar ze gaan wonen in een huisje dat ze zelf bouwen. Alle meerderjarige inwoners mogen stemmen. De dag werken voor de gemeenschap klinkt eigenaardig, maar is feitelijk een soort belasting in natura. Wanneer we naar de Rock View Lodge, een prachtige, parkachtige plek rijden begint de groente- en fruitvoorraad wat nijpend te worden en die blijkt niet gemakkelijk aan te vullen, omdat door de lokale bevolking een combinatie van soorten aardappels als belangrijkste groente beschouwd wordt. Maar als we alle winkeltjes binnen een straal van tien kilometer af geweest zijn hebben we weer een voorraadje waarmee we een paar dagen vooruit kunnen. Een groepje schoolkinderen staat klaar bij de airstrip naast onze kampeerplek in afwachting van twee ministers die het lokale schooltje wat laptops komen brengen. We overtuigen de schoolkinderen om het welkomstlied ook even voor ons te zingen. De tijdsbesteding van deze hoogwaardigheidsbekleders zegt overigens iets over de manier van regeren in het land. Een wandeling van ongeveer twee uur door de jungle met een gids naar de plek waar een groep cock-of-the-rock's zit, vogels waarvan de mannetjes fel oranje zijn, levert uiteindelijk één exemplaar op, dat zich wel uitgebreid laat bekijken. Zoals alle activiteiten in Guyana was ook dit weer niet goedkoop: USD 50. Onderweg naar de volgende lodge willen we de in de reisgids beschreven doorsteek nemen, maar als we moeten kiezen tussen een doorwading waarbij je met je schoenen al diep in de modder zakt en een gammel uitziende brug keren we om en gaan toch maar voor de langere route. Op de volgende plek maken we aan het einde van de middag een tocht over de rivier de Rupununi (video). Omdat de Braziliaanse douane in het weekend dicht is moeten we een dag wachten voor we de grens over kunnen en een tijdelijk in oerbewijs voor Dappere Dodo kunnen krijgen. We rijden naar Lethem, de grensplaats, vol met winkels voor shoppende Brazilianen, vooral kleding. Daarna vinden we een overnachtingsplek bij een waterval. Het zou Guyana niet zijn als er iemand op kwam draven om de community fee en liefst nog wat meer te incasseren. Guyana is een mooi land, Georgetown, de hoofdstad is niet bijzonder. Mensen zijn beleefd (iedereen stelt zich voor en komt een hand geven), maar niet zo spontaan. Het is ook een duur land: alle toeristische activiteiten zijn zeker drie keer zo duur als in Suriname. Nog meer BraziliëTot Manaus is de weg in Brazilië geasfalteerd; het wordt nu vooral kilometers maken. Twee uiterst vriendelijke maar niet erg efficiënte dames bij de Braziliaanse douane zorgen ervoor dat we een uur nodig hebben om de grens over te komen. We steken de evenaar over naar het zuidelijk halfrond. Omdat er geen goede kampeermogelijkheid is nemen we een kamer in het Ibis-hotel; wel weer eens lekker, wat luxe. Bij Manaus komen de Rio Negro uit het westen en de Amazone uit het zuiden samen. Als we overvaren zien we de stromen parallel lopen en niet mengen: de Amazone is grijs, de Rio Negro veel helderder. Dan beginnen we aan de beruchte BR-319, de weg van bijna negenhonderd kilometer van Manaus naar Porto Velho. De weg is in de jaren zeventig aangelegd, maar lang nauwelijks onderhouden, zodat op de meeste plekken het asfalt verdwenen was en veel bruggen instortten. Het stuk dat we rijden valt mee: de eerste tweehonderd kilometer is asfalt, variërend van net nieuw tot grote gaten. Maar 's nachts begint het te regenen en hoewel we dachten een regenbestendige kampeerplek uitgezocht te hebben komen we tenauwernood weg. Daarna zijn we toe aan het slechtste stuk van de BR-319, een weg die afwisselend bestaat uit kleine stukjes asfalt, stukjes met asfaltbrokken, zand en glibberige klei. Maar er wordt wel aan de weg gewerkt; bijna alle bruggen zijn hersteld en de paar plekken waar dat niet zo is leveren geen problemen op. Al met al is het goed te doen, maar vooral ver: een