Terug naar het noordenJesse is vertrokken, dus hoog tijd voor wat onderhoud. De blog wordt publiceerbaar gemaakt en Dappere Dodo krijgt een beurt; behalve de al voorspelde vervanging van de manchet van de tussenbak zijn er geen extra dingen. We zitten weer op een tijdschema, want over negen dagen komen Dick en Rita, de broer van Margriet en zijn vrouw in Johannesburg aan. We gaan dan een paar weken samen door Zimbabwe trekken. We wandelen en rijden nog een keer door het fynbos (video), voor we definitief ons zuidelijkste punt verlaten. Wanneer we terug rijden zien we een groep mensen met verrekijkers over het water turen: op niet meer dan dertig meter van de kant zwemmen twee walvissen. De camping vinden gaat moeizaam: de eerste ligt aan een drukke weg en de tweede vraagt drie keer de gangbare prijs en helpt ons onsympathiek. De derde vraagt ongeveer hetzelfde gedrag, maar de opties zijn op, dus we gaan er maar staan. Het is een camping voor liefhebbers van heel veel borden met regels en "verboden". We rijden door het wijngebied van Zuid Afrika. Heuvels met wijngaard na wijngaard na estate na wijnproeverij. Steile bergen met een achtergrond van wolken tegen een blauwe lucht. Hier geen townships, maar luxe, goed onderhouden huizen. Dit is ook het land van de Afrikaanders, met een mening over de zwarte bevolking die ondanks alle democratisering nog regelmatig tussen de regels door te horen is. We bekijken Franschhoek, met een mix van huizen uit de negentiende eeuw en stijlvolle moderne huizen, daarna Stellenbosch. Ziekenhuis Margriet is begin juli gevallen. Het leek toen niet ernstig, maar ze begint steeds meer last van haar arm te krijgen. Daarom laat ze er in het ziekenhuis een dokter naar kijken. Het gaat allemaal redelijk efficiënt: vijf uur, een intake, vier consulten, een röntgenopname en een echo later is het duidelijk: een gescheurde spier in de schouder die gehecht moet worden. Dat kan het beste in Nederland gebeuren. Het plan wordt daarom om begin november, nadat we met Dick en Rita door Zimbabwe gereisd zijn, voor een paar maanden naar Nederland te gaan en begin 2015 verder door zuidelijk Afrika te trekken. De optie om langs de westkust van Afrika naar Nederland terug te gaan hebben we in verband met alle problemen daar zoals ebola laten vallen. We willen daarom uiteindelijk Dappere Dodo verschepen. 50.000 km We passeren een nieuwe mijlpaal: 50.000 km afgelegd sinds we uit Nederland vertrokken. Cederberg Wilderness AreaWe rijden 's middags nog verder naar Cederberg Wilderness Area (video). Het groene landschap is heuvelachtig met hoge bergen op de achtergrond en met paarse en gele bloemen in de berm. De wijngaarden gaan langzaam over in sinaasappelboomgaarden. We wandelen een paar uur door het natuurpark. De kale bergtoppen rondom het fynbos zijn rood gekleurd; ze worden langzaam bleker als de zon hoger komt. Tussen uitgebloeide struiken staan overal paarse, gele en witte bloemen. Als we terugkomen op de camping praten we bij met Indra en Hans, Nederlanders die we ook in Swaziland al ontmoet hebben. We vinden ook onder de ruitenwisser een briefje van Brett en Yvonne die door Afrika reizen en die we kennen uit Nairobi. Ze staan op een naburige camping en hebben Dappere Dodo herkend. 's avonds komen ze even langs, dus al met al hebben we een gezellige middag en avond. KimberleyWe vertrekken richting Johannesburg om op tijd te zijn voor Dick en Rita. Het is een surrealistisch landschap met bloeiend fynbos tussen grote rotsblokken die slordig op elkaar gestapeld lijken. Het fynbos gaat over in het woestijnachtige landschap van de Karoo: eindeloze, lege wegen door een bijna onbewoond gebied van dor gras en kleine, grijze struikjes die steeds verder uit elkaar staan, afgewisseld door een enkele akker en een paar schapen. In de verte liggen verspreide tafelbergen. Scheef staande telefoonpalen langs de weg tellen hun dagen. We eindigen in Carnavon, zo'n vredig, geïsoleerd, outback-achtig dorp zonder internet waar nooit wat gebeurt. Als enige gasten op de camping krijgen we een zak denneappels en een avocado cadeau van mensen die de indruk wekken dat de inteelt iets teveel heeft toegeslagen. De volgende dag rijden we door naar Kimberley, weer over zo'n weg waarbij het (volstrekt overbodige) navigatiesysteem aanwijzingen geeft als "nu 217 km deze weg volgen" en waarbij Dappere Dodo de enige beperkende factor in de snelheid is. 's middags proberen we goed internet te vinden, maar dat valt in Zuid Afrika erg tegen. Campings hebben bijna nooit wifi, in winkelcentra zijn alleen dure of beperkte hotspots en bij de weinige internetcafé's mag je je eigen computer niet gebruiken. Big Hole Overal rammelt en piept het in de lift naar beneden. We staan er minutenlang in, maar in werkelijk dalen we maar een paar meter. We zijn in de "underground experience", een nagebouwd stukje mijngangen van de "big hole", de grootste door mensen gemaakte kuil ter wereld, waar tot 1914 diamanten gevonden werden. Ingerichte woonhuisjes, maar ook de bank, het kantoor van de diamantenkoper, het pandjeshuis en de kroeg waar teveel gedronken werd als een diamant gevonden was, zijn te zien in het openluchtmuseum. Wat begon als een rush van avonturiers uit alle uithoeken van de wereld eindigde als een gigantische commerciële operatie die bepalend is geweest voor heel zuidelijk Afrika: geen man heeft zoveel invloed gehad in Afrika als Cecil Rhodes, de oprichter van het diamantenconcern De Beers Consolidated. Naar hem zijn later Noord-Rhodesiē (nu Zambia) en Zuid-Rhodesië (nu Zimbabwe) genoemd. In Kenia in maart misten we ze op een dag, maar nu lukt het: we hebben ontmoeten Eelke en Maaike (www.HetGeleSlakkenhuis.nl) die op ongeveer hetzelfde moment als wij uit Nederland vertrokken zijn en met hun gele ex-ME-bus door zuidelijk en oost Afrika trekken. Het wordt een gezellige avond. Op weg naar ZimbabweTownships met golfplaten huisjes, met allemaal dezelfde kleine stenen huisjes of met een bonte verzameling van verschillende stenen huisjes met golfplaten schuurtjes komen voorbij als we richting Johannesburg rijden. De boerderijen maken plaats voor industrie en een goudmijn, we passeren Soweto. Steeds weer zien we dat het beleid van het ANC om mensen aan behoorlijke huisvesting te helpen wordt uitgevoerd, maar langzamer dan iedereen wil. We slaan voorraad in omdat in Zimbabwe, onze bestemming met Dick en Rita, levensmiddelen veel duurder zijn dan in Zuid Afrika, zorgen dat de was schoon is er regelen van alles nu we eindelijk weer eens behoorlijk internet hebben. Iedereen wil wat van je... "Zeven uur wachten aan de grens!" "We hebben er viereneenhalf uur over gedaan om Zimbabwe binnen te komen..." "Iedereen wil wat van je aan de grens..." We worden gewaarschuwd voor de grensovergang van Zuid Afrika naar Zimbabwe. De mening van Zuidafrikanen over Zimbabwe en zijn inwoners is niet altijd even genuanceerd, maar ook van Nederlanders horen we dit. We besluiten daarom via Botswana Zimbabwe binnen te gaan. En dus rijden we via dezelfde weg waarover we ons een paar weken geleden naar Johannesburg haastten nu terug de tropen binnen. "Alleen nog tien dollar road tax, dan kunt u gaan." De grens Botswana uit kost een kwartiertje, Zimbabwe zit met ruim een uur in de middenmoot van grensovergangen die we gehad hebben. Via een loketje of vier kopen we een visum, betalen we een verplichte verzekering, carbon tax en road tax. Alles gaat in Amerikaanse dollars. Nadat na gierende inflatie buitenlandse valuta werden toegestaan is de USD de de facto valuta van Zimbabwe. Matopos National ParkWe rijden in het Matopos National Park tussen de meest bizarre rotsformaties door het hoge riet (video). Drie stenen leeuwen kijken ons aan, een kameel van rotsblokken ligt op de grond, een stenen vrouw met een kind op haar rug voert een gesprek, gigantische keien liggen opgestapeld op een manier die spot met de wetten van de zwaartekracht. Behalve wat apen en nijlpaarden zien we nauwelijks dieren. Het park heeft erg geleden onder stroperij tijdens de periode van politieke en economische chaos in Zimbabwe en hoewel het bord aan de ingang meldt dat rangers eerst schieten en dan pas vragen stellen is er een nog effectievere manier gevonden om stropen te voorkomen: er zijn geen dieren meer. In het park zijn grotten met muurschilderingen. Ze worden geschat op zesduizend jaar oud en zijn de meest verfijnde en realistische afbeeldingen die we deze reis gezien hebben. Khami-opgravingenIn Zimbabwe zijn de enige overblijfselen van oude culturen van zuidelijk Afrika. De beroemdste is Great Zimbabwe, daarna kwam Khami. Tussen de rotsstructuren en bloeiende bomen liggen de reconstructies van de stad uit de