Grijs LüderitzWe maken een tripje over het schiereiland bij Lüderitz. Het weer is grijs, niet zo goed voor de foto's, maar wel voor de sfeer, vooral bij Diaz Point, de eerste stop. Bij het naderen komt een oude vuurtoren tevoorschijn uit de nevel. Even verder ligt het eigenlijke Diaz Point, het punt waar de eerste Portugezen in 1498 Namibië binnenkwamen, Er staat een replica van het kruis dat door hen werd opgericht. De houten brug erheen is vergaan, aan beide zijden van de rivierbedding staan nog scheefhangende, verweerde restanten, met niets ertussen. Bij alle verdere uitzichtspunten zijn grillige formaties van rotsen en lagen steen waarop de branding hoog opspat. Er zouden flamingo's moeten zijn, maar we zien er zegge en schrijve één. Voor de pinguïns op een eiland vlak voor de kust is het te nevelig. Net als bij het bestellen van de vliegtickets gaat ook de afronding van de creditcardbetaling voor de vakantiebungalow die we in Nederland voor ons verblijf in december huren niet zonder slag of stoot. Creditcardbedrijven zijn geniaal in het bedenken van nieuwe veiligheidsverificaties die plotseling onuitgelegd oppoppen en dan blijven hangen of allerlei extra handelingen vragen die nauwelijks uitvoerbaar zijn op een klein telefoonschermpje met langzaam en onbetrouwbaar internet terwijl de deadline voor het plaatsen van de bestelling nadert. Kolmanskop, een spookstadje dat we bekijken vlak bij Lüderitz was een levendig plaatsje met een ziekenhuis, een gymzaal en een kegelbaan toen er diamanten gevonden werden aan het begin van de twintigste eeuw, maar het werd verlaten toen bleek dat de beste vindplaatsen zuidelijker lagen. Nu staan er fotogenieke bouwvallen van huizen, half onder het zand. Daarna rijden we over een rechte, saaie asfaltweg door de woestijn naar Rosh Pinjah, een welvarend stadje door de zinkmijnen in de buurt. Onderweg belanden we in een serieuze regen-en onweersbui. We zien de plassen op het woestijnzand en zijn benieuwd naar de reactie van de woestijnplanten. Komen we erin?Met een pontje komen we in Richtersveld National Park in Zuid Afrika. We zijn benieuwd hoe we de grens over komen, omdat we immers ons rantsoen van negentig dagen Zuid Afrika voor dit jaar al verbruikt hebben. Ons wordt eerst nadrukkelijk gevraagd of we sinds het vorige bezoek nog terug naar Nederland geweest zijn en hoewel we dat naar waarheid ontkennen krijgen we toch opnieuw negentig dagen. "Ik mag het jullie eigenlijk niet geven, maar er is een probleem met de computer, dus ik kan niet anders." is de verklaring. Dat hadden ze eerder moeten zeggen... Het Richtersveld is veel minder ontwikkeld dan andere parken in Zuid Afrika: de wegen zijn uitsluitend 4x4 en campings hebben sanitair, maar niet de faciliteiten van bijvoorbeeld Kruger. Er is weinig wild, het gaat om het landschap: woestijnachtig, maar met veel variatie aan planten, bergen en de Oranjerivier, nu eens geen rivierbedding, maar echt veel water. Een bijzondere plant is de "halfmens", een stam met daarop een paar vertakkingen als een soort armen die altijd naar het noorden groeien. Volgense de legende zijn het mensen die uit hun gebied verjaagd werden en gestraft werden omdat ze achterom keken, de lokale Sodom-en-Gomorravariant. We staan op een camping direct aan de rivier; een fantastische plek, alleen de zandstorm 's middags is minder. Vooral bij de rivier en op de passen wordt duidelijk waarom het een 4x4 only park is, op de "goede" stukken is alleen veel wasbord. Maar de uitzichten over bergen en woestijn en ook de enorme variatie aan planten die weten te overleven in dit klimaat maken alles goed. We komen één keer in het zand vast te zitten na een verkeerde afslag waarbij we in een rivierbedding belanden, maar ook nu doet banden leeg laten lopen weer de truc. Als we het Richtersveld uitgaan terug naar Namibië treffen we bij de uitreis de immigration officer die ons bij de inreis negentig dagen gaf. We krijgen te horen "dat we nog een paar dagen terug mogen komen, maar zeker geen negentig"; ze zit er duidelijk mee in haar maag. Aan de Namibische kant besteedt een politieman een kwartier aan controle van de auto "op zoek naar diamanten". Het is uit nieuwsgierigheid en tegen de verveling, maar zeker geen gestructureerd onderzoek: uitgebreid wroeten in de tas van Magriet, maar geen enkele kruipdoorsluipdoorplek. Historische grond We kamperen in Ai-Ais. Het is historische grond, want hier ontmoetten wij acht jaar geleden Ellen en Jeroen, een Nederlands koppel dat met een Landrover langs de westkust naar Namibië gereden was. Na een avondje praten was het zaadje van onze reis geplant: als zij het kunnen, kunnen wij het ook. Helaas hadden we geen contactgegevens en hebben we nooit meer contact gehad. We proberen de wandeling te maken die we bij ons vorige bezoek ook probeerden: een stuk de canyon inlopen. Toen moesten we terug vluchten voor de regen, nu gebeurt precies hetzelfde. 