lange amazonezit. Op het laatste stuk van de BR-319 naar Porto Velho verdwijnen de jungle en de plassen met daarin verdorde palmen die we eerder steeds zagen en maken plaats voor boerderijen met grote stukken grond. Het secundaire bos, plekken waar gekapt is, die na enkele jaren landbouw verlaten zijn en waar jungle is teruggekeerd zien we ook steeds minder. De kwaliteit van de onverharde weg wordt steeds beter en gaat over in asfalt, waardoor we flink opschieten en met de lunch in Porto Velho zijn. We hebben de BR-319 dan in tweeëneenhalve dag helemaal afgelegd, zonder noemenswaardige problemen. Na vijf dagen rijden nemen we een rustdag en beginnen ons in te lezen in Ecuador en Colombia. Een probleem met de achterverlichting dat er even was en weer verdween blijkt hardnekkig te zijn teruggekomen. Jan besteedt daarom de hele middag aan de reparatie, dus een echte rustdag wordt het niet. Het laatste stuk richting Peru is een goede maar saaie weg. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw was het gebied jungle, toen zijn de ondernemers en avonturiers binnen getrokken. We zien nu veeteeltgebied en veel ongebruikt land, omdat de grond toch niet zo vruchtbaar bleek te zijn. Aan de overkant van de rivier waar we langs rijden zien we Bolivia. We rijden het laatste stuk Brazilië en komen weer terug in Peru; zonder hindernissen komen we de grens over. Niemand maakt bezwaar als we onze lunchtafel voor het douanegebouw opzetten terwijl we wachten tot de douane klaar is met lunchen. Wanneer we weer internet hebben lezen we dat Jeroen Tiggelman, een fanatiek overlander die we in Afrika en in Nederland ontmoet hebben is overleden. Hij was 43. Brazilië is een prettig land om te reizen. De infrastructuur is in het algemeen goed ontwikkeld en de mensen zijn bijna altijd heel vriendelijk en geïnteresseerd. De grootste nadelen zijn dat er heel weinig mensen zijn die iets anders dan Portugees spreken en zich ook niet kunnen voorstellen dat er mensen zijn die geen Portugees spreken en dat het land zo ontzettend groot is, waardoor je heel veel kilometers aflegt tussen de bezienswaardigheden. Peru, jungle, bergen, kustHet landschap in het laatste stuk Brazilië was een aaneenschakeling van grote boerderijen, hoewel wel afwisselend met veel losstaande bomen. Het land in Peru is direct anders, minder gebruikt met prachtig lichtgroen gras. Als we richting Andes gaan verandert de omgeving dramatisch. De omgeving in het Peruaanse Amazonegebied is deprimerend: huisjes van slecht passende planken en zeil, op veel plekken langs de weg vuilnis, rommelige winkeltjes en hobbelige straten met plassen. We gaan langzaam omhoog tot we uiteindelijk een pas van 4850 meter bereiken. We zien nu uitsluitend door de zon verweerde indiaanse gezichten, vrouwen met kinderen in gekleurde gestreepte doeken op hun rug en bolhoeden of grote platte hoeden, ieder dorp heeft zijn eigen hoofddeksel. Sommige vrouwen lopen met een spintol op straat te spinnen. Lama's grazen en kinderen hoeden een paar schapen. Een oude man loopt gebogen met hout op z'n rug. Op de achtergrond schittert een met sneeuw bedekte bergrug in de avondzon. De Peruanen hier zijn veel afstandelijker dan Brazilianen. Geen voorbijgangers meer die een praatje komen maken, maar mensen die op ruime afstand kijken en weglopen als je iets tegen ze zegt of naar ze zwaait. Overdag is het nog lekker warm, maar 's nachts worden we er op onaangename wijze aan herinnerd dat we weer op 3600 meter zijn. Wat is het koud na de Amazone! In Cusco gaan we eerst naar het centrum voor traditionele textielbewerking, met demonstraties, gereedschappen etc. Via een bijzondere kerk met nissen van houtsnijwerk met klassieke, maar ook modernere beelden en afbeeldingen gaan we op zoek naar de lunch. We komen in een straat waar de restaurantjes een driegangenmenu aanbieden voor PEN 5 (€1,25). We lopen eerst door omdat we niet