zeventiende eeuw. Er is weinig van over en we hebben moeite om de stukken die er nog liggen te plaatsen. BulawayoBulawayo is de op een na grootste stad van Zimbabwe en de eerste stad die we bezoeken. We rijden de stad binnen over brede boulevards met goed onderhouden gazons en bomen met paarse bloesem. Drommen scholieren gaan over straat. Meisjes lopen in schooluniformen met tuttige hoedjes, jongens met blazers en stropdassen. De mensen die we ontmoeten zijn vrolijk, hartelijk en hebben gevoel voor humor: als we tegen een man die boodschappen controleert en kassabonnen aftekent in de supermarkt zeggen: "Signature of a famous man." zegt hij: "Ik zal je mijn telefoonnummer geven." en zet die op de kassabon. Het land lijkt zich te herstellen van de chaos van een jaar of zes geleden, toen er een hollende inflatie was. In een souvenirshop zien we nog biljetten van tien miljoen dollar. In een buitenwijk komen we in een troosteloos winkelcentrum, dat in alles vergane glorie uitstraalt, maar in het centrum is het beter: de meeste gebouwen staan goed in de verf, winkels hebben een behoorlijk assortiment en mensen zijn goed gekleed. HwangeDe weg van Bulawayo naar Hwange is lang, droog en heet; het dorre gras erlangs moet nog een maand wachten op de regentijd. Toch hangt om de bomen een waas van lentegroen. Een enkele keer komen we langs een dorpje met kleine, goed verzorgde ronde of vierkante huisjes met rieten daken. Een bus die vijftig jaar oud moet zijn met een pak bagage op het dak dat bijna net zo hoog is als de bus zelf toetert en knippert om ons te begroeten. We overnachten bij Tuskers Camp, dat op een privé-concessie aan een waterplas ligt. De camping zelf is niet geweldig, maar 's avonds komt er een groep van minstens dertig olifanten drinken en baden. Ze komen tot niet meer dan twee meter van ons af. Wilde honden Vroeger kwamen ze in 39 landen in Afrika voor, nu nog in een stuk of vier. We zijn in het rehabilisatiecentrum van wilde honden in de buurt van Hwange N.P.; er zijn nu twee honden in het centrum zelf (video). Vooral honden die verstrikt raken in stroperstrikken worden opgelapt. Leidende honden van een groep krijgen soms een halsband die beschermd tegen strikken en een zender met GPS heeft, maar het belangrijkste is voorlichting. Er zijn een educatief centrum en een base camp voor kinderen waar kinderen uit de buurt gratis vier dagen op kamp gaan. Ook zijn er programma's waar mensen uit de dorpen in de omgeving water of gezondheidszorg krijgen in ruil voor gedrag dat de honden beschermd. Hwange National Park valt tegen: het is ongebalanceerd. We zien grote gebieden die door olifanten geruïneerd zijn, vlaktes bezaaid met olifantendrollen en grote kuddes olifanten. Door het oppompen van water worden poelen gemaakt waar ze op af komen. Behalve de olifanten en wat giraffes zien we weinig anders: geen roofdieren en heel weinig antilopen. Mana PoolsDe rit naar Mana Pools start moeizaam. Het benzinestation op de route krijgt pas over twee dagen nieuwe voorraad, dus het wordt dertig kilometer extra voor we van de hoofdweg af gaan. Na honderdvijftig kilometer houdt de verharde weg op. We komen steeds langs aangeharkte dorpjes met hutjes die met motieven beschilderd zijn. Waar leven de mensen van? Er zijn een paar geiten, voor de rest is het droog, heel droog. 's middags komen we een groepje Zuidafrikaanse vakantiegangers met autopech tegen aan wie we wat gereedschap uitlenen; het geeft altijd weer een goed gevoel om een Landrover op weg te helpen. Er is geen camping in de buurt en we belanden met zijn allen op een kampeerplek die ze kennen. Het is ons eerste bushcamp sinds Turkana. Wandelen tussen de wilde beesten De weg in Mana Pools naar de Zambezi was berucht om zijn wasbordweg, maar is flink verbeterd. We komen over kurkdroge, brede rivieren, maar de Zambezi zit vol snel stromend water. Alle dieren zijn dan ook in de buurt ervan te vinden. We nemen een kampeerplek aan de rivier; niet goedkoop, maar met een fantastisch uitzicht op het water en in stof gehulde Zambiaanse bergen. Mana Pools is het enige park met wilde dieren waar we geweest zijn waar je mag rondlopen en uit je auto mag; de camping is niet omheind (video). We zien een olifant scharrelen op het eiland tegenover de kampeerplek, nijlpaarden stappen rond in het water en even later wandelt een andere olifant over de camping. Buffels grazen vlakbij. Als we een moment niet opletten gaat een aap er met een zakje chips vandoor. 's avonds horen we hyena's en leeuwen in de buurt. Vier olifanten lopen langzaam de rivier in. Ze verdwijnen steeds verder onder water tot we alleen nog de ruggen zien. Aan de andere oever komen ze weer tevoorschijn. Het blijken er vijf te zijn: er was nog een kleintje dat alleen met zijn slurf boven water kwam en op de kant geholpen wordt. Het is ze gelukt, zonder visum van Zimbabwe naar Zambia. Paniek in dierenland We maken iedere dag dat we in Mana Pools zijn een ochtendrit en een avondrit door het park. De ochtenden zijn koel, een koelte die de hitte van de dag al voelbaar maakt; de paden ruiken naar zand en stof. Impala's gaan met grote sprongen op de vlucht, zebra's en buffels grazen, bavianen vissen nog iets eetbaars uit olifantenpoep, een leeuwin draait zich eens om in de schaduw van een boom en met een explosie van energie jagen krokodillen op vissen. De geluiden van ontelbare vogels smelten samen tot een serene rust. Op grote stukken grond, omgeploegd door olifanten, staan alleen kale, bizar gevormde stronken, als een schilderij van Dali. Net terug op de camping zien we plotseling impala's en zebra's vluchten en buffels gaan staan. Paniek in dierenland! Een groep van minstens zestien wilde honden loopt heen en weer, een paar honderd meter bij ons vandaan. Dick springt in zijn auto voor foto's van dichterbij, maar ze zijn te vlug. Toch een bijzonder moment, het zijn de eerste echt zeldzame dieren van onze reis. ChinoyiWe zwaaien naar de moeder met een kind op haar rug. Ze maakt de draagdoek aan één kant los, er komt een zwaaiend handje uit, de doek gaat weer vast. 's nachts onweert het zoals het alleen in de tropen kan onweren. Overal rondom lichtflitsen, aan alle kanten harde knallen en gerommel, een korte, felle bui. Dan is het weer stil. Bij Chinhoyi is een heel diep meertje met een grot ernaast (video). Via een steile trap en door de grot komen we bij het meertje. We zien geen direkt daglicht meer; alleen kobaltblauw licht weerkaatst in het meertje. Confict Voor we naar het meertje gaan hebben we een conflict over de toegangsprijs. Omdat op de camping die bij het meertje hoort niets goed werkte willen een korting voor de grotten. We spreken de dame bij de ingang erop aan. We hebben haar nog niet anders gezien dan nootjes etend, frisdrank drinkend of met haar telefoon spelend. Kijkend naar haar postuur vermoeden we dat zulke bezigheden haar dagelijkse programma zijn. Ze haalt haar baas erbij. We krijgen uiteindelijk per persoon twee dollar korting na een aantal felle discussies met argumenten als "Wij kunnen hier niets aan doen, dat wordt in Harare beslist.", "Je krijgt een boete omdat je illegaal naar het meer geweest bent.", "Laten we dit als volwassen mensen oplossen." "Ik haal de politie erbij." "Als ik korting geef wordt ik ontslagen." "Dien een klacht in, dan kan Harare geld terugstorten." "Hier is het klachtenboek. Schrijf daar je de klacht in. Er gebeurt niets mee." "Ik heb geen identificatiebadge." "Ik wil mijn naam niet zeggen." Bushcamp We rijden een flink stuk onverharde weg naar Ngezi, naar de enige camping in het gebied richting zuiden. Hij ligt in een recreation area. Een nachtje kamperen zou op USD 24 per persoon komen. Als we zeggen zo'n bedrag niet te gaan betalen haalt de dame bij de kassa er een collega bij "om mee te onderhandelen". Na een heleboel discussie waarbij steeds dezelfde getallen op een andere manier onder elkaar gezet worden en dan met enige moeite het totaal wordt berekend (als je voor 4x8 een rekenmachine nodig hebt blijft het lastig) is het resultaat dat ze geen mandaat hebben iets aan de prijs te doen omdat alles in Harare beslist wordt. Het wordt daarom een bushcamp in de buurt. Great ZimbabweDe volgende dag gaan we door naar Great Zimbabwe (video). We zien onderweg een achterwiel van een vrachtwagen slingeren, even later rijdt het wiel zelfstandig de berm in. De camping ligt direct naast Great Zimbabwe. Zoals bijna overal hebben we de camping voor onszelf. Er zitten weer eens apen die het op onze spullen gemunt hebben, maar het laten zien van de katapult die we gekocht hebben is al voldoende om ze een flink stuk te laten vluchten. Blijkbaar zijn er mensen die wél raak kunnen schieten met zo'n