's middags komen we bij in de thermische baden. We komen nog even Thomas en Constanze tegen, een Duits koppel dat we in de Namib-Naukluftwoestijn al ontmoet hadden en dat met een vrachtauto ongeveer dezelfde route gereden heeft als wij. Fish River Canyon, de volgende stop, is een van de grootste canyons ter wereld en uniek voor Afrika (video). De vorming begon twee miljard jaar geleden. We bekijken hem twee keer, een keer overdag en opnieuw bij zonsondergang, een indrukwekkende kloof, uitgesleten in het vlakke land. De nieuwe driemaandenstempel voor Zuid Afrika doet wonderen: op weg naar Kglagadi Transfrontier Park zijn we zonder enige discussie in vijf minuten de grens naar Zuid Afrika weer over. Naar Upington is het verder een lange saaie rit, waarop je iedere tien minuten een keer kunt proberen of je stuur het nog doet. Na de tussenstop in Upingon om boodschappen te doen komen we op een camping 35 van het park op Kgalagadi Game Reserve, een privé-reserve. Jacob, onze gids had gewaarschuwd: er is te veel wind voor de specialiteit sporen en dat klopte. Maar hij vertelt zo enthousiast over de zoogdieren, reptielen en insecten die er leven dat het toch erg de moeite waard is. Bij de ingang van het park, dat gedeeltelijk in Zuid Afrika en gedeeltelijk in Botswana ligt, gaan we Zuid Afrika formeel uit, maar nog geen ander land in. De weg ligt op de grens. We zien gemsbokken, springbokken, struisvogels en een oude mannetjesleeuw die een pen van een stekelvarken in zijn bek heeft en er beroerd uitziet; hij staat op, gaat liggen en sleept zich daarna weer verder. De camping ligt aan de kant van Botswana en is er dus ook een naar Botswana-traditie: 4x4 only, mooie plekken, diep zand. Tegen de avond pakken dikke wolken boven ons samen en onweert het langdurig. Er valt wat regen, maar niet de hoeveelheid waar iedereen op hoopt. Toch is het park duidelijk minder droog en meer begroeid dan de Namibische woestijn: een landschap van rode zandduinen met bomen en struiken. De gewonde leeuw laat zich niet meer zien, wel veel vogels. We zijn vroeg op de camping met vier kampeerplekken, weer in Botswana; er is een net gebouwtje met sanitair, maar geen water. Een "bakkie" komt aanrijden met vijf mannen erin om schoon te maken. Ze draaien aan alle kranen, zonder succes. Twee mannen vegen de vloer van het gebouwtje, drie kijken ernaar, meer kunnen ze niet doen zonder water. De motor van hun nieuwe LandCruiser blijft aan voor de airco, portier wijd open. Dan rijden ze weg, ze zullen de pomp aanzetten. Later horen we water, aan de dameskant werkt één kraan en geen stortbakken, de heren hebben meer geluk. Al is het Botswana, het blijft Afrika. Richting de Namibische grens zien we een cheetah en horen verderop dat we net een kill door een andere cheetah gemist hebben. Ook zien we nog een wilde kat (die overigens best veel op de poes van de buren lijkt). Terwijl we een poosje wachten tot de receptie van de camping waar we willen kamperen opengaat blijkt een van onze banden leeggelopen te zijn, de eerste lekke band in bijna tachtigduizend kilometer. Met hulp van campingpersoneel is de band snel gewisseld en het lek gerepareerd. De camping is alweer zo'n fantastische Namibische plek, alleen op een zandduin met eigen sanitair en een weids uitzicht. Klaar voor de start...In Windhoek kamperen we bij de Elisenheim Guest Farm. Het is een plek waar veel overlanders komen en inderdaad staat het er vol mee. We laten er we twee nieuwe banden omleggen. Het is een karakterloze stad en we vinden de mensen niet vriendelijk. 's avonds ontmoeten we Eddi en Gisela die twintig jaar rondgereisd hebben over vijf continenten en rijden de volgende dag naar Spitzkoppe, een berg met een Matterhornachtige vorm waar we kamperen tussen rotsen en keien met de meest bizarre opstapelingen. Het lijkt weer wild kamperen, zo ver liggen de plekken uit elkaar. Alleen de grijze lucht valt tegen; je merkt dat we naar de regentijd toegaan. Bij die alte Brücke in Swakopmund, onze een-na-laatste camping heeft iedere plek heeft zij eigen afsluitbare douche/toilet en spoelbak; handig voor het poetsen voordat Dappere Dodo de container ingaat. We maken met moeite een afspraak voor een servicebeurt: voor het eerst deze reis kunnen we niet direct of de volgende dag terecht. We besteden de tijd aan wassen, poetsen, sorteren, dingen meten en fotograferen die vervangen moeten worden en kleine reparaties. Het is leuk om te zien hoeveel overlanders we de laatste dagen in Namibië opeens tegenkomen, vooral Duitsers. De dag dat Dappere Dodo de container in moet begint voorspoedig: hij past erin, zelfs zonder dat we de banden leeg moeten laten lopen en de man van de douane is binnen een minuut tevreden. Dan komt er toch nog een kink in de kabel: ons carnet is verlopen en dat is opeens illegaal. We zijn drie keer Namibië binnengekomen met het verlopen carnet en drie keer andere landen van de douane-unie. Steeds hebben we gevraagd het niet in te stempelen en steeds is dat zonder discussie gedaan. We hadden ook op allerlei plekken gelezen dat voor Namibië een carnet niet nodig is. Dat blijkt dus voor Europese kentekens wel het geval te zijn. Ook de shipping agent hadden we twee keer gevraagd of het verlopen carnet een probleem was en twee keer was het antwoord "nee". Wel dus! Het douanemannetje in Walvisbaai kan niet beslissen wat er moet gebeuren en moet een bobo in Windhoek bellen. Die is niet bereikbaar of lunchen, maar na een derde bezoek aan het douanekantoor (drie keer is hier echt scheepsrecht) komt het verlossende woord: voor deze keer wordt het carnet gestempeld als we het noooooit meer doen. Wij kijken heel schuldig en beloven het. We overnachten bij een prima BnB waarvan de eigenaresse er op staat ons met haar auto weg te brengen en te halen als we willen gaan lopen: "White men don't walk ". Het vertrek uit Walvisbaai is volgens dienstregeling om kwart voor drie, maar de vlucht naar Johannesburg blijkt twee uur vertraging te hebben. Maar zoals Johan Cruyff al zei: "Ieder nadeel hep se voordeel." We missen de aansluiting voor de vlucht naar Dubai en worden daarom overgeboekt op een KLM-vlucht rechtstreeks naar Amsterdam. Dat betekent drie uur eerder in Amsterdam, geen overstap midden in de nacht en toegang tot de lounge met de frequent-flyer-kaart van Jan. Helaas is het toestel tot de laatste stoel gevuld, dus het wordt een zitplaats driehoog achter; zelfs de hoogste frequent-flyer-status helpt niet. Omdat ons eigen huis verhuurd is hebben zitten we voorlopig zes weken in een vakantiebungalow in Nederland. Daarna op naar Zuid Amerika.