geloven dat het iets kan zijn, maar als meerdere restaurants hetzelfde aanbieden en we Peruanen zien zitten eten proberen we het ook. De lunch zal geen Michellinster opleveren, maar is goed te eten. Pisac heeft twee highlights: de zondagsmarkt en de opgraving. Het groente-, fruit- en bloemendeel van de zondagsmarkt is een levendig gebeuren van Peruanen die vaak nog in traditionele kleding uit de omliggende dorpen gekomen zijn en dat aan Bolivia doet denken. Een groot deel van de verdere markt is dagelijks aanwezig en gericht op toeristen met kleding, tassen, etc. Doordat we van dichtbij gekomen zijn (hoewel we drie kwartier moesten wachten op een collectivo die plaats had) zien we de markt voordat de busladingen toeristen uitgestort worden. De acheologische site is groot en ligt prachtig in de bergen. Hij heeft niet zo de naam, maar wij vinden hem eigenlijk mooier dan Machu Pichu. Je kunt een wandeling van ongeveer vijf steile kilometers maken door de site, maar daar beginnen we maar niet aan. Het landschap is opvallend: kleine veldjes met verschillende gewassen, perfect onderhouden terassen op de steile hellingen, afgewisseld met dorpjes. Het einde van de dag is moeizaam: pas op de vierde kampeerplek uit iOverlander kunnen we net voor donker en in de stromende regen terecht en een highlight is het nog niet: een bewaakt en omheind parkeerterrein in Ollantaytambo met alleen een toilet. De archeologische site Ollantaytambo is een groot, indrukwekkend complex met een militair en een ceremonieel deel en met prachtig aangelegde terassen. De Inca's moeten van klimmen gehouden hebben, want het lijkt wel of ze altijd tegen steile hellingen opbouwden. De volgende stop oop onze route terug naar Cusco is Moray, een prachtig terassensysteem met eigen microklimaat. Daarna naar Salinas, een plek waar ook nu nog zout gewonnen wordt. Hier zijn honderden kleine bassins tegen de helling opgebouwd die gevuld worden met zouthoudend water uit de bergen via een ingenieus kanalensysteem en waarin na verdamping zout overblijft. Het is regentijd en dat betekent meestal 's ochtends zon met wolken en 's middags regen. We gaan daarom vroeg Cuzco in, omder andere naar een kleurrijke overdekte markt en het Inca-museum, dat we overigens niet zo bijzonder vinden. De vorige keer dat we in Cusco waren hebben we corcenille gekocht, een natuurlijke kleurstof die Margriet gebruikt om textiel te verven en die in Nederland onbetaalbaar is. We gaan er weer naar op zoek, maar we vinden het niet. We kopen wel een mooi wandkleed; we hadden iets vergelijkbaars de vorige keer ook al zien hangen, maar het toen niet gekocht, omdat we het te duur vonden. Duur is het nog steeds, maar we besluiten het toch maar te doen. We rijden de Andes uit, eerst een stuk door een rivierkloof met mooie uitzichten, daarna een aantal passen over. Met het klimmen uit de vallei bij Cusco naar 4600 meter werd het landschap kaler en kaler. We komen door wat stoffige, troosteloze dorpjes waar mensen in dikke kleren lopen. We begrijpen niet wat ze beweegt om bijna op de top te gaan wonen. Als we aan de westkant van de Andes weer naar beneden gaan, tot zeshonderd meter in Nasca, blijft het kaal: we hebben het vochtige, vruchtbare weer ingeruild voor woestijn. Maar we missen de koude nachten en dagelijke regen van Cusco niet echt en kunnen de blauwe lucht heel goed verdragen. De weg naar beneden is steil en loopt steeds naast een diepe afgrond. Er staat op veel plekken geen vangrail en er zijn weinig waarschuwingsborden, maar de talloze kleine huisjes met kruisen en bloemen langs de weg, soms wel tien in één bocht, hebben minstens zoveel effect als waarschuwing. Het Museo Didactico Antonini in Nasca met opgravingen uit de omgeving. De beschilderingen van aardewerk zijn veel gevarieerder en verfijnder dat het materiaal van de Inca's dat we in Cuzco zagen. De Inca's waren vooral veroveraars.