ding. Great Zimbabwe is de grootste opgraving van een steenstructuur ten zuiden van de Sahara, ongeveer achthonderd jaar oud. Lang hebben Europeanen niet willen geloven dat het gebouwd is door Afrikanen ("Die kunnen zoiets niet."). Het lag strategisch ten opzichte van handelsroutes en goudwinning. We zijn er op zondagochtend. We zijn er alleen. Er heerst een serene rust, vogels op de achtergrond. Hoge muren van zorgvuldig op maat gehakte stenen, smalle doorgangen tussen grote keien, steile trappen. Er moet grote rijkdom en een goede organisatie geweest zijn om dit mogelijk te maken. Geld en economie van ZimbabweRond 2009 had Zimbabwe een hollende inflatie waardoor er bijna alleen nog ruilhandel was en de economie krakend tot stilstand kwam: bankbiljetten met een één met zevenentwintig nullen, een munt die iedere drie dagen in waarde halveerde, winkeliers die gedwongen werden hun spullen onder kostprijs te verkopen. Daarop stond de overheid het gebruik van buitenlandse valuta toe. Iedereen vluchtte in Amerikaanse dollars en Zuidafrikaanse Rands. De praktijk is nu dat alles in dollars afgerekend wordt, als klein wisselgeld krijg je vaak randmunten terug. De biljetten zijn de vodden die in Amerika al lang uit de roulatie genomen zouden zijn. Ook krijg je regelmatig biljetten van twee dollar, een coupure die we in Amerika nog nooit gezien hebben. De winkels zijn nu weer goed gevuld, prijzen zijn hoger dan in Zuid Afrika, maar lager dan in supermarkten in oost Afrika. Logeren bij de politieWe zijn onderweg naar Marakele National Park. Het laatste deel van de weg onverhard; daar hadden we niet op gerekend. We halen de camping niet en vragen daarom een politieagent naar een kampeerplaats. Wanneer we uitleggen eigenlijk alleen een veilige plek te zoeken en verder self-supporting te zijn, nodigt hij ons uit in zijn tuin te kamperen. Het wordt een gezellige avond: alle collega's, in dienstauto of privé, komen even kijken wat voor rare snuiters hij gevangen heeft. Het is ook weer een mooie gelegenheid voor een kijkje in de keuken. Hij heeft een golfplaten huisje gehuurd dat nog het meeste doet denken aan een studentenkamer, inclusief grote breedbeeld-TV. Zich wassen doet hij in een teiltje en zijn toilet is een golfplaten hokje van de buren dat hij mag gebruiken. Zijn vriendin ziet hij in het weekend. Na de basisschool is hij bij de politie gegaan om zijn jongere broer en zus de kans te geven naar de middelbare school te gaan. Samen met zijn zus heeft hij een huisje gebouwd voor zijn ouders, die in een andere streek wonen. Hij verdient ongeveer achthonderd euro in de maand, waar honderdvijftig euro belasting af gaat. Hij moet nu eerst zijn drie leningen afbetalen, dan sparen voor zijn huwelijk over een jaar of vier, daarna sparen voor een eigen huis en tenslotte voor een BMW voor de deur. Samen met 24 collega's is hij verantwoordelijk voor een gebied van duizend inwoners waar eigenlijk nooit wat gebeurd. Als mensen geld hebben aan het einde van de maand moet er wel eens een ruzie gesust worden, een paar maanden geleden zijn neushoornstropers gepakt en een paar jaar geleden was er een ernstig verkeersongeluk. Marakele N.P.We maken twee "game drives" in het park en gaan naar de bird-hide. De big five zouden er moeten zitten, maar wij zien behalve antilopen en apen alleen twee neushoorns en een paar giraffen. Ook de bird hide doet zijn naam eer aan: we zien geen enkele vogel. Het landschap begint vlak en warm, maar kruipt naar een hoogte van tweeduizend meter; daar waait een snijdende wind. Kale, verweerde bergen steken loodrecht omhoog. Het verre uitzicht wordt belemmerd door stof in de lucht. Storm 's avonds steekt een storm op. We kunnen net op tijd het kampvuur uitmaken om te voorkomen dat de vonken de tent van Dick en Rita beschadigen. Ook is er een korte, hevige bui, het is de opmaat naar de regentijd. Wanneer we de volgende dag in Johannesburg aankomen wordt ook daar de lucht loodgrijs, begint het te stormen en te gieten. JohannesburgAfscheid Het is de avond voor Dick en Rita terug vliegen naar Nederland. We willen nog een keer samen uit eten, maar de keus is beperkt als je niet te ver in het donker door Johannesburg. Geen geweldig eten, wel gezellig. Dick en Rita hebben besloten hun tent, matrassen en stoeltjes niet mee naar Nederland te nemen. We vragen de bewaker van de camping of hij het wil hebben. Hij is razend enthousiast en komt ons twee keer bedanken. Een vriend van hem zoekt een baan en kan nu in de tent slapen en de bewaking van de camping 's nachts doen. Toen we de laatste keer in Zuid Afrika waren was Johannesburg nog off-limits, omdat het te gevaarlijk was. Er is sindsdien veel verbeterd, dus nu gaan we wel. De wegen naar het centrum zijn breed, met goed bijgehouden bermen met palmen. In het centrum zelf zien we straten met moderne wolkenkrabbers, dure auto's en goed geklede mensen, maar direct ernaast vervallen huizen, vuilnis op straat en mannen die hun roes liggen uit te slapen. Omdat Margriet toch kwetsbaarder is met haar gehandicapte arm blijven we niet te lang. We blijven wel langer in de Orient Mall, een verzameling van winkeltjes die zo uit met Midden Oosten of Zuid Azië zou kunnen komen: gesluierde vrouwen, mannen met baarden, veel winkels met bruidskleding, gordijnen of parfum. Dappere Dodo laten we wassen in afwachting van een paar maanden stalling. Cradle of HumankindDe Cradle of Humankind is een gebied van grotten waar het eerst resten van meer dan twee miljoen jaar oude voorgangers van de mens gevonden zijn. We bekijken de grotten van Sterkfontein. We worden gewaarschuwd dat er nauwe doorgangen zijn, zodat je als je gehandicapt, claustrofobisch, astmatisch of nog een heleboel andere dingen bent, er niet in moet gaan. Margriet aarzelt in verband met haar arm, maar de norm is een veel braai-etende Zuidafrikaan, dus het valt erg mee. Erbij in de buurt is het Museum van Maropeng, waar op een interactieve manier, inclusief boottochtje, de ontstaansgeschiedenis van de aarde verteld wordt. We hebben in verband met ruimtegebrek steeds de drang om souvenirs te kopen weerstaan. Omdat we naar huis gaan proberen we op de Welwitschia Country Market wat te kopen, maar we vinden niets geschikts voordat we zo geïrriteerd zijn door de opdringerige verkopers dat we vertrekken. Margriet is jarig, daarom gaan we 's avonds uit eten. TerugreisOnze vlucht naar Nederland is drie dagen na het vertrek van Dick en Rita. Margriet heeft een afspraak met de orthopeed kunnen regelen de dag nadat we terug zijn. Dappere Dodo kunnen we onder dak stallen bij Bobo Campers, een door Nederlanders gerund camperverhuurbedrijf, onder andere in Johannesburg. De laatste dag gaat heen met opruimen, poetsen, Dappere Dodo stallen en heel lang wachten in de KLM/Airfrance lounge. De KLM zet ons nog even op het verkeerde been door te mailen dat onze vlucht om 18:00 in plaats van om 23:55 vertrekt, maar dat blijkt een softwarefoutje te zijn.
1 Comment
BotswanaIn Nata Bird Sanctuary in oost Botswana zien we, omdat we in de droge tijd zitten, weinig meer dan kleine groepjes flamingo's en pelikanen. We houden een rustige middag op de camping: naar de kookplaatproblemen kijken en internetten. Margriet bakt appeltaart in de Dutch oven. Zoutmeer Kubu Island (video) is een "eiland" in het zoutmeer. We rijden door eindeloze velden dor gras en langs kale, stekelige acacia's. Op een enkel klein dorpje en wat grazende paarden na lijkt het land onbewoond. Aan de horizon ligt de grote witte zoutvlakte waarin een groene plek met de silhouetten van grillig gevormde boababs opdoemt. Als de zon ondergaat wordt het witte zoutmeer langzaam zwart en worden de boababs één met de sterrenlucht. JohannesburgVakantie De eerste kilometers na Kubu gaan door het felwitte, gladde zoutmeer, daarna volgt soms diep zand waarvoor de 4x4 nodig is en dat een overal indringende bruinzwarte laag achterlaat, waardoor alles nog dagen naar zand ruikt. De kilometers die dan volgen naar de grens met Zuid Afrika zijn snel maar eentonig. Er zijn nauwelijks auto en waar we noordelijker overal fietsers en vrouwen met kinderen op de rug zagen is de weg nu leeg. Langzaam wordt het blauw van de lucht minder fel: we gaan over de steenbokskeerkring de tropen uit. De laatste camping in Botswana is weer op zo'n met oog voor detail ingerichte camping, zelfs het toilet is bijzonder. In recordtempo zijn we de grens naar Zuid Afrika over. We belanden er in Zeerust op de avond voordat het hele elektriciteitsnetwerk van de stad overhoop gehaald wordt. We vinden met moeite een camping, want alle kampeerplaatsen zijn bezet door elektriciteitswerkers en lijkt het terrein meer op een bouwplaats. We komen weer in gebied