2 Comments
Wat na Afrika?Onze plannen wat we gaan doen na Afrika beginnen steeds concreter ter worden: het wordt plan D. Plan A was om via de westkust terug rijden naar Europa, maar we vinden dat de lol niet opweegt tegen het gedoe van visa, politiecontroles, risico van sluiting van grenzen door ebola en lokale conflicten etc. Plan B was om Dappere Dodo naar Australië te verschepen en vandaar naar Nederland te rijden (ja, ja, met af en toe een boot). Probleem is dat het risico groot is dat we Dappere Dodo het land niet in krijgen in verband met "bio hazards", zaden, eitjes, etc. die ze in Australië niet willen hebben. De auto moet perfect schoon zijn en hout (waarvan we veel hebben) is een speciaal probleem. In Nederland zijn firma's die conform de Australische eisen schoonmaken en een certificaat kunnen afgeven. Daarom kunnen we Dappere Dodo beter later eens vanuit Nederland verschepen. Plan C was om Dappere Dodo naar Maleisië te verschepen en daarvandaan terug te rijden. Dat kwam slecht uit met de seizoenen: Mongolië moet in juni-augustus bereisd worden en terugrekenend betekende het dat we of te weinig of teveel tijd in Zuidoost Azie zouden hebben. Dus het wordt het plan D: Dappere Dodo naar Uruguay verschepen en dan in Zuid Amerika verder reizen. We vinden een agent in Walvisbaai en boeken de verscheping in november van Walvisbaai naar Montevideo. De boot doet erzes weken over, zodat we begin januari verder op pad kunnen. Terwijl Dappere Dodo onderweg is gaan wij naar Nederland, zodat we kerst met de kinderen kunnen vieren. Consequentie van dit alles is dat Angola definitief op de lijst van landen "gezien maar niet bezocht" komt. Woestijn, woestijn, woestijn...In Damaraland, niet zo afgelegen als Kaokoland, zien we weer meer toeristen, maar de infrastructuur wordt er niet beter op. Er liggen langs de weg veel autobanden met afgescheurde zijkanten. Acht jaar geleden reden we hier met een Ford Fiesta, niet de meest geschikte auto voor deze omgeving, en reden toen een band aan flarden, omdat we door de wasbordweg niet direct in de gaten hadden dat we een lekke band hadden. Het betekende vierhonderd kilometer zonder reserveband en met een tot de draad versleten vervanger tot we een band van iemand konden kopen die een aanhangertje in zijn tuin had met de goede maat. Er is wel veel tyre repair, maar er waren sowieso weinig banden te koop en de banden die er waren hadden maat LandCruiser. We proberen in Sesfontein boodschappen te doen. Er is één winkel met brood van de vorige dag en één met groente en fruit van vorig jaar ofzo, want het is weer zo'n plaats waar iedere veertien dagen een vrachtwagen met groente en fruit voorbijkomt en tussen twee bezoeken alles ligt te verleppen. Yoghurt en kaas zijn er helemaal niet. In de twee volgende plaatsen, met steeds tachtig kilometer ertussen, vinden we geen enkele winkel. Toen we uit Opuwo vertrokken hadden we voor vier dagen voorraden. Inmiddels zijn we aan de zesde dag zonder aanvullingen, dus het begint toch zuinig te worden. Bij een veterinaire-controlepost vragen we eens waar we dat soort dingen vandaan kunnen halen. "Wij gaan naar Kamanjab, 154 kilometer hiervandaan." We zullen dus de route serieus moeten aanpassen om aan levensmiddelen te komen. Een kilometer of vijftig verder is er weer een veterinaire controle. We vragen de man waar hij denkt dat we in het tussenliggende stuk vlees vandaan zouden hebben moeten halen. Maar hij vraagt om geld, omdat hij hier al vier maanden zonder salaris zou werken. We snappen dat werk zonder toegevoegde waarde niet betaald wordt, maar laat het dan ook niet doen. Het verbaast ons hoe weinig het toerisme ge commercialiseerd is: bij de rock art in Twyfelfontein, een UNESCO heritage site met veel toeristen, is zelfs nog geen flesje cola te koop (video). Als we bij een lodge vragen of we er brood kunnen kopen kijken ze ons aan of we een oneerbaar voorstel doen. Op de camping wordt lachend verteld dat het restaurant gesloten is omdat het vlees op is. In Twyfelfontein bekijken we het Damara Living Museum (video). Het basisidee is vergelijkbaar met het levende museum van de San, maar dit is compacter met meer bouwsels en ingericht op bussen vol toeristen. Ook hebben de San hun traditionele levenswijze tot veel recenter volgehouden, zodat er in de groep demonstranten zaten die zelf nog op de traditionele manier geleefd hebben, terwijl dit museum de levenswijze van honderd jaar gelden uitbeeldt, die alleen door overlevering bekend is. We gaan naar twee rock art sites. Een verschil met alle rock art die we eerder gezien hebben en rock art in Twyfelfontein is dat deze niet getekend maar ingegraveerd is. Op de Brandberg bekijken we de "White Lady", een van de mooiste rock art sites van Namibië, met meer dan honderd tekeningen op één plek. Een van de eerste archeologen die de tekeningen onderzocht zag een van de figuren voor een Egyptische vrouw aan, vandaar de naam. In werkelijk is het een medicijnman van de Bosjesmannen. We moeten met een gids ongeveer drie kilometer lopen om bij de plek te komen. Omdat in de directe omgeving twee woestijnolifanten zijn moeten we heen een alternatief paadje nemen en terug op een berg wachten terwijl een olifant over het hoofdpad passeert. Koude KustWanneer we een kilometer of vijftig van de Atlantische kust zijn zien we voor ons een grijs wolkendek en verandert het weer radicaal. Terwijl we de laatste weken steeds zochten naar een plek in de schaduw en liters water dronken is het opeens koud, winderig en verschijnen fijne druppeltjes op de ruit. We komen in een andere wereld: Swakopmund, de stad in Namibië waar de Duitse invloed het duidelijkst te zien is aan architectuur en taal, heeft moderne winkels en restaurants, veel mensen en zelfs stoplichten. Het strand doet aan Scheveningen in oktober denken, alleen de palmen herinneren ons eraan dat we nog steeds in de tropen zijn. Iets verder naar het zuiden, aan de rand van Walvisbaai zien we een enorme groep flamingo's, de eerste in Afrika. In de buurt ligt Dune 7, een duin van een meter of vijftig midden in de vlakke woestijn. Het beklimmen ervan is een aardige fitness-oefening. Het landschap is heel bijzonder: de zee gaat direct over in kale woestijn met alleen zand, er zit zelfs geen klein strookje groen tussen. Het is eigenlijk een strand van zeventig kilometer. We krijgen het verzoek van een Amerikaans TV-kanaal om een van onze YouTube-films voor een programma over slaapgewoontes van primitieve volken te gebruiken. Zulke verzoeken zijn bijna altijd interessant om het reisbudget aan te vullen. Met veel moeite proberen we de gevraagde content in een internetcafé te uploaden en zullen uiteindelijk pas om elf uur 's avonds, net voor de deadline, het spul verstuurd hebben. Tussendoor rijden we langs de kust naar Cape Cross Seal Reserve, een zeeleeuwenkolonie (video). Voordat we ze kunnen zien horen we hun geknor, geblaat en gekerm en ruiken we ze overduidelijk. Het zijn er duizenden. Ze liggen in de zon, schuifelen heen en weer, vechten met elkaar of zwemmen rond, op zoek naar vis. Een meeuw doet zich tegoed aan een dood exemplaar. We zijn te vroeg voor de jongen en nemen ons voor er nog een keer heen te gaan voor we Namibië verlaten. Hoewel de lucht strakblauw is houden we zo'n Noordzee-in-aprilgevoel: in de zon achter een muur die de wind tegenhoudt is het lekker, anders is het direct fris. 