0 Comments
Voorlopig afscheid van BraziliëHet water op de barge over de Amazonedelta tussen Belém en Macapá is zo rustig dat we in Dappere Dodo net zo goed slapen als op de camping (video). We maken ons eigen ontbijt, want het verstrekte ontbijt bestaat uit alleen broodjes met boter en koffie. We hebben onze campingstoelen op het dek gezet en laten de oevers aan ons voorbij trekken, weelderige bomen en planten die niets aan warmte en water tekort komen. Her en der komen huisjes op palen met een steiger langs. Kinderen peddelen in kleine bootjes en zwemmen in het water. Medereizigers hebben hun hangmat onder een oplegger vastgemaakt en liggen zo in de schaduw. Een van de bemanningsleden loopt rond met een unster en komt even later terug met een vis van minstens een halve meter; blijkbaar iets gehandeld met een van de bootjes die af en toe enteren. Om tien uur blaast de kok op zijn fluitje: de lunch is klaar. Om vier uur gebeurt hetzelfde voor het diner. Het menu is steeds ongeveer hetzelfde. We eten aan een soort keukentafel waarna iedereen zijn eigen bord afwast. De dag eindigt met een anticlimax als blijkt dat de telefoon van Jan gestolen is. Nog voor de zon op is komt de boot aan in Macapá en iets over half zeven rijden we. Macapá ligt op de evenaar; we reizen voor het eerst sinds Namibië weer op het noordelijk halfrond, maar we zien hier geen borden, strepen of mensen die proefjes doen met waterkolkjes. De weg is grotendeels goed en rustig, zodat we flink opschieten richting Frans Guiana en overnachten op een open plek in het bos. Na onze eindeloze reis door Brazilië steken we de grens over naar Frans Guiana. Het is is op en top Verweggistan: er ligt een brug tussen beide landen die sinds twee jaar klaar is, compleet met douanekantoren etc., maar is gesloten. Er is een touw over de met onkruid begroeide weg gespannen en een politieagente deelt ons mede dat de doorgang verboden is. We kunnen wel met de boot, die gaat één keer per dag; de prijs voor de overvaart ligt tussen €80 en €200, afhankelijk van het aantal overstekende auto's. We zouden graag weten hoeveel daarvan betaald wordt om de brug dicht te houden. De boot zit helemaal vol, d.w.z. acht auto's, dus we betalen het laagste tarief. Voor het zover is moeten we nog de grensplaats door om op twee plekken stempeltjes halen. Is dit Frankrijk?Je waant je in Frans Guiana werkelijk in Frankrijk, alles is Frans: Franse verkeersborden, vangrails, snelheidsbeperkingen die niet alleen beginnen maar ook weer ophouden en Carrefour-supermarkten. We kopen nog even wijn en camanbert en zoeken direct over de grens een bushcamp, weer een prima plek in het bos. De eerste honderdvijftig kilometer die we rijden richting Cayenne, de hoofdstad, komen we geen dorp tegen. We rijden alleen door tropisch bos en steken grote rivieren over. Eén keer worden onze paspoorten gecontroleerd; Frans Guiana schijnt een populair toegangspunt tot de EU te zijn. We nemen een motel omdat we eindelijk wel weer eens een douche willen en een veilige plek in de buurt van Cayenne zoeken. Het is duur en onvriendelijk. Cayenne is veel minder Frans: vervallen vergane glorie, rommelig, Caraibisch; het is niet aantrekkelijk. We kijken voor de toeristenkaart van Suriname, een autoverzekering en een vervanger van Jan's gestolen telefoon, maar de missie is niet succesvol: het Surinaamse consulaat is net