van winkels met volop keus en van campings met werkende warme douches en elektriciteit. Het lijkt wel vakantie... Verder richting Johannesburg zijn er achtbaansautowegen en shopping malls zoals we die sinds Dubai niet meer gezien hebben. We gaan naar Outdoor Warehouse, de grootste kampeerwinkelketen van Zuid Afrika om in elk geval campinggasjes te kopen, zodat we minder afhankelijk zijn van het humeur van de kookplaat (hij voelt waarschijnlijk de hete adem van de concurrentie, want hij start 's avonds sneller op dan hij lang gedaan heeft). Het assortiment van Outdoor Warehouse valt niet mee, tenzij je braaispullen nodig hebt. We kamperen op Kempton Park, dicht bij het vliegveld; de afstand tot het vliegveld is dan ook de enige reden om erheen te gaan. We hopen er Gee (Travels with Timba) te ontmoeten, maar er gaat iets mis met de afspraak. De volgende ochtend blaast er een ijskoude wind, vlaggen klepperen hard en Zuidafrikanen klagen over het abnormaal koude weer. We vluchten een shopping mall in op zoek naar spullen die we een jaar lang onderweg niet hebben kunnen kopen en naar grappige dingen, zoals een kookboek in het Afrikaans. We kamperen dichtbij Johannesburg in Krugersdorp game reserve, een prima plek als je niet in Johannesburg zelf wilt staan. Als de wind gaat liggen voelt het als een Nederlandse vroege lentedag. We nemen de kookplaat maar weer eens onderhanden, voorlopig met succes. PilanesbergWe hebben nog vier dagen tot Jesse komt en gaan daarom naar Pilanesberg, een van de mooiste parken van Zuid Afrika, niet te ver van Johannesburg en zeshonderd meter lager, dus niet zo koud. De totale toegangsprijs is €10 voor drie dagen; wat een verschil met Kenia en Tanzania. De eerste ochtend zien we al voor het ontbijt in het park zes leeuwen, verder grote kuddes olifanten heel dichtbij, buffels, antilopen en veel vogels (video). Bij een meertje zijn ruziënde neushoorns en drinkende giraffen (video). Bij de Shoprite, de Zuidafrikaanse Albert Heyn, staan lange rijen en is het chaotisch druk. We horen later dat mensen er hun pensioen kunnen opnemen: het is de eerste van de maand. Lente Op de achtergrond klinkt het monotone gebrom van twee autowegen, maar de lente hangt in de lucht in de Groenkloof Nature Reserve aan de rand van Pretoria. Het prille groen verschijnt aan de bomen, sommige al met bloesem. 's ochtends moet nog even de kachel aan, overdag is een blouse voldoende. We gaan verschillende campingwinkels af, nu met meer succes. Daarna halen we Jesse van het vliegveld. Kruger National ParkEen race Omdat Dappere Dodo maar twee zitplaatsen heeft rijdt Jesse in een eigen auto. Al met al kost het bijna een halve dag om de auto op te halen en achter elkaar het vliegveld af te komen richting Krugerpark. De volgende dag gaat een stuk soepeler: we zijn voor achten op pad en rond de middag bij het Krugerpark zijn. We kopen voor €180 een "wildcard", waarmee we een jaar lang onbeperkt alle Zuidafrikaanse parken in kunnen. Maar we hebben pech: campings moeten altijd gereserveerd worden en omdat het weekend is is er bijna niets meer vrij, zodat we 173 km moeten rijden naar een kampeerplaats. Ook de volgende dag leggen we 180 km af. De weidsheid van het gebied en de variatie in landschap is mooi, de "dierdichtheid" is wel veel lager dan in eerdere parken waar we geweest zijn, in tegenstelling tot de toeristdichtheid. SwazilandVan het Krugerpark naar Swaziland is maar een kilometer of veertig. Het is landbouwgebied met immense velden bananen en citrusvruchten die hun geur over de weg verspreiden. Swaziland is meteen weer Afrikaanser: rommeliger, meer voetgangers langs de weg, meer potholes. We blijven een dag in Mlilwane National Park (video): veel antilopen en vogels, een paar reusachtige krokodillen en grote stukken verbrand land. Eigenaardige sfeer Een eigenaardige sfeer als we weer naar Zuid Afrika rijden. Het land is bleek en stoffig, het zou midden-Spanje in de zomer kunnen zijn. Her en der staan die platte, typisch Afrikaanse bomen, suikerrietplantages verspreiden een penetrante geur. Het voelt tropisch, zoals in India of Thailand. De lucht is strakblauw, maar betrekt in de middag met zware, grijze wolken; een typische onweerslucht, maar het blijft droog. Hluhluwe National ParkDe grensovergang van Swaziland naar Zuid Afrika gaat supersnel: in tien minuten is het gebeurd. We hebben een reservering om te kamperen in het Hluhluwe-iMfolozi Park, maar als we er aankomen blijkt er geen camping te zijn; gelukkig is er wel een vlak buiten het park. In het park zien we vooral veel neushoorns, buffels en een olifant die vakkundig een hele boom sloopt als ontbijt (video). Leeuwen zien we niet. De volgende dag gaan we door naar Durban. We maken een tussenstop in Echove, een plaats met een typisch Zuidafrikaanse sfeer: het rommelige en luidruchtige met handeltjes op straat zoals we dat sinds Kenia gezien hebben, maar veel welvarender dan in andere landen. DurbanMysterieus Mysterieuze kruiden worden verkocht in kraampjes bovenop een winderig viaduct, op de vleesmarkt wordt gehandeld in geitenkoppen en -ingewanden. Een gigantische hal is gevuld met fruit- en groentenkramen met prachtig uitgestalde koopwaar; Indiërs, Arabieren en lachende Afrikaanse vrouwen proberen ons erheen te lokken. In een grote, overdekte doorgang trekken handelaars in DVD's de aandacht met naast elkaar opgestelde beeldschermen die allemaal verschillende films zo hard mogelijk afspelen en op een stoepje zitten vrouwen met grote borden voor zich, met foto's van kapsels die ze voor je kunnen knippen.We lopen op Victoria Street Market, de grootste en meest levendige markt van Durban (video). Daarna gaan we door naar het strand. We lopen over een boulevard zoals je die in iedere badplaats zou kunnen vinden en lunchen aan het voor toeristen toegankelijke stuk van de haven, eigenlijk alleen een bonte verzameling van rondvaartboten, winkeltjes en restaurants. We proberen of we een townshiptour kunnen maken, maar dat lukt niet op de ene dag die we hebben. Tenslotte gaan we naar de botanische tuin; er staan hoge bomen en planten die we in Nederland alleen kennen als kleine, met moeite in leven te houden kamerplanten. BaviaanskloofMaar we moeten verder. Jesse wil in de tweeëneenhalve week vakantie die hij heeft zowel het Krugerpark als Kaap de Goede Hoop zien, dus dat betekent veel rijden. Glooiende heuvels in een lentewaas, enorme productiebossen en plaatsjes met gekleurde, losstaande huisjes die neergestrooid lijken als vruchtenhagel op een boterham, wisselen elkaar af. Verderop wordt de omgeving parkachtig, na Port Elisabeth dat zich breed uitstrekt in de zon, weer kilometer na kilometer sinaasappelboomgaarden tot aan onze camping aan de rivier tegenover een hoge, steile kloofwand die rood kleurt in de laatste zon. De Baviaanskloof heeft een bijzondere natuur: van de acht soorten Ecosystemen die Zuid Afrika kent zijn er zeven te vinden. De volgende dag gaan we de kloof zover we kunnen in. Een groot deel is alleen voor 4x4, dus dat lukt niet met de auto van Jesse. Op verschillende plekken zien we heel grote schildpadden. Gebeten Jan is op de camping gebeten door een vervelend klein keffertje, dus we gaan voor de zekerheid even langs de dokter. Er is niets aan de hand: antibiotica is niet nodig en de Nederlandse tetanusinjectie is voldoende. De campingbeheerster zit er erg mee in en geeft ons twee enorme zakken sinaasappels van eigen kweek mee. Wilderness Park, Hernmanus, SwellendamWe rijden de Garden Route door velden met een geweldige variatie aan vaak bloeiende struiken, onderbroken door kloven zoals we die sinds Oman niet meer gezien hebben. Op de camping in Wilderness ontmoeten we Sjors en Monique (www.sjoque.nl), de eerste Nederlandse overlanders die we ongepland tegenkomen. Ze zijn nu twee jaar onderweg en met hun vrachtauto via west Afrika naar zuidelijk Afrika gereisd. We zijn van plan om in Wilderness kano's te huren, maar het is zo koud dat we gaan wandelen. Hollands Glorie Swellendam is een van de oudste dorpen van Zuid Afrika. De huizen van anderhalve eeuw oud hebben Oudhollandse geveltjes en de grote, spierwit geverfde hervormde kerk heeft een toren die uit Haarlem of Middelburg zou kunnen komen. Grote stukken Garden Route zijn zachtglooiende, groene heuvels die aan de achtergrond van Windows XP doendenken. Het is ook het begin van het fynbos, een van de acht biotopen die op aarde voorkomen. Het fynbos is beperkt tot een klein gebied rond Kaapstad. Er groeien bij a negenduizend verschillende soorten struiken, waarvan tweederde alleen in dit gebied voorkomt. In de baai van Hermanus zouden in September walvissen moeten zwemmen. Er zijn metershoge golven met witte