's avonds zitten we binnen en aarzelen we om de kachel aan te doen. In harde wind en onder een wolkendek rijden we verder naar het Skeleton Coast National Park (video). Het is een volkomen kale vlakte zonder een sprietje groen en met hier en daar een kale berg. De naam Skeleton Coast komt van de scheepswrakken die er liggen (video). Ze zijn uit de jaren zestig en zeventig, maar het is zeker niet zo dat de hele kustlijn er vol mee ligt. De restanten vergaan en door betere navigatieinstrumenten komen er ook geen nieuwe bij. We kunnen er één van dichtbij bekijken: een houten schip waar zelfs de visnetten nog bij liggen. Bij de lagune van een van de rivieren zien we weer flamingo's (video). Rivier is overigens een betrekkelijk begrip, het is een rivierbedding waar sporadisch gedurende een korte periode water door stroomt. We overnachten bij de gate van het park; het is een kilometer of veertig landinwaarts, waardoor de temperatuur direct een stuk aantrekkelijker is (video). Meer woestijnhet aangrenzende Naukluft-Namib National Park is een woestijn waar bijna nooit regen valt en waar het enige water komt van de ochtenddauw (video). Op het eerste gezicht lijkt het helemaal kaal, maar er zijn een paar soorten planten die zich hebben kunnen aanpassen. We zien een groene waas van lyches, extreem langzaam groeiende plantjes die supersnel groen worden als je er een druppel water op gooit. Rondom de bedding van de Swakoprivier ligt een maanlandschap van 460 miljoen jaar oud. Heel bijzonder is de Welwitschia, een plant die extreem oud kan worden; we zien een exemplaar van 1500 jaar oud. Bij Bloedkoppie, een heuvel waarvan de avondlichtfoto's zo naar een kalender kunnen, ontmoeten we Sandra en Harry, Nederlanders die lang een HZJ 75 gehad hebben waarmee ze onder andere naar Mongolië en India gereisd zijn. Van Mongolië kennen ze Robert en Clary; de wereld is klein. Onze tweede kampeerplek in Naukluft-Namib National Park is een mooie plek onder de bomen en aan een rivierbedding, wel met kuddes schapen van het dorpje tegenover de camping, dus niet echt een woestijnomgeving. De rivierbedding is kurkdroog, maar er liggen stukken hout en ontwortelde bomen. Wat een geweld moet dat zijn als het water erdoor raast. We ontmoeten ook Marc en Doro weer, Duitse overlanders die we al eerder tegenkwamen. Als we het park uitgaan komen we door het gebied waar het boek "The Sheltering Desert" speelde en rijden dan verder via de Gramsbergpas; het is kaal, bergachtig land Als we hoger komen wordt het groener en voor het eerst sinds lange tijd zien we weer bloemen in het wild. We komen op weer zo'n prachtige camping: de hele omgeving voor onszelf en met eigen sanitair. We raken toch wel erg verwend: wanneer we andere kampeerders kunnen zien vanaf de plek waar we staan vindeten er de en we al dat het vol is. Via de Spreehoogtepas rijden we naar Solitaire en Sesriem. De Spreehoogtepas daalt heel steil, in een paar kilometer van 1850 meter naar 1200 meter en geeft een geweldig uitzicht over de vlakke, stoffige woestijn. Solitaire is voor wie het boek van Ton van de Lee gelezen heeft een plek om te zien en om appeltaart te eten. Verder is er in Solitaire alleen een pompstation, een winkel met nauwelijks assortiment en een schitterende collectie van verroeste autokarkassen. Op de parkeerplaats ontmoeten we Norman en Stéphanie die met hun twee kinderen met een camper een reis van twee jaar door Zuidoost Azië, Australië en Afrika maken en terug willen reizen naar Europa zoas wij gekomen zijn. Sesriem is aan de rand van het Nabib-Naukluft N.P. en de toegang naar de beroemde Sossusvlei. We vinden een overflowplek op de camping binnen het park. Het is belangrijk om binnen het park te overnachten omdat je dan al voor zonsondergang op weg kunt en de zon achter de hoge zandduinen kunt zien opgaan. Omdat het park met zonsopgang open gaat lukt dat niet als je buiten het park staat. We herinnerden ons van ons vorige bezoek aan Namibië een lodge met een uitstekend buffet in de buurt en besluiten te gaan onderzoeken of het er nog steeds is. En dat is zo. De volgende dag om vijf uur gaat de wekker en om tien voor half zes rijden we in een ongetwijfeld slaperige file richting Sossusvlei. Iedereen probeert met zonsopgang bij "Dune 45" te zijn, het hoogste duin dat ook eenvoudig bereikbaar is. De silhouetten van de zandduinen worden langzaam zichtbaar tegen de rood en paars kleurende lucht als we door woestijn volgens het boekje rijden: overal zand en nauwelijks begroeiing. Omdat we niet in de file willen lopen stoppen we vóór Dune 45 bij een ander hoog duin van rood zand. Pas later realiseren we ons hoe je je in afstanden kunt vergissen: het duin dat zo dichtbij leek is minstens twee kilometer van de weg en wat erger is, het duin is dus ook navenant hoger. We beginnen een poging het duin te beklimmen, maar omdat het ook nog heel steil is besluiten we niet al onze energie eraan te verspillen. De laatste vier kilometer naar de verderop liggende Sossusvlei is diep zand en mogen alleen met 4x4's bereden worden, maar met de in Chobe en Moremi opgedane ervaring komen we er zonder kleerscheuren doorheen. We lopen naar Dead Vlei, een vallei die honderden jaren geleden door verschuivende duinen van de rivier is afgesneden en nu vol staat met dode bomen die, omdat er door de droogte geen micro-organismen zijn, ook na al die tijd niet vergaan. Tegen de achtergrond van rode duinen kunnen ook de plaatjes hiervan zo naar een kalender. In Sossusvlei beklimt Jan het duin met uitzicht op de omgeving. Er was de vorige keer dat we er waren een meertje, nu is het kurkdroog. We laten nog een keer de wekker om vijf uur afgaan, nu om wel Dune 45 te beklimmen; we worden beloond met de scherpe contouren van hoge zandduinen (volgens sommigen de hoogste ter wereld) in de opkomende zon. Roltrappen zouden handig geweest zijn, maar die zijn er alleen naar beneden: plat gaan liggen, armen langs je lichaam en rollen maar. Daarna rijden naar Duwisib Castle, een Europees aandoend kasteeltje dat begin twintigste eeuw door een Duitser is neergezet. Het kasteel zelf stelt niet veel voor, maar in deze omgeving is het best leuk. We overnachten op een goede camping op het kasteelterrein. Via een stel gravelwegen die in het algemeen prima te berijden zijn maar wel heel veel stof doen opwaaien rijden we naar de Brukaros-krater. Volgens de beschrijving zou er een prima camping zijn, maar nadat we ons via een van de meest uitdagende 4x4-only-wegen van onze reis omhooggeworsteld hebben vinden we alleen wat bouwvallen. Het is te rommelig om mooi wild te kamperen, dus rijden we door naar Keetmanshoop. De camping daar ligt tegen een "kokerbomenbos", bijzondere bomen met een soort scheerkwastmodel, goed voor sfeervolle plaatjes bij zonsondergang (en dus weer een kalendermaand gevuld). De andere attractie is dat er vier cheetahs gehouden worden, twee in de damesafdeling van 40 ha en twee in de even grote herenafdeling. Er worden video-opnamen van de camping en toebehoren gemaakt en daarom kunnen we mee het gebied van de cheetahs in. Het is natuurlijk puur dierentuin, maar toch leuk om te zien. Daarna naar de "Giant's Playground", een bizarre verzameling stukken rots, en vervolgens via een lange, hete, saaie, rechte asfaltweg naar Aus We maken er een van de wandelingen die rondom de camping zijn uitgezet. Vanaf het uitzichtspunt kijken we tientallen kilometers uit over de woestijn met her en de boompjes en de weg en spoorlijn naar Lüderitz die in wijde bogen naar de horizon slingeren. De kampeerplek heeft een boom die een weversnest huisvest, zo'n gigantisch nest dat tientallen vogels bouwen en bewonen; luidruchtige bovenburen, maar wel gezellig en altijd geïnteresseerd in een hapje en een drankje. Duits ErfgoedHet laatste stukje door de woestijn voert naar Lüderitz aan de Atlantische kust. Het is een bijzonder plaatsje: op deze plek zetten de Duitsers voor het eerst voet aan wal en aan het begin van de vorige eeuw was er een opleving doordat er diamanten gevonden waren. Het resultaat is een stadje vol met Duitse huizen en kerkjes die er vaak vervallen uitzien. Ze doen een beetje denken aan oudere gebouwen in de DDR. Door de Zuid-Atlantische golfstroom is het een stuk kouder dan verder in het binnenland en waait het bijna altijd stevig. Het is de verjaardag van Margriet en daarom wordt het een uitgebreide vislunch met bubbeltjeswijn.