dicht, we zien geen enkele winkel die telefoons verkoopt en een verzekering voor een maand kost €224. Daar denken we dus nog maar even over na. De volgende dag zijn we succesvoller met de toeristenkaarten: twee paspoorten en zestig euro inleveren bij het consulaat, een half uur later staan we buiten met de papieren. We rijden naar de Marowijne, de grensrivier met Suriname, maar als we aankomen is de laatste ferry al vertrokken. De man van de paspoortencontrole raadt ons aan voor het politiebureau vlakbij aan het water te overnachten en heeft zijn collega al gebeld als we er aankomen. De collega staat als een welkomstcomité klaar. Later raken we met hem aan de praat. Hij is voor vier jaar uitgezonden en mag ter compensatie een jaar eerder met pensioen; de normale leeftijd is 56. Hij droomt ervan om op dezelfde manier te reizen als wij, maar heeft gemengde gevoelens over zijn werk: enerzijds trekt het werken in een totaal andere cultuur, anderzijds is er het grotere gevaar, omdat mensen sneller geneigd zijn al voor een kleine buit veel geweld te plegen. Hij werkt bij de illegale-immigratiebestrijding, volgens hem dweilen met de kraan open. Paramaribo en omgevingwww.youtube.com/watch?v=XLpx1FRGVzsWe staan als eerste bij de ferry over de Marowijne: er gaan maar zes auto's op en we hebben geen zin om langer te wachten. We worden beloond met een echt uitreisstempel uit de EU. We rijden voor het eerst sinds Namibië weer links (de historische achtergrond moeten we nog uitvinden) en gaan naar een camping in de buurt van Paramaribo. Het is leuk om iedereen te kunnen verstaan en alle borden te kunnen lezen, het voelt alsof je een beetje thuis komt. Suriname is dun bevolkt: we komen niet door dorpjes en zien weinig huisjes. We zien her en der vrolijk geschilderde moskeeën met kleine minaretten, waarvan sommige niet zouden misstaan in de Efteling. Een auto haalt ons toeterend en knipperend in en signaleert dat we moeten stoppen. Het blijken Guy en Claudie te zijn die we voor het eerst tegenkwamen in Zuid Argentinië en daarna nog regelmatig in Chili en in Bolivia. Ze zitten zes weken vast omdat ze op nieuwe banden uit Europa wachten. We horen dat we een opportunity gemist hebben. We hadden berekend dat we net te laat waren voor een satellietlancering in Kourou (waar driekwart van alle satellieten wereldwijd gelanceerd worden), maar die bleek een dag uitgesteld te zijn i.v.m. het weer, zodat we Kourou net voorbij waren toen de lancering plaatsvond. We genieten van de weelderige planten en bloemen overal. We genieten ook van de Nederlandse elementen in Suriname. Natuurlijk is het leuk om iedereen te kunnen verstaan en gemakkelijk een praatje te maken met all hartelijke en geïnteresseerde mensen. De camping met restaurant wordt gerund door Jelle en Netty, Nederlanders die jaren over de wereld gezeild hebben voor ze in Suriname neerstreken. Het is niet alleen een verplichte plek voor overlanders, maar ook voor langeafstandzeilers (overzeeërs?). Het is de stamkroeg voor in de buurt wonende Nederlanders die iedere avond even langskomen om bij te kletsen. Wij sluiten ons van harte aan. Het is ook leuk om in de winkel echte oude kaas, krentenbollen, drop en droge sherry te kunnen kopen. Twee winkels zijn ons aangeraden om hun Nederlandse assortiment. En inderdaad, het bijna Albert Heijn; zo'n assortiment hebben we niet meer gezien sinds we