schuimkoppen die fel afsteken tegen de blauwe lucht, maar geen walvissen. KaapstadZuidpool "Nee, de rij voor mensen zonder kaartje begint aan de overkant..." Er wachten nog dubbel zoveel mensen voor de kabelbaan de tafelberg op als we al dachten, maar bijna twee uur later zijn we boven (video). En het is het waard. Kaapstad schittert onder de blauwe lucht, overal staat fynbos in bloei tussen de grillige rotsformaties en in de verte zien we besneeuwde toppen. De wind komt rechtstreeks van de zuidpool en dat is te merken. We gaan nog even het centrum in, eerst naar de kleurrijke wijk Bo-Kaap. Ieder huis is in één kleur geverfd, een kleur die harmonieert met de verf van de buren. Daarna naar de Company Gardens, oorspronkelijk door de V.O.C. aangelegde tuinen voor bevoorrading van schepen onderweg naar Indië, nu een park waar bruidsparen zich laten fotograferen. We zoeken een andere camping, die in Kaapstad was te lawaaierig. We rijden hoog boven de zee langs strandjes en rotsformaties. Op de camping ontmoeten we Hugh en Monag, een Engels paar dat op dezelfde dag vertrok als wij en nog net kans zag met hun Landrover via Egypte Afrika in te komen. We zijn er!Na 49.310 km, 195 overnachtingsplaatsen, 27 landen, 32 grensovergangen en 355 dagen hebben we ons doel bereikt. We staan met Dappere Dodo op Kaap de Goede Hoop (video). Na de fotosessie bekijken we de Afrikaanse pinguïn (video), de enige pinguin met een redelijke verspreiding buiten Antartica en wandelen we door het fynbos naar een stuwmeer. Township Drie families met kinderen in een woonruimte van 3x4 meter. We maken een tour naar Langa, het oudste township van Kaapstad. Oorspronkelijk opgezet voor alleen mannen die in de tijd van de apartheid in de haven van Kaapstad werkten, na de apartheid voor families. Na het bezoekerscentrum, een werkgelegenheidsproject en een shabeen waar we lokaal gebrouwen bier proeven, bekijken we een nog niet omgebouwde. Er wonen vijftien families, verdeeld over vijf kleine kamers, een keuken en een wasgelegenheid. De mannen en jongens slapen in de keuken, vrouwen en kinderen in de kamers. 's nachts worden extra matrassen uitgelegd om iedereen een plek te geven. De huizen worden langzaamaan omgebouwd, er wonen dan nog twee families, in een ruimte die naar Nederlandse begrippen nog steeds niet groot is. Een familie betaalt €3,50 per maand voor de oorspronkelijke plek en €35 per maand voor de omgebouwde, die dan na vijf jaar eigendom wordt. We zien ook nog de krottenwoningen met toiletten en wasplaats buiten en een kinderopvang. Kinderopvang kost €5 per maand inclusief twee maaltijden, basisschool €35 per kwartaal, middelbare school €70. Mandela 's middags varen we naar Robbeneiland, de plek waar Nelson Mandela 27 jaar gevangen zat (video). We worden rondgeleid door een ex-politieke gevangene en zien (uiteraard) de cel waar Mandela gevangen zat. Behalve het ongezonde en harde werk in de steengroeve (waar tijdens het werk in het geheim onderwijs gegeven werd) waren vooral opsluiting in een isoleercel bij overtreding van de regels en het vrijwel volledige gebrek aan communicatie met de buitenwereld het moeilijkst. Afscheid 's avonds gaan we uit eten met Jesse, het is de laatste avond voor hij terugvliegt naar Nederland. We hebben een prima tijd met hem samen gehad, hoewel we wel veel kilometers gereden hebben. We waren gewaarschuwd dat de camping op Cape Maclear lawaaierig zou zijn, maar we vinden het juist wel gezellig en blijven daarom nog maar een dag. We zien hier meer overlanders dan op enige andere camping tot nu toe: Iker en Teresa uit Baskenland die naar Ghana gereden zijn en vandaar verscheept hebben naar Zuid Afrika, Patrick en Verena uit Duitsland die sinds 2010 op weg zijn in een 46 jaar oude vrachtauto en drie Australische families die een half jaar door Afrika trekken. We zien ook weer eens "Das rollende Hotel", een soort kippenhok op wielen. Het mooiste park van Malawi is Liwonde National Park (video). We kamperen bij Safari Camp, een prima plek op de rand van het park waar soms olifanten en buffels zouden rondlopen. Er zitten duizend olifanten in het betrekkelijk kleine park en dat is te zien: veel afgebroken bomen en een vaak kale ondergrond. Er zijn zoveel nijlpaarden dat er iedere twintig meter een in de rivier kan zitten en ook zijn er zwijnen, antilopen en bavianen, maar geen roofdieren, zebra's of giraffes. We hebben het park bijna voor onszelf, hoewel het veel goedkoper is dan eerdere parken: $23 per dag, inclusief auto. Onderweg naar Lilongwe bekijken we de Mphunzi Rock Art. Het lijkt veel de schilderingen die we in Tanzania gezien hebben. In Lilongwe gaan we op huisbezoek bij de vrouw van de Consul (is dat een consulente?) om ons nieuwe Carnet op te halen; na aanvuling van de voorraden en aanschaf van de in Zambia en Zimbabwe verplichte reflectoren gaan we door naar Zambia. We zijn nog op zoek naar een sticker van Malawi voor op de auto. We vinden geen winkel, maar binnen de korste keren weet heel Lilongwe dat we een sticker zoeken en komen overal mannetjes met stickers vandaan. Vlak voordat we Malawi verlaten en natuurlijk net nadat we ons laatste geld aan diesel hebben opgemaakt hebben we nog een lastige discussie met een agent over onze verzekering die volgens hem niet geldig is in Malawi. We rekenen al op een bekeuring, maar opeens haalt hij het pilonnetje weg en kunnen we doorrijden. Het laatste stuk MalawiZambia - South Luanga National ParkDe grens zijn we in een uur over; in Zambia moeten we behalve het visum nog wel Carbon Tax en een soort gemeentebelasting betalen voor we naar binnen mogen. We zijn tot de rand van South Luanga National Park gereden en staan nu op een camping aan de Luanda, met uitzicht op het park. De entree voor het park is per dag, dus we houden een rustige middag om de volgende dag helemaal te gebruiken. De camping is mooi maar faciliteiten zijn drie keer zo duur als op andere plekken: een walking safari van een halve dag komt op USD 80 per persoon, dat laten we dus maar schieten; spaghetti bolognaise in het restaurant is USD 16. We zitten op de camping voor Dappere Dodo, ons gezicht naar de rivier. Een eenzame olifant steekt langzaam over, een krokodil ligt met opengesperde bek te zonnen, nijlpaarden klimmen spetterend uit het water. Bavianen springen tussen de bomen heen en weer, op zoek naar iets eetbaars dat op een tafel is achtergelaten. Een man staat te koken, hij roept dat hij aan de overkant een luipaard ziet; wij zien alleen impala's. Dit is de Luanga! Het South Luanda National Park is misschien wel het mooiste park tot nu toe. Riviergezichten, stukken bos met statige hoge bomen, vennetjes, stukken savanne en kale velden wisselen elkaar af. Twaalf giraffes staan een half uur aan de oever van de rivier te aarzelen of ze over zullen steken. Ze beginnen eraan, maar keren halverwege om en aarzelen verder. Twaalf jonge leeuwen liggen te dutten in de schaduw van een boom. Groepen olifanten kruisen ons pad. Een kudde van wel tweehonderd buffels komt dreigend in onze richting en steekt vlak achter ons over. Overal zijn apen en antilopen. Zwermen van honderden kleine vogeltjes vliegen nerveus heen en weer. Wanneer we stoppen voor een foto horen we gesis onder de motorkap. Er komt stoom uit de accu die we nog niet vervangen hebben. We koppelen hem af; starten kan nog steeds met de andere accu die we in Addis Abeba gekocht hebben, maar de oude moet wel vervangen worden. Op de camping lopen echt olifanten, een hele kudde. Het is een leuk gezicht, maar als er een zijn slurf ter kennismaking naar binnen in onze woonruimte steekt is het toch even spannend. Lusaka en naar de grensOnze oudste zoon Jesse komt begin september naar Zuid Afrika. We gaan dan een paar weken samen rondtrekken. Het betekent wel dat we voor het eerst sinds lang weer een harde deadline hebben afgezien van aflopende visa. We hebben besloten om via Zambia en Botswana naar Johannesburg te gaan. Het is vanaf Malawi niet de kortste route, maar de enige mogelijkheid om vóór de regentijd iets van Zambia te zien. Van Lilongwe naar Johannesburg is het ongeveer 2500 km, dus er moeten kilometers gemaakt worden. De weg is niet slecht, maar er zijn veel potholes en dorpjes, dus we kunnen toch niet al te hard rijden. We verliezen ook tijd omdat een pinautomaat de pas niet teruggeeft. Hoewel het bankfiliaal dicht is heeft een ander slachtoffer van de pinautomaat bankmedewerkers kunnen bereiken. Na een uur krijgen we onze pas terug uit een stapel van een stuk of twintig ingeslikte exemplaren. Lusaka maakt een verzorgde indruk en de supermarkt is de beste sinds Dubai. Ook een groentenmarktje in de buurt heeft een gevarieerder aanbod dan we sinds lang