Dichtbij Lüderitz bezoeken we Kolmanskop, een verlaten mijnbouwdorpje (video). We willen op zaterdagmiddag naar het museum Tsumeb; dat is op werkdagen de hele dag open, maar in het weekend alleen zaterdagochtends. Slimme openingstijden! We gaan nog wel even naar Lake Otjikoto. Het moet vol bontgekleurde vissen en door de Duitsers weggegooid oorlogstuig zitten, maar daar zien we niets van. In de tijd van de Duitsers heette Namibië overigens Zuidwest Afrika, zodat de Caprivistrip noordoost Zuidwest Afrika was en de Okavango een noordoostzuidwestafrikaanse rivier. En dat zonder GPS! LeeuwenHet is meteen een voltreffer als we Etosha N.P. binnenkomen. In een droog gebied als Etosha zijn de waterholes de plekken waar actie is. Bij de eerste ligt een dode olifant. Hyena's en jakhalzen proberen er alles wat eetbaar is vanaf te trekken. Gieren zitten verzadigd op de grond of wachten in de bomen tot zij aan de beurt zijn. Af en toe plonst een hyena door de waterhole vlakbij. Verderop is het droog en stoffig; giraffes proberen nog iets eetbaars van de kale, dorre bomen te halen en er ligt een groep van acht leeuwinnen onder een boom. Bij de waterhole van de camping is het zelfs tussen de middag al een drukte van belang, vooral met grote kuddes zebra's. Wanneer we er 's avonds terugkomen, zien we een "black rhino", de meest bedreigde neushoorn. We zien ook gigantische nesten in de bomen. Ze worden gemaakt door wevervogels die samen één groot nest maken voor de hele groep. Het nest zit vol ingangen die allemaal van onderen zitten. Omdat dit een speciale aanvliegtechniek vereist zijn hiermee veel potentiële rovers direct buitenspel gezet. De volgende dag is een dag van extremen: hij begint slecht en eindigt slecht, maar heeft ook een absoluut hoogtepunt. Nadat we 's ochtends nog even bij de waterhole hebben gekeken en vertrokken zijn ontdekken we dat onze verrekijker weg is, Terugrijden naar de camping levert niets op. Etosha is weliswaar voorlopig het laatste grote park, maar we gebruiken hem toch ook buiten de parken veel, balen dus. We rijden verder door een kurkdrook landschap, wit van het stof en grijs door de sluierbewolking. Soms is het woestijnachtig, kaal met polletjes gras, soms staan er bomen. Er loopt een enkele eenzame giraffe en er staan groepjes springbokken in de schaduw van een boom. Bij de eerste waterhole verandert het beeld totaal. Er is een groep wild zoals we op de hele reis nog nergens bij elkaar gezien hebben, zelfs niet in de Masai Mara. Honderden springbokken, zebra's en wildebeesten, tientallen gemsbokken, struisvogels en giraffen. Het is een opeengepakte verzameling van beesten. Opeens is er paniek en stuiven de groepen alle kanten uit. Dan zien we twee leeuwen, een mannetje en een vrouwtje, aankomen en bij het water gaan liggen, met als gevolg dat alle andere dieren niet meer bij het water durven te komen. Het vrouwtje staat af en toe op, loopt een stukje, rent even en draait zich om. Aan de wegrennende dieren is perfect te zien waar ze is; wat een pestgedrag. Na meer dan een uur rukken we ons los van de plek. Vroeg de volgende dag zien we drie leeuwen onder een boom liggen. Wanneer we aankomen steekt een jonge mannetjesleeuw de weg over en begint op zijn gemak te eten van een gemsbok die vlak naast de weg ligt, waarschijnlijk de prooi van eerder 's ochtends. Af en toe gaat een poot van het beest omhoog of horen we kraken als de huid aan stukken gescheurd wordt. Jakhalzen draaien eromheen en stuiven alle kanten uit als de leeuw een beweging in hun richting maakt. Kraaien laten zich horen als ze over de gemsbok vliegen, net te hoog voor de leeuw. Later zullen we overnachten bij Oppi-Koppi, een bij overlanders beroemde camping. Hij wordt gerund door een Belgisch-Nederlands koppel dat vroeger zelf overlander was en nu iedereen met een niet-Afrikaans kenteken gratis laat kamperen. Alle overlanders worden vereeuwigd voor het fotoboek waarin we diverse bekenden tegenkomen. Rood lampjeWanneer we verder rijden door het park zien we het lampje "remprobleem" van Dappere Dodo branden en blijkt hij ook minder goed te remmen. Op de camping zien we dat het remprobleem het gevolg is van iets anders: de beugel waar de linker schokbreker gemonteerd zit aan de vooras is afgebroken. Omdat de remleiding ook aan dit punt vastzit is die kapotgetrokken en is remvloeistof weggelopen. Niet zo fraai, midden in Etosha. Met veel gepruts dichten we de afgebroken remleiding om in elk geval weer op drie wielen te kunnen remmen. We hebben nog tweehonderd kilometer te gaan voor we het park uit zijn en dan nog een stuk voor we bij een plaats zijn en dat zal dus moeten met drie remmen en drie schokbrekers. Met onze kapotte schokbreker en mindere rem hebben we geaarzeld of we de langere, slechtere weg met meer waterholes zouden nemen, maar we zijn blij dat we het gedaan hebben; het was weer een topper in Etosha. We gaan zo snel we kunnen naar een garage, garage Falkenberg. Hopen maar dat de Duitse naam borg staat voor Duitse degelijkheid. We worden direct gewaarschuwd dat er mogelijk geen vervanger was voor de doorgesleten remleidingslang, maar lassen kan in elk geval wel. "Morgen om half negen hier zijn." En helaas, de ene remleidingslang op voorraad is te kort en de andere past niet. De beugel voor de schobreker wordt snel vastgelast, maar we moeten volgens de garage naar Windhoek voor reparatie van de rem, een ritje van vijfhonderd kilometer. "Kan het niet dichterbij?" "Nee, Windhoek of Swakopmund, allebei vijfhonderd kilomter." Zo blijf je flexibel als overlander. Honderdvijftig kilometer verderop in Outjo, de eerste plaats, doen we bij Weimann's garage toch nog een poging de rem te laten repareren. We remmen weliswaar weer op drie wielen, maar dat is toch minder en bovendien trekt Dappere Dodo nu ontzettend scheef als we wat harder remmen. "Over anderhalf uur is het klaar": ze kunnen de rubber slang voor de remmen maken. De anderhalf uur worden er drie, maar dan werkt ook alles en kunnen we op pad. Osha-katerWe rijden naar Oshakati, de plaats waar we hopen het visum voor Angola te bemachtigen. Het begint er zo goed. Een man van het consulaat staat buiten en wijst ons een betere parkeerplek. We praten over onze reis en onze plannen voor