drie jaar geleden de Duitste grens over gingen: beschuit, vruchtenhagel, gerookte makreel. Er schijnt zelfs zoute haring te zijn, maar die vinden we niet. Het land heeft ook iets treurigs door de economische neergang: de Surinaamse dollar is in driekwart jaar de helft minder waard geworden en winkels zijn niet zo goed gevuld als vroeger. Er wordt veel gemopperd op de regering die het afsluiten van een staatslening om een eerdere staatslening af te betalen als grote overwinning presenteert. We praten bij met Guy en Claudie die we al zo vaak zijn tegengekomen, maar nog nooit uitgebreid gesproken hebben. Zij reizen van west naar oost door de Guyana's, wij van oost naar west, dus prima voor het uitwisselen van praktische informatie. We hebben een paar ontzettend gezellige dagen met Marco en Yvonne: vestiging Domburg van de LandCruiserclub. Marco en Yvonne maken een soortgelijke tocht door Zuid Amerika als ons noordelijke deel, maar in tegengestelde richting. Paramaribo heeft een heel ander karakter dan de steden waar we eerder deze reis geweest zijn (video). Veel grote houten gebouwen, soms goed in de verf, soms vervallen. De straatnamen zijn ook leuk: Jodenbreestraat, Wagenwegstraat, Domineestraat. Het is lang geleden dat we zoveel dingen zagen die we niet kennen als op de centrale markt. Daarentegen zijn tomaten een delicatesse. Via straten vol met houten huizen met bewerkte balkons en een prachtige kerk van helemaal hour komen we bij Fort Zeelandia. Het is de plek waar de Nederlanders hun eerste nederzetting stichtten, maar ook waar de beruchte decembermoorden plaatsvonden. De tentoonstelling, alleen in het Nederlands, geeft een goed overzicht van de Surinaamse geschiedenis. Voor nog geen vijf euro eten we met z'n tweeën nog een keer prima roti. Op zondag gaan we vroeg de stad in voor de vogeltjesmarkt, maar we zijn toch te laat. Het is opvallend in Suriname hoeveel mensen met vogelkooitjes sjouwen. We gaan nog even naar de dierentuin, een beetje deprimerend met kleine hokken. Vanuit Paramaribo kunnen prima uitstapjes gemaakt worden: naar Frederiksdorp (video), een gerestaureerde koffieplantage met prachtige, statige huizen die nu omgebouwd worden tot toeristenaccommodatie, naar Margaretha, een creools/Hindoestaans dorpje, ontstaan toe personeel voor de plantage gehuisvest moest worden, naar Palulu, een jungle camping met een prachtige plek midden in het bos, naar Peperpot, een plantage die is omgevormd tot natuurgebied en ter gelegenheid van de verjaardag van Margriet een dolfijnen-/sunset boottocht met hapjes, drankjes en volop dolfijnen. Twee vergane treinwagons en een locomotief bij wat ooit station Onverwacht was is alles dat over is van de spoorweg die ooit werd aangelegd om bauxiet te vervoeren. Voor de rondleiding bij een vlinderkwekerij belanden we tussen een reisgezelschap van oudere Brabanders. We zouden qua profiel in de groep moeten passen, maar toch...nee liever niet. Door de vlinderkwekerij worden rupsen, slangen en schildpadden gekweekt voor dieren- en vlindertuinen in Noord Amerika en Europa. Zelfs de kunstmest wordt ingevoerd uit Nederland. De specialiteit van het kleine Koto Museum is hoofddoeken zoals die gedragen werden door Creoolse vrouwen. Door de gesteven katoenen doeken op een bepaalde manier te vouwen of een bepaalde naam te geven werden aanwijzingen aan vriendjes gegeven, ruzie tot uitdrukking