gezien hebben. Het is zondag, daarom zien we veel mannen in kostuum en vrouwen in mooie jurken. De camping, Eureka Camping ligt in een klein natuurpark. Er zijn zebra's, antilopen en giraffes die soms over de camping lopen. We hebben een gezellige avond bij het kampvuur met Duitse en Oostenrijkse overlanders en Afrika-veteranen. We blijven een dag in Lusaka om wat dingen te regelen: we moeten de kapotte accu vervangen, Dappere Dodo heeft een wasbeurt nodig en we willen wat boodschappen doen. Wanneer we de stad inrijden staan we bij een verkeersplein verkeerd voorgesorteerd en voegen met zwaaien en lachen in vóór de wachtende auto's. Helaas rijdt er een auto met politieagenten, dus het rijbewijs (nou ja, een zelfgemaakte kopie) wordt ingenomen en we moeten mee naar het bureau. Volgens de agent zouden we ook nog twee keer over een doorgetrokken streep gereden zijn (we zijn ons van geen kwaad bewust), al met al goed voor een boete van 800 kwatcha (ongeveer € 100). Wij stellen voor 200 kwatcha te betalen, de (terechte) boete voor het illegaal invoegen. Na discussie met de agent lopen we met hem terug naar Dappere Dodo en deelt hij mee een human being te zijn (klopt wel) en dat niemand er wat aan heeft als we 800 kwatcha betalen (klopt helemaal). We kunnen als alternatief 200 kwatcha zonder bon betalen. En wat doet een Hollander dan... Bij een politiecontrole onderweg naar Livingstone moeten we de hele papierwinkel laten zien. Er ontbreekt een document: het blijkt dat we aan de grens behalve visa kopen, carnet afstempelen, zorgen voor verzekering, carbon tax betalen en gemeentelijke belasting betalen ook nog roadtax hadden moeten betalen. Na enige discussie pakt Jan alle papieren terug uit de handen van twee agenten en we rijden weg zonder te worden tegengehouden. Maar voor het land uit mogen moeten we vast alsnog dokken. Nadat we in Choma een leuk etnografisch museum bekeken en zijn weggegaan bij een camping omdat het management (een echtpaar naar we veronderstellen) het oneens is over de plaats waar we mogen kamperen overnachten we op een prima plek in Nkome Conservation Area. Het bestaat uit twee boerderijen van blanke Zambianen met een natuurgebied er tussenin. We blijven er een dag en maken een paar wandelingen en een "game drive". Het laatste stuk naar Botswana loopt heel soepel. We zijn in recordtempo Zambia uit, hoeven niet te wachten bij de beruchte ferry over de Zambezi tussen Zambia en Botswana en zijn snel Botswana in; al met al een uur inclusief overvaart. In Zambia wordt niet meer gevraagd naar de roadtax. Omdat we wel met roadtax, een eventuele verkeersboete, een extra overnachting in Zambia en onbekende kosten voor de ferry rekening gehouden hebben, hebben we uiteindelijk tamelijk veel Zambiaans geld over. Tegen onze gewoonte in (de eerste keer sinds we Iran in gingen) besluiten we op het laatste moment het overgebleven geld bij een wisselaar bij de grens om te wisselen in geld van Botswana. Niet doen dus, achteraf blijkt dat we voor een euro of dertig de mist ingegaan zijn. Indruk van ZambiaZambia is minder dicht bevolkt dan bijvoorbeeld Malawi; hier lopen ook veel vrouwen met een kind op de rug, maar niet bijna allemaal. Toch is de bevolkingsgroei en de behoefte aan natuurlijke hulpbronnen zoals brandhout die daar het gevolg van is een van de grote problemen. Ook hier horen we weer voorbeelden hoe veel ontwikkelingshulp het land niet vooruit helpt, maar vooruitgang juist tegenhoudt: mensen gaan niet meer hun eigen problemen oplossen, ook als ze daartoe wel in staat zijn, maar blijven wachten op externe hulp. Projecten worden door NGO's achtergelaten op een manier dat eigen bevolking er zich geen eigenaar van voelt: als de geleverde spullen kapot gaan wordt weer naar de hulporganisatie gekeken om het probleem op te lossen. Ook tasten ze soms de sociale structuur aan: een put in het dorp betekent dat vrouwen van minder ver water hoeven te halen, maar ook dat ze niet meer tijdens het water halen met elkaar praten en ervaringen uitwisselen. Blanke Zambianen die we spreken zijn volstrekt gericht op het zelf oplossen van hun problemen, zeker als overheidsorganisaties in het spel zijn: als iets gestolen is gaan ze eerst zelf de dief vangen en dan pas naar de politie (de politie heeft geen vervoer, dus ze moeten een auto sturen om de politie te laten komen). Bij brand gaan ze zelf blussen en niet de brandweer bellen ("De gemeente heeft een brandweerauto gekregen die een keer gebruikt is: om mensen naar een begrafenis te vervoeren"). Overal is corruptie in het spel. Onder blanke Zambianen heerst wel een zekere angst dat met name hun grondbezit onder druk staat, hoewel niet zoals in Zimbabwe. De blanken in Zambia komen uit meer verschillende landen en hun houding was ook traditioneel minder racistisch. De gemeenschapszin onder de autochtone bevolking is wel veel groter dan je in Europa ziet. We horen het voorbeeld van een man die een ernstig ongeluk gehad heeft bij wie dorpsgenoten dag en nacht waken en voor wie zoveel eten gebracht wordt dat hij voor weken genoeg heeft. Zambianen zijn vriendelijk, maar in het algemeen wat minder uitbundig vrolijk dan in bijvoorbeeld Kenia en ook terughoudender: wanneer we stoppen voor de lunch op een plek waar wat kinderen zijn lopen ze weg in plaats van te komen kijken. Ook passerende volwassenen lopen langs zonder iets te zeggen. Naarmate we zuidelijker komen wordt het kamperen wel steeds gemakkelijker: er zijn campings en ze worden beter, ook de winkels hebben steeds meer keus. BotswanaEen camping vinden in Kasane, net over de grens, is niet zo gemakkelijk: pas bij de vierde vinden we een plekje. Het is een eigenaardige plaats: uitgestorven, hoewel campings in de omgeving volgeboekt zijn. Aan de winkels zien we dat we weer dichter bij Zuid Afrika zijn. Het is nu precies een jaar geleden dat we uit Nederland vertrokken, hoewel alleen Dappere Dodo het hele jaar weg geweest is. Toch goed voor een taartje. Omdat we in Zambia zo goed zijn opgeschoten zijn we bij Chobe uitgekomen, het op een na grootste park van Botswana. Je kunt één route (langs de Chobe-rivier) heen rijden en op twee manieren terug. Het kost maar € 23 voor een dag. Het landschap is weer heel anders dan in de parken die we tot nu toe gezien hebben, vooral de openheid langs de rivier. Je mag er alleen in met een 4x4 auto, omdat de paden op sommige stukken diep zand zijn. Dat is pech voor de chauffeur die op die stukken alleen aandacht voor het pad heeft en niet voor de omgeving. Het is mooi: we zien grote kuddes olifanten, buffels en antilopen en kleinere groepjes giraffes. We zien ook een leeuw en een leeuwin. Als we even stoppen ontmoeten we Frank en Mary-Ann, uit Nederland. Ze maken al twintig jaar overlandtochten in Afrika en Zuid Amerika. Op hun advies wisselen we van camping en gaan de volgende avond naar Senyati Safari Camp, waarschijnlijk de meest luxe (maar ook duurste) camping van de reis met voor iedere kampeerplek een eigen toilet, douche en keukentje. Het staat vol met Zuidafrikanen met 4x4's met aanhanger. Tegenover de bar is een watertje waar voortdurend olifanten komen drinken en baden. Wanneer we 's ochtends weggaan worden we aangesproken door een groepje Russen dat naast ons kampeert en komt uitleggen dat het neerstorten van de MH11 een complot is van de CIA en de Oekraïne. Wat betreft de kookplaat hebben we te vroeg gejuicht: het starten gaat weer steeds moeilijker en hij ploft een paar keer voor hij start, dus we gaan uitzoeken of het aan de kerosine uit Malawi ligt. De weg naar het zuiden is kaarsrecht en stil. Sinds Soedan hebben we geen wegen gezien met zo weinig mensen erlangs. Voor het eerst sinds Oostenrijk zijn er weer parkeerplaatsen met bankjes. De mensen in Botswana zijn wel veel minder vrolijk en hartelijk dan in enig land sinds Kenia. PapierenacrobatiekAl voor we weggingen hebben we van de belangrijke papieren ingesealde kopieën gemaakt die we bij controles laten zien in plaats van het echte document. Tot nu toe zijn ze probleemloos geaccepteerd. Als we met agenten te maken zouden krijgen die documenten innemen en se pas teruggeven tegen betaling dan kunnen we gewoon wegrijden. Maar nu wordt het tijd voor het creatief omgaan met documenten, zoals veel overlanders dat regelmatig doen. Onze internationale rijbewijzen zijn verlopen en kunnen alleen in Nederland opnieuw aangevraagd worden. Er is nog maar één keer naar gevraagd tijdens de reis, maar het geeft politie weer gelegenheid om over iets te zeuren en een boete uit te delen. Met het stempelsetje dat we voor dit soort situaties hebben meegebracht maken we een stempel "Verlengd tot / Extended until 18 april 2016". Kijken of het werkt.