Angola tot het consulaat opengaat. Medewerkers begroeten elkaar vrolijk, wij zijn de enige klanten. "We willen een toeristenvisum aanvragen." "Uit welk land komt u? We geven alleen visa aan inwoners van Namibië. Uit Nederland? Dat is een groot probleem. Wacht u op de dame." We gaan weer zitten. Even later verschijnt een dame aan het loket, we worden gewenkt. "We willen een toeristenvisum aanvragen." "U moet naar de ambassade in Windhoek gaan. Sinds een paar weken verstrekken we om technische redenen geen visa meer." "Wat voor technische redenen?" "Technische redenen." "Tot wanneer blijft dat zo?" "Tot nader order." "Deze heer zei net dat er wel visa aan inwoners van Namibië verstrekt worden." "Nee, we verstrekken helemaal geen visa meer. Rijd u rustig naar Windhoek, dan krijgt u daar een visum." Dit gaat het dus niet worden. Veertienhonderd kilometer heen en terug naar Windhoek zou bij de bedrijfsrisico's horen als we zeker wisten dat we het visum zouden krijgen, maar we hebben veel te veel verhalen gehoord van mensen die in Windhoek niets verder kwamen en naar Oshakati gingen en ook veel te veel verhalen dat een visum makkelijk te krijgen is, alleen ergens anders. Voorlopig wordt het dus even geen Angola. We besluiten dat we, wanneer we op onze verdere rit op het punt het dichtst bij Windhoek zijn, daar eventueel alsnog naartoe te gaan en nu verder te trekken in Namibië. We hebben beiden een onaangenaam gevoel bij Oshakati, teveel onduidelijke types en teveel opmerkingen over veilig parkeren en gaan daarom zo snel mogelijk door. Boodschappen doen we wel in een volgende plaats. Leeg landDe bewaker van de camping in Opuwo fluistert naar ons voor hij het hek openmaakt: "Ik ga jullie wat vertellen, maar vertel het nooit aan de receptie. Al je naar de Himba's wilt kost dat NAD 535 per persoon, dat is samen duizend uh iets. Ik heb morgen een vrije dag en kan het voor NAD 700 doen." Hij doet het hek niet open. "We denken erover na." Hij doet het hek nog steeds niet open. "Ik geef jullie mijn telefoonnummer." "We denken erover na." "Niet aan de receptie vertellen!" Dan gaat het hek open. Opuwo heeft iets treurigs. Het is de enige grotere plaats in Koakaland, een dunbevolkt gebied met nauwelijk infrastructuur waar de traditionele Himba- en Hererodorpen zijn. De Himbavrouwen vind je in iedere folder van Namibië: ze wassen zich nooit, maar besmeren hun lichaam met oker. De Hererovrouwen lopen in victoriaanse kleding met eigenaardige hoofddeksels. De vrouwen die in Opuwo rondlopen proberen bij het tankstation en in de enige supermarkt armbandjes te verkopen. De markt is rommelig, met vervallen kraampjes en er ligt veel vuil op straat. Het toerisme heeft in Opuwo weinigs positiefs gebracht. We hebben een dag uitgetrokken om er rond te kijken, maar vullen onze voorraden aan en zijn dan zo snel mogelijk weer vertrokken. De weg naar Epupa Falls is soms redelijk vlak, soms vreselijk wasbord, maar overal heet, droog en stoffig. Talloze borden met "doorwading" laten zien dat het ook anders kan zijn. Rode en gele grond wisselen elkaar af; er staan veel bomen, allemaal met dorre bladeren. Hier en daar liggen slordig neergegooide enorme keien. Af en toe loopt er een Himbavrouw met een jerrycan of een baby op haar rug. We rijden een stofwolk in waarvan niet duidelijk is waar hij vandaan komt. Voorzichtig rijden we verder tot we zwaar op de rem moeten voor een langzaam rijdende vrachtwagen die we niet zagen tot we er vijf meter achter zaten. Maar alles verandert als we bij Epupa Falls komen; het is als een oase: een brede rivier, hoge palmen met veel schaduw, baobabs, water dat zich zestig meter naar beneden stort (video). 's middags steekt een harde wind op, zoals iedere dag. Dorre takken en vruchten vallen met veel geraas uit de palmbomen, gelukkig niet op ons of op de zonnepanelen. Aan de overkant ligt weer Angola, nog geen tien meter bij ons vandaan, maar voorlopig onbereikbaar. We hebben diesel, water, levensmiddelen en geld om de bush in te trekken. Kaokoland in het noordwesten van Namibië is nog dunner bevolkt dan de rest van Namibië en nauwelijks ontwikkeld. We rijden door een gevarieerd, ontzettend leeg landschap: kale, zwarte bergen worden afgewisseld door woestijnachtige vlaktes en stukken grond waar bomen ondanks de droogte nog kans zien wat groene bladeren te produceren (video). Een enkele keer zien we een dorpje, een vlakte waar her en der wat vierkante huisjes met golfplaten daken neergestrooid zijn. Ondanks de hitte spelen jongens een partijtje voetbal. De hele dag komt ons twee keer een auto tegemoet. Voor het eerst sinds we terug zijn in Afrika overnachten we weer in een echt bushcamp (de "campings" in de parken in Botswana waar het totaal ontbreken van voorzieningen werd gecompenseerd door een torenhoog tarief tellen we niet mee). We staan aan de rand van een enorme vlakte met van die prachtige Afrikaanse bomen en bergen op de achtergrond in de ondergaande zon. Margriet kookt in de Dutch Oven op het kampvuur. Zolang we er staan zien we niemand en geen enkele auto. Hoewel het de volgende naar Puros maar zestig kilometer is doen we het toch de hele ochtend over. Wasbordweg, zand, grote keien, steile hellingen, rivierbeddingen, alles komt voorbij; de low range moet er zelfs aan te pas komen. We komen op de hele weg één persoon tegen, een man bij een kraampje met wat armbanden; we zijn benieuwd naar zijn business plan. Maar we worden rijkelijk beloond bij aankomst op de camping: een grote, afgescheiden superplek met uitzicht over woestijn, rivierbedding en bergen en met eigen sanitair. De plek lijkt op bush camping, maar dan van alle nodige faciliteiten voorzien. De volgende dag, in de aanloop naar de Hoanib River Trail, een 4x4 track door de rivierbedding, komen we voor het eerst sinds de Emiraten weer een keer vast te zitten in het zand. Gelukkig zijn graven, een lagere bandenspanning en de juiste versnelling genoeg om er zonder gebruik van krik en zandplaten weer uit te komen. Bij de Hoanib-rivierbedding, die bijna overal kurkdroog is, zien we woestijnolifanten en giraffes. Er mag helaas niet meer in de rivierbedding gekampeerd worden, daardoor komen we op een van de aangewezen campingplekken terecht. Het eerste wat de campingbeheerder