gebracht en roddels over huwelijk en vreemdgaan de wereld in geholpen. De mimiek en manier van vertellen van de rondleidster maakt het extra leuk. Verder is het klusjesdag: achterstallige was doen, gastanks vullen en kopieën laten maken. Weg naar Zee is een hindoe-bedevaartsoord bij Paramaribo aan de kust. Het is een kleurrijk geheel. Er zijn veel vogels, vooral reigers, maar niet de beroemde rode ibis. We wandelen nog een stukje, maar het is zo'n vuilnisbelt dat we snel weer naar ee auto gaan. Dat mensen hier kunnen leven. Ook bij de hindoe-crematieplaats een stukje verderop zien we alleen reigers. We lunchen bij een rotirestaurant dat speciaal is aanbevolen en inderdaad, de roti is uitstekend. Aansprakelijkheidsverzekering Wanneer we Suriname inkomen moeten we Dappere Dodo bij de douane parkeren en eerst een aansprakelijkheidsverzekering gaan kopen voordat we een tijdelijk invoerbewijs krijgen. We lopen een paar honderd meter in de richting die de douane heeft aangegeven tot we bij een winkeltje komen dat verzekeringen verkoopt. De deur is nog op slot en een vrouw veegt de vloer. Ze doet open en we vertellen wat we willen. "Verzekeringen doet mijn dochter en die zit nog in bad. Zodra ze klaar is komt ze." Ze zet twee stoeltjes voor ons buiten en gaat verder met dweilen. Na een minuut of tien verschijnt de dochter. Die begint moeilijk te kijken. "Ik kan op dit moment geen verzekeringen voor een maand verkopen, alleen voor een jaar. Ik heb gisteren mijn laatste formulier voor een maandverzekering gebruikt. De bank tegenover kan het wel." Bij de bank staat een rij mensen te wachten voor een deur met een bewaker ernaast in een militair uniform die steeds aanwijst wie als volgende naar binnen mag. Maar wij mogen direct naar een dame in een kantoortje met air conditioning. "We hebben nog geen Surinaamse dollars, kunnen we in euro's betalen?" "Nee, dat kan niet." "Kunnen we bij u wisselen?" "Ja, dat kan." Ze kijkt op haar scherm. "Ik heb de koersen van vandaag nog niet, dus ik kan niet wisselen. Maar als u even naar de kruidenier naast de bank gaat, die wisselt wel." We komen terug met geld. "Nu moet u bij de kassier gaan betalen." Zo belanden we alsnog in de lange rij. Als we het verzekeringsbewijs krijgen zien we dat het chassisnummer verkeerd is. Ze belt naar de verzekeringsmaatschappij. "Het geeft niet, de douane kijkt er toch niet naar." Zo hebben we nu een verzekering voor een maand die zestien euro kost en maximaal zesduizend euro uitkeert. Boven Suriname - Afrika in Zuid AmerikaDe Brownsberg Nature Reserve is een van de best bereikbare natuurgebieden in Suriname. De hoge bomen in het oerwoud blijven indrukwekkend, maar we zien weinig dieren: apen en grote hagedissen. Ayuni ligt aan het einde van de weg van Paramaribo naar het zuiden. Al het verdere vervoer gaat per korjaal. Een korjaal is een lange, slanke ondiepe boot die bruikbaar is op de rivieren met stroomversnellingen en keien. We gaan een paar dagen naar Pikin Slee aan de Surinamerivier. We willen Dappere Dodo niet onbewaakt bij het haventje laten staan en vinden een plek op het terrein van een polikliniek. "Je moet naar Louwtje vragen, dat is de bootsman." is ons gezegd. We vinden hem; hij zegt ons te wachten in de schaduw. Na twee uur is een ontzettende berg bagage waaronder twee hardhouten deuren ingeladen en zijn alle passagiers er. Het is een mooie