De kustWe staan drie dagen bij Beach Crab Resort onder Pangani op een perfecte plek aan het witte palmenstrand. In de zonsopgang kijken we uit op mannen die met een visnet achterop komen aanfietsen en even later tot hun middel in het water staan, het net tussen hen in; in de verte zien we voorbijglijdende dhows, de klassieke Arabische boten met kromme zeilen. Na een dag luieren en een dag waarop we langs het strand naar het dichtstbijzijnde dorp wandelen gaan we de derde dag snorkelen bij een eiland voor de kust. Het is een gemengd succes: de boot is anderhalf uur te laat (wegens de ramadan zijn veel mensen 's nachts actief en moeten dan overdag slapen, waardoor er nog wel eens wat fout gaat), zodat het al hoog water wordt en het rif vanaf het eiland moeilijk bereikbaar is; bovendien waait het erg hard waardoor het niet fijn snorkelt. We zien al met al geen enkele vis, maar het is wel een relaxed dagje op het eiland, eigenlijk een zandbank, dat bij vloed bijna helemaal onder loopt. BagamoyoWe hebben besloten Zanzibar over te slaan. De stranden, waarvoor de meeste mensen erheen gaan zijn druk en duur, dus daarvoor hoef je niet te gaan als je in Pangani geweest bent. Het interessantste is Stone Town, een wirwar van straatjes en winkeltjes uit de tijd dat Oman zijn hoofdstad op Zanzibar had. We vinden het niet opwegen tegen het gedoe om een veilige plek voor Dappere Dodo te vinden, de tijd die het kost en de de kosten van eten en accomodatie. We gaan wel naar Bagamoyo, een kleinere versie van Stone Town op het vaste land. We rijden erheen via een route die om het Sadaani National Park heen gaat, maar qua landschap een park had kunnen zijn. We overnachten in de prachtige tuin met hoge palmen van Traveller's Lodge. Wanneer we 's ochtends het strand oplopen zien we vissers in volle actie (video). Groepen mannen staan op de boten die op het strand liggen de vis te sorteren die in emmers en zakken aan land gebracht wordt. Mannen en vrouwen zitten op het strand bergjes vis te verkopen. Een man met mensen om zich heen roept iets, waarna een zak vis en een stapel geld van eigenaar veranderen. Wij kopen een zak grote, verse garnalen. Honderdvijftig jaar geleden draaide Bagamoyo om de slavenhandel. In de koloniale tijd vestigden de Duitsers er een regionaal administratief centrum. Daarna werd Bagamoyo steeds minder belangrijk. We zien de afgebrokkelde restanten van de historische gebouwen en lopen door de straten van zand met swahilihuizen erlangs (video). Overal zitten mannen en vrouwen slaperig voor hun winkels of huizen: de ramadan eist zijn tol. Ruaha National ParkDe rit van de kust naar Ruaha National Park is te ver voor één dag. De weg gaat door Mikumi National Park, waar we giraffes, antilopen en baboons zien. Hoewel er een bord staat dat game viewing en fotograferen verboden is (je hoeft geen toegang te betalen omdat het openbare weg is) houden we uit veiligheidsoverwegingen toch onze ogen maar open. Het laatste stuk voor onze eerste overnachtingsplaats gaat door Boabab Valley, een prachtig gebied vol boababs. Op onze camping, Crocodile Camp aan de rivier tegenover Udzungwa Mountains National Park, zien we geen krokodillen, maar wel ruziënde apen. De volgende dag begint slecht: we hadden al gemerkt dat de kookplaat weer langzamer startte en nu start hij voor het eerst sinds we terug zijn in Afrika weer helemaal niet meer. Met ons laatste restje petroleum kunnen we nog net koffie en thee maken. Als we Boabab Valley uit zijn krijgen we voor het eerst te maken met de kuren van de Tanzaniaanse politie. Omdat heel vaak wel een bord wordt neergezet als de maximum snelheid begint, maar niet waar hij ophoudt interpreteren we dikwijls het begin van de maximum snelheid de andere kant uit als het einde voor ons. Helaas hebben we te maken met een herhalingsbord dat maar aan één kant staat; we worden aangehouden omdat we zestig rijden waar vijftig is toegestaan. Na enige discussie kunnen we kiezen uit een boete zonder bon van 10.000 shilling of 30.000 shilling met bon. We merken overigens wel de gevolgen van de wilde manier waarop gereden wordt. We hadden op een stuk van vierhonderd kilometer al twee keer een vrachtauto op zijn kant in de berm zien liggen, nu zien we een lekkende vrachtauto en een verkreukelde personenauto tegen de vangrail. Ernaast liggen een berg glas en een losse schoen. Het ongeluk lijkt net gebeurd te zijn. Er staan vrachtauto's van twee kanten te wachten. Er is geen politie. Nadat we in Iringa gestopt zien voor diesel, kerosine, groente en fruit gaan we naar de Tungamalenga Campsite, buiten Ruaha National Park. We willen de toegang van 24 uur weer over twee dagen verdelen en gaan daarom 's middags naar binnen. Het is prachtig. Boababs staan verspreid over de droge, hete savanne. Grote kuddes wildebeesten zijn er niet, maar overal lopen groepen olifanten en grazen antilopen. Giraffes kijken naar ons zoals wij naar hen kijken. Eén giraffe schrijdt statig door de rivier, de Great Ruaha, waarin nijlpaarden en krokodillen verkoeling zoeken en een olifantenkoe haar jong badles geef. Een leeuw ligt slaperig onder een boom en draait zich om als we voorbij rijden. Zebra's die op de weg staan vluchten het veld in. Met pruttelend protest ploetert Dappere Dodo voort over de weerbarstige wasbordweg. De volgende ochtend is het landschap in het nieuwe zonlicht zo mogelijk nog mooier. Antilopen zijn er volop, olifanten tot onze verbazing nauwelijks meer. We zien wel nieuwe vogels. MbeyaWe zijn net voor de limiet van 24 uur het park uit en rijden door naar een andere overlandersplaats: The Old Farmhouse. Een prachtige plek, maar andere overlanders ho maar. De volgende dag, als we verder gaan naar Mbeya, is een van die moeizame dagen die je soms hebt. Het regent als we wakker worden en blijft de hele dag bewolkt. De weg is slecht, vol potholes en golven, de slechtste doorgaande weg tot nu toe in Tanzania; we zien dan ook binnen zeventig kilometer drie vrachtauto's op hun kant liggen. In Mbeya willen we Dappere Dodo een beurt laten geven en de voorraden aanvullen voor we Malawi ingaan. Twee garages zijn dicht (achteraf blijkt dat het een openbare feestdag is, maar dat is verder nergens aan te merken), de markt is opgedoekt en supermarkten zijn niet op de plaats waar ze volgens Bradt (de reisgids) zouden moeten zijn. Uiteindelijk vinden we een marktje en een winkel met spullen die we al lang niet meer gezien hebben: yoghurt, bieten, broccoli. We overnachten bij een missiepost, Karibuni Center. We hebben ermee gerekend twee dagen in Mbeya nodig te hebben, maar de dag erna zit het mee: drie monteurs geven Dappere Dodo binnen een uur een beurt en er komen geen verrassingen tevoorschijn. Volgetankt (diesel is in Malawi € 0,50 per liter duurder dan in Tanzania) zijn we om half elf onder een bewolkte lucht op weg naar Malawi. Het laatste stuk Tanzania doet aan Rwanda denken: de berghellingen zijn volledig bezaaid met kleine velden waarop een grote variatie aan gewassen verbouwd wordt. MalawiBinnen drie kwartier zijn we zonder problemen de grens van Tanzania naar Malawi over. Als we Tanzania uitgaan wordt nog wel naar de roadtax gevraagd, maar we hebben geen bonnetje; we kunnen ons eerlijk gezegd ook niet herinneren de roadtax betaald te hebben. Nadat we alle bonnetjes die we deze reis verzameld hebben (een stapel van een centimeter of vijf) op de balie uitspreiden ("hier moet het tussen zitten") mogen we na enig gegraaf van de wanhopig kijkende dienstdoende ambtenaar zonder betalen verder. Het verschil tussen Malawi, een van de armste landen ter wereld, en Tanzania valt meteen op: kleding is minder kleurrijk en meer versleten, de handeltjes zijn kleiner. NgaraWe rijden door naar FloJa B&B, gerund door twee Nederlanders, Floor en Jan (video). Ze hebben een voorschoolse opvang opgezet voor tachtig wezen, gehandicapten en vooral achtergestelde kinderen en de B&B dient om inkomsten voor het opvangcentrum te genereren. Het is een fantastisch initiatief ondergebracht in de FloJa Foundation, een in Nederland AMBI-goedgekeurde charitatieve instelling (www.FloJaMalawi.nl). Geen NGO met nieuwe LandCruisers en kleurrijke mailings, maar een effectieve "back to basics" opzet. Floor en Jan zijn zelf afwezig wanneer we komen, maar we zullen ze later ontmoeten in Mzuzu. We mogen rondkijken in de kinderopvang. De voorschoolse opvang bestaat uit twee klassen van ieder ongeveer veertig kinderen, de leeftijden variëren van twee tot zes jaar. De meeste kinderen komen vanaf half acht tot een uur of twaalf, een kleinere groep die al op de basisschool zit komt 's middags voor ondersteuningslessen. De kleding is schoner en minder versleten dan we op straat zien, met veel oranje