vraagt is of we iets voor hem te eten hebben, omdat hij al een dag niets meer heeft gehad. Het voorval blijkt kenmerkend voor het organisatieniveau van de camping. De Okavango DeltaOp de camping gooien jongens stokken de hoge palmen in om er de vruchten uit te krijgen. Wij krijgen er ook een paar, maar we kunnen er niets mee. Iedere avond horen we een gigantisch kikkerconcert. We ontmoeten Martin McGowan (http://myoverlandadventure.com/), de initiatiefnemer van OverlandSphere waar ook wij onze blog publiceren, die al vijf jaar onderweg is en twee Franse gezinnen die met kinderen rondreizen (http://dacaluf.com/ en http://bostrotters.over-blog.com/ . Een ervan heeft met een gewone camper ongeveer dezelfde route gereden als wij; ze hebben maar drie keer echt vastgezeten. Het is sinds Ethiopië niet meer voorgekomen dat we met vier overlanders op een camping stonden. Later zullen we ook nog Belgen, Duitsers en Israeliërs spreken die lang rondtrekken. Een andere manier om de Okavangadelta te ervaren is met een mokorotrip. Een traditionele mokoro is een uitgeholde boomstam die met een vaarboom door het water voortbewogen wordt, maar tegenwoordig worden ze meestal van kunststof gemaakt. Met een speedboat een stuk over de Thamalakanerivier langs grillige gevormde bomen die dood lijken maar waar toch blad aan zit, voortgeboomd worden over kleine kanaaltjes tussen het riet en wandelen over een eiland vol wildebeesten en impala's; een prima bestede dag. Margriet doet een workshop mandenvlechten en Jan heeft wel zin in een scenic flight. Franse overlanders op de camping blijken nog een plekje over te hebben, dus het wordt een vlucht van een uur boven de Okavangadelta (uitgebreide video en highlights video). Meertjes met daarin kale, dode bomen, rietvlaktes en dor, droog land met bomen met gele bladeren wisselen elkaar af. Er sjokt een enkele olifant. Antilopen staan in groepjes te grazen. Dappere Dodo is aan een servicebeurt toe en Maun is voorlopig de laatste grote plaats. Een voordeel van Afrikaanse garages is dat je bijna altijd snel geholpen wordt en ook nu: we kunnen direct terecht. Er komen geen onaangename verassingen tevoorschijn en Dappere Dodo wordt geolied en gepoetst opgeleverd. De KalahariNa vier dagen Maun rijden we de Kalahari in. Denk maar aan mij, zei Jan's niet met veel haar gezegende onderwijzer uit de vijfde klas, als je de naam niet kon onthouden. Het is leeg, kurkdroog land. De kaarsrechte weg gaat door geel gras en langs bomen in herfstkleuren. Palen waaraan oude tuinstoelen, autobanden, wieldoppen of jerrycans hangen, markeren de zandpaden naar de weinige hutten die er staan. Er grazen wat koeien en ezels. We stoppen in Rakops, de plek aan een rivier met uitbundig vogelleven waar het pad naar het nationale park begint (video). We hadden erop gespeculeerd in Kalahari N.P. op dezelfde manier aan een camping te komen als in de eerdere parken, maar dat mislukt. Er zijn kampeerplekken verspreid in het park die verder geen receptie hebben en die moeten vooraf geboekt worden. We maken daarom een tour door het park en kamperen bij de gate. De hele dag waait het hard. De Kalahari is geen woestijn zoals je je die voorstelt: we rijden door geel gras met bomen en over zoutvlaktes. Het enige wild dat we zien is antilopen. Het zijn wel heel mooie, grote exemplaren die zich rustig laten benaderen. Ook scoren we weer een aantal nieuwe vogels. 's avonds onweert het. Met het bord op schoot zitten we in de deurrpening en kijken naar het schouwspel: Discovery Channel Live. We schrikken toch nog als we de brul horen. We hadden al sporen op het pad gezien en tegenliggers hadden ons gewaarschuwd, maar als zo'n mannetjesleeuw dan opeens naast je staat.... Hij kijkt ons eens verontwaardigd aan omdat wij het gewaagd hebben over zijn pad te rijden, draait zich dan op en loopt statig weg. Er blijkt toch een camping in het park te zijn die bij de ingang geboekt kan worden en daar gaan we heen. Er is niets, maar het ligt prachtig midden in de natuur en we hebben het voor onszelf. We zien al met al veel meer beesten dan we verwacht hadden en ook weer andere dieren dan in eerdere parken. Behalve nieuwe vogels zien we groepen orixen, jakhalzen, vossen en een grote struisvogel. Door de onweersbui van de vorige avond liggen er veel plassen en glibberen we soms moeizaam over het pad. Hoe zal dat zijn in de regentijd als het echt nat wordt? Afscheid van BotswanaZoals steeds in Botswana zien we onderweg veel loslopend vee: kuddes koeien zonder herder die op de meeste onverwachte momenten de weg oversteken en vooral heel veel ezeltjes. Ezels hebben een mooi leven in Botswana: we zien ze zelden trekken of dragen, maar altijd rustig grazen. Het laatste stukje naar de camping is nog even ploeteren door diep zand. De verleiding om het kleine stukje maar even met (te) harde banden te doen is groot, maar nadat we twee keer bijna vast hebben gezeten laten we ze toch maar een stuk leeglopen. Margriet heeft 's ochtends een uiltje gezien dat te snel weg was om hem te kunnen thuisbrengen, maar 's avonds komt hij zich uitgebreid showen. Eerst zit hij een tijd op een van onze stoelen, later zelfs even op de schouder van Margriet. Tsodilo Hills Rock ArtDe Tsodilo Hills zijn het oudste bewoonde gebied van zuidelijk Afrika. Het zijn vier heuvels in allerlei pasteltinten en met grillige rotsstructuren en grotten die oprijzen uit het vlakke Kalahariland. Volgens de San, de oorspronkelijke jagers/verzamelaarsstam uit het gebied, woonden hun goden in de heuvels. Met een gids lopen we de Rhino Trail en bekijken we een aantal van de vierduizend rotstekeningen uit het gebied. NamibiëBij de grensovergang naar Namibië lopen we tegen een onaangename hindernis op. We moeten roadtax betalen en dat kan niet in euro's of dollars. Wel in Botswaanse Pula, maar die hebben we natuurlijk net opgemaakt voor we bij de grens kwamen. Er zijn geen pinautomaten of banken, dus we moeten vijftien kilometer terug naar Shakawe, de laatste plaats in Botswana om te wisselen. We worden zonder nieuwe stempels, dus semi-illegaal, Botswana weer ingelaten en het is weer even echt Afrika. De enige pinautomaat van Shakawe weigert en bij de bank staat een rij, maar na het aanleveren van alle gegevens die nodig zijn om het bancaire systeem van Botswana niet krakend te laten instorten, zoals waar we overnacht hebben en waar we gaan overnachten, kunnen we dertig euro wisselen. Al met al kost de grap toch een uur. We kamperen bij Ngepi Camp, waar we bij onze vorige trip naar Namibië ook gestaan hebben. We hebben ons toen al stellig voorgenomen er ooit weer naartoe te gaan. De camping heeft niet alleen grote plaatsen met uizicht op de rivier, maar is vooral bekend om zijn humor en bijzondere toiletten. De toiletten en douches zijn allemaal in de open lucht met een rieten scherm voor de privacy en allemaal verschillend. Bij de douches waan je je midden in de natuur waarbij de douchekop aan een echte boom vastgemaakt is. Veel toiletten hebben een naam en zien er uit als tronen op een verhoging, sommige met uitzicht over het landschap of over de rivier. Een ander bijzonder exemplaar is een toilet met een heren- en een damesingang die op één ruimte uitkomen met daarin twee toiletpotten, de dameshelft mooi betegeld en met kleedjes, de herenhelft op kaal beton en met een toiletbril die met een slot omhoog vast staat. Een ander speciaal exemplaar is "Poopa Falls" vernoemd naar de nabijgelegen watervan Pupa Falls, gebouwd als toren met prachtig zicht over de omgeving. Het geheel wordt gecompleteerd met een grote hoeveelheid humoristische bordjes. Samen met gids Christoph doen we een birdwalk. Het is wel weer eens goed om met een gids te gaan die ook die kleine snelle vogeltjes thuis kan brengen en helpt om UFO's die we nog open hadden staan op te lossen. We zien dan ook zeker zes nieuwe soorten. Christoph is een echte autodidact: hij ging nooit naar school, maar spreekt nu heel behoorlijk Engels en ook Afrikaans en weet veel van vogels, geleerd uit boeken en van toeristen. We maken een Mokorotrip (video) waarbij het zorgvuldig om de nijlpaarden heen laveren is. We hebben afgesproken met Robert en Clary (http://www.doubledutchworldsafari.com/), Nederlanders die in Australië wonen en al jaren met hun truck reizen over de hele wereld maken. Niet alleen heel gezellig, maar ook nuttig. En uiteraard hebben we veel gemeenschappelijke (overland)vrienden en -kennissen; het wereldreizigerswereldje is niet zo groot. We rijden naar Divundi om Namibisch geld op te nemen en wat boodschappen te doen. Volgens een medewerker van de camping is er een pinautomaat en een grote supermarkt. Het klopt allebei, maar we hebben er niets aan: de pinautomaat is alleen voor Namibische bankkaarten en de winkel (die we dus toch niet kunnen betalen) is wel groot maar typisch Afrikaans: schappen met vijf meter lang hetzelfde product en dus nauwelijks assortiment. Tweehonderd kilometer verder in Rundu, kunnen we ons eindelijk organiseren: Namibisch geld pinnen, tanken, Namibische SIM-kaart kopen, voorraden aanvullen. We kamperen aan de Okavango met aan de overkant, Angola. Het is zo dichtbij dat we er kinderen horen huilen en voetballers horen juichen. Vrouwen doen er de was, kinderen spelen bij het water. Het is zo dichtbij dat je je niet kunt voorstellen dat het zo moeilijk is om een visum te krijgen. De San Jagers en VerzamelaarsOnderweg komen we weer eens een veterinair controlepunt tegen. Het doel is bestrijding van mond- en klauwzeer, maar het is iedere keer weer een verassing wat er gebeurt: door een desinfecterend bad rijden, banden afspuiten, je voeten vegen op een desinfecterende mat, al je schoenen vegen, in de koelbox kijken, etc. Omdat we zelden rund- of varkensvlees bij ons hebben gaat het eigenlijk altijd goed, maar als je pech hebt mag je je vlees inleveren of eerst ter plekke braden. Jan wordt nog bedreigd met arrestatie omdat hij wil dat een medewerker van de veterinaire dienst zijn schoenen uitdoet voor hij voor inspectie Dappere Dodo binnengaat, nadat een eerdere collega er met natte schoenen er een puinhoop van had gemaakt. De politie wordt erbij gehaald en het compromis is dat de man er met schoenen in mag en de agent daarna de vloer schoonmaakt. Grashoek is een levend museum van de San- cultuur (video). De San is een stam die tot voorkort als jagers verzamelaars leefde. Onder andere doordat veel van hun oorspronkelijke leefgebied tot park verklaard is waar niet gejaagd mag worden gebeurt dat nu nauwelijks of niet meer, maar in het levende museum kun je als toerist ervaren hoe geleefd werd. De San spreken een kliktaal. Hierbij wordt als een letter met de tonk een klikkend geluid gemaakt. Werkelijk onmogelijk om na te doen. We doen eerst het culturele/ambachtelijke deel, sieraden en pijl-en-boog maken, daarna een bushwalk met de San. Onder aanvoering van een oude San krijgen we de bomen en planten te zien die voor medische toepassingen en als voedsel gebruikt worden. We leren hoe vergif voor de pijlen gemaakt wordt en hoe vogels met een bes in de val gelokt worden. Na zang- en dansdemonstraties krijgen we ook nog een rondleiding door het "moderne" dorp: hier en daar een hutje met bewoners die in de schaduw niets zitten te doen (video). In de hutjes hangen wat kleren en ligt een bed, verder is het leeg. Highlight van het dorp is de school. De kinderen zitten in krappe lokalen in ouderwetse bankjes, de lessen zijn in het Engels. Een klas zit in een tent. Op zich is het levende museum een voorbeeld van een geslaagd communityproject, maar het blijft ons als Europeanen toch verbazen. In het dorp wonen driehonderdvijftig mensen. Het museum bestaat uit zeven groepen van tien mensen die bij toerbeurt optreden. We schatten dat er per dag niet meer dan dertig euro van toeristen binnenkomt, waar de hele gemeenschap van leeft, want er gebeurt niets anders: geen veeteelt, geen gewassen en geen winkeltjes. Met het verbouwen van groente zijn ze gestopt omdat vee van de bantoes door de tuintjes liep (in plaats van er een hek om te zetten) en de winkeltjes worden ook door bantoes gerund. |
NieuwsbriefWanneer het internet te langzaam is of gecensureerd wordt kunnen we soms onze site niet bijwerken. We publiceren dan een nieuwsbrief. Meld je aan voor updateberichten om hem te ontvangen.
BlogBlog van onze reizen. Selecteer "Trip ..." in categoriën hieronder om een specifieke reis te kiezen en "Land..." voor een bepaald land.
Categorieën
All
Archief
January 2020
|