tocht over de Surinamerivier, die uiteindelijk vier uur kost (video). Dat is veel meer dan we verwacht hadden; het is zonder drinken en lunch toch wel een hele zit op de houten bankjes van de boot. Als we twee dagen later terug gaan kost dezelfde tocht iets meer dan twee uur (video). We komen langs eindeloze jungle met hier en daar een dorpje. Vrouwen wassen in de rivier en doen er de vaat of maken vlees school. Blote jongetjes rennen gillend van een zandbank af de rivier in. Twee keer moeten we uitstappen en een stuk lopen omdat het water te ondiep is. In Pikin Slee (video) is zelfs een museum over de historie van de Marrons. Het is door lokale mensen opgericht; een Nederlandse vrouw is coach. Ook in Pikin Slee is de crisis goed voelbaar. Er is geen diesel voor pompen en electriciteit. Waterkranen die op veel plekken staan opgesteld werken niet, zodat vrouwen in de droge tijd drie kwartier moeten lopen om kreekwater te halen. Ze komen terug met een teil van veertig liter op hun hoofd. In de regentijd word regenwater opgevangen. We zien tractoren en twee auto's. Ook die zijn in stukken per korjaal aangevoerd. Twee dorpen verder ligt Boto Pani (video). Het pad erheen is alleen geschikt voor voetgangers en brommers en gaat door de jungle. We komen door een paar andere dorpjes die vooral Christelijk zijn. Het is wat welvarender en wat eenvoudiger om foto's te maken. Wel zien weer het water halen in de kreek en wassen en afwassen in de rivier (video). Marrons zijn gevluchte slaven. Pikin Slee is een Marron-dorp waar vooral Marrons wonen die nog een traditionele Westafrikaanse religie aanhangen. Iedereen heeft er kostgrondjes. Dat zijn stukken oerwoud van maximaal een hectare die leeggekapt en gebrand worden. Er wordt twee jaar iets op verbouwd, maar omdat de grond arm is en niet bemest wordt is het kostgrondje dan uitgeput en kan het zes jaar niet gebruikt worden. Leiderschap van deze Marrons erft over langs de vrouwelijke lijn maar op de hogere niveaus zijn uitsluitend mannen. Vrouw en man houden hun eigen huis en kiezen waar ze slapen. De vrouw kookt het eten en brengt het naar de man, maar ze eten niet samen. Een man kan meerdere vrouwen hebben, maar een vrouw kan wel bij de man weglopen. Wanneer vrouwen menstrueren (volgens de gids waren ze dan ziek) moeten ze in een apart huis verblijven. Uithuweling komt niet meer voor. Er is een strikte taakverdeling tussen mannen en vrouwen: mannen kappen kostgrondjes en planten er gewassen. Ze moeten kleding betalen en school betalen en gaan daarom vaak werken in de stad. Vrouwen koken, halen water en wassen. Aan de kleding is de huwelijkse staat te zien. In het dorp is een lagere school in dorp, voor hoger onderwijs moeten kinderen naar Paramaribo. Ze wonen dan vaak bij familie. Er wordt geen vee gehouden, er zijn alleen wat kippen voor eieren en ceremonies. Ziekte wordt nog steeds aangepakt met traditionele kruidengeneeskunde, alternatief is de polikliniek twee dorpen of het vliegtuig naar Paramaribo. |
NieuwsbriefWanneer het internet te langzaam is of gecensureerd wordt kunnen we soms onze site niet bijwerken. We publiceren dan een nieuwsbrief. Meld je aan voor updateberichten om hem te ontvangen.
BlogBlog van onze reizen. Selecteer "Trip ..." in categoriën hieronder om een specifieke reis te kiezen en "Land..." voor een bepaald land.
Categorieën
All
Archief
January 2020
|