t-shirts. Wanneer we komen kijken wordt in beide klassen lesgegeven door een vrijwilliger, begeleid door de vaste leerkracht. Een van de vrijwilligers heeft haar kind van ongeveer een jaar oud meegebracht, dat de hele tijd rustig op tafel om zich heen zit te kijken. De kinderen krijgen ontbijt en lunch; het basisvoedsel is nsima, een soort maispap, 's middags aangevuld met groente en soms vlees, gekocht of van de eigen kippen. Het speelterrein buiten is mooi en groot met veel zelfgemaakte toestellen. De lessen volgen nu nog het curriculum van Malawi dat zich concentreert op het met de hele groep leren van letters, kleuren, vormen en cijfers, voor beide klassen hetzelfde programma. In de lessen die we zien in de twee klassen stelt de leerkracht een standaard vraag aan de klas en roept de hele klas het antwoord. Het plan is om vanaf het komende schooljaar een Nederlands curriculum in te voeren, dat al met succes op andere plaatsen in Malawi gebruikt. Er is veel lesmateriaal in de klassen beschikbaar, maar de leerkrachten moeten regelmatig gestimuleerd worden dat ook te gebruiken. Twee van de vrijwilligers zullen een vaste plek tegen vergoeding aangeboden krijgen en worden in de vakantie getraind. De klassen kunnen dan kleiner worden en de lessen effectiever. Floor en Jan hebben een levendig, acht maanden oud adoptiekind, een vondeling die ze kregen toen hij twee weken was. Toen we aankwamen bij de B&B maakte de medewerker die ons ontving ons erop attent dat er 's nachts lawaai van een katoenverwerkingsfabriek was. De fabriek werd een jaar geleden neergezet achter het terrein waar Floor en Jan al vijf jaar bezig waren. In het oogstseizoen draait hij 's nachts omdat er overdag problemen met de elektriciteitsvoorziening zijn. Het was natuurlijk een domper voor Floor en Jan, maar protesten hielpen niet: wetgeving rond hinderwetvergunningen is in Malawi nog niet zo ontwikkeld. Wij hadden overigens helemaal geen last van het geluid dat overstemd werd door de golven. Margriet bakt weer eens brood. We maken 's middags een wandeling langs het meer, de volgende ochtend lopen we rond in het dorp vlakbij. Malawi wordt wel "Afrika voor beginners" genoemd, het wordt duidelijk waarom. In heel Afrika zijn we nog niet zulke vrolijke, vriendelijke mensen tegengekomen als hier. In het meer wassen mensen zichzelf en hun kinderen. Vrouwen doen er de was en mannen zitten naast de boten die gemaakt zijn van uitgeholde boomstammen hun visnetten te repareren. Wanneer we langslopen zwaaien ze lachend of geven een hand. Vissers leggen uit hoe ze met drie kano's uitvaren om een net te spannen en vis binnen te halen. Vrouwen balanceren volle emmers water op hun hoofd en op rekken ligt vis te drogen. Een groep mensen staat met bankbiljetten in de hand rondom een boot met een net vol vis die verkocht wordt. Kinderen hollen achter ons aan om op de foto te komen of te stoeien. Ze bedelen om pennen, snoepjes of geld, maar meer als grap dan dat ze echt verwachten iets te krijgen (video). Livingstonia en MzuzuWe rijden verder naar Livingstonia (video). Over een steile, smalle weg gaan we achthonderd meter omhoog en slaan ons kampement op bij Ludwe Camp, een uitstekend ingerichte camping geleid door een Belg, die kansrijk meedoet met de wedstrijd "mooiste uitzicht vanaf het toilet". Zoals zo vaak: als het hang- en sluitwerk klopt wordt de camping gerund door een Europeaan. De Belg is een voorbeeld zoals we dat al vaker tegenkwamen: iemand die aan een rondreis door Afrika is begonnen, op een mooie plek is blijven steken en een bedrijf gestart is. Bij de camping hoort een ecologisch opgezette tuin. Aleck, de verantwoordelijke tuinman, geeft een enthousiaste rondleiding en legt uit hoe de tuin vanuit een aantal basisprincipes is opgezet: klein beginnen, hergebruik van alles, variatie, rotatie, etc. Het is verbazingwekkend wat allemaal verbouwd wordt; driekwart van de soorten groente en kruiden vind je wel bij Albert Heijn, maar hebben we nog nooit op een lokale markt gezien. Er worden trainingen gegeven aan mensen uit de buurt en aan schoolklassen, maar dat betekent nog niet dat mensen de "nieuwe" groenten gaan verbouwen. Dit raakt aan een kenmerk van Afrika dat we op veel plekken zijn tegengekomen: gebrek aan creativiteit. Wanneer je rondrijdt zie je op de ene plaats vijftig handeltjes van mensen die alleen maar tomaten aanbieden, in het volgende dorp verkopen vijftig mensen alleen uien. Niemand zal prei gaan verbouwen en verkopen. Dit gedrag wordt gestimuleerd door het onderwijssysteem dat draait om het klassikaal verwerven van feitenkennis en doordat mensen kopiëren wat ze in hun omgeving zien omdat ze niet naar school geweest zijn en daar nieuwe dingen geleerd hebben. We raken er steeds meer van overtuigd dat de belangrijkste ontwikkelingshulp onderwijs is op een manier die zelfstandig en creatief denken stimuleert. We lopen verder naar de watervallen waar onze namen weer eens in een groot boek geschreven moeten worden, zoals zo vaak in Afrika. We vragen naar het doel ervan. "Wat gebeurt er met het boek als het vol is?" "Dan nemen we een nieuw boek." "Nee, ik bedoel met dit boek." "Dat leggen we in ons kantoor; we hebben daar al een hele stapel. " "Kijkt er wel eens iemand in?" "Nee, nooit." Een paar kilometer verderop ligt Livingstonia, dat aan het einde van de negentiende eeuw is opgericht door Schotse missionarissen. Het ziet eruit als een half afgebouwd Victoriaans dorp met Engels aandoende huizen en kerken en zelfs een universiteit. Ook het weer is Schots: een grijze lucht en mist die later overgaat in motregen. In Mzuzu vinden we een filiaal van Shoprite, een Zuidafrikaanse supermarktketen. Een prima plek om de voorraden aan te vullen, maar ook een bron van ergernis. Het is niet alleen een chaotisch opgezette winkel met een omroepinstallatie waarop Theo Koomen voortdurend de finale van de wereldkampioenschappen schaatsen lijkt te verslaan, maar alles gaat fout wat fout kan gaan: een kwartier knoeien met onze credit card, waarna we alsnog 49 bankbiljetten mogen aftellen, opwaardeerbonnetjes voor de telefoon waarvan de instructie niet klopt en naar we merken als we op de camping zijn is onze duurste boodschap twee keer aangeslagen. Overigens krijgen we het teveel betaalde geld de volgende ochtend zonder enige discussie terug. NkhotakotaWe rijden door naar Nkhotakota en vinden een prachtige kampeerplek op het strand bij de Fish Eagle Bay Lodge (video). We lopen langs het strand naar de Pottenbakkers Lodge met mooie produkten en gaan daarna naar Nkhotakota Wildlife Reserve waar we kamperen in het park. Er komen hier blijkbaar teveel toeristen, want de kinderen gedragen zich veel minder prettig dan op andere plekken. Er wordt nauwelijks gezwaaid en iedere zin begint met "Give me...". Het is een mooie omgeving bij de rivier, maar er zijn weinig dieren, want in het verleden is er veel gestroopt in het park. De situatie is sterk verbeterd: er werken 140 mensen uit de dorpen in de omgeving in het park, dus er is een direkt belang voor de bevolking. Er zijn lodges gekomen, er komt hekwerk om het deel van het park en er worden nieuwe dieren ingebracht; 's avonds lopen olifanten langs de camping, maar wij hebben ze niet opgemerkt. Voor een ochtendwandeling door het park moet eigenlijk een gewapende scout mee omdat twaalf jaar geleden een vrouw door een leeuw is aangevallen, maar het lijkt ons vooral werkverschaffing. De lodge denkt er ook zo over, want als de scout niet klokslag zeven uur aanwezig is, gaan we met Clifford, een van de medewerkers op pad. Prima, want hij spreekt vast beter Engels en weet meer dan de gemiddelde scout. Wanneer we terug lopen langs de rivier zien we zeven krokodillen. Het levensverhaal van Clifford heeft de trieste elementen als we ook al zo veel van anderd Afrikanen gehoord hebben: Hij had een broer en vier zussen, de broer en één zus zijn overleden. Hij heeft vier kinderen, maar ook zijn vader en de drie kinderen van de overleden broer wonen bij hem in huis. Alle zeven kinderen probeert hij een middelbareschoolopleiding te laten volgen, ondanks het schoolgeld van €100 per kind per jaar, zodat ze een baan kunnen vinden en later voor hem kunnen zorgen. Na zijn eigen middelbare school werd hij fotograaf, een goed lopende activiteit tot al zijn fotospullen gestolen werden. Uiteindelijk vond hij toen een baan bij de lodge. Senga Bay's middags vinden we in Senga alweer zo'n prachtige plek aan het strand (Steps Campsite). De volgende dag gaan we naar de Kuti Wildlife Reserve (video). Het is een park zonder leeuwen, buffels, olifanten of andere dieren met onaangename eetgewoontes, zodat we er kunnen wandelen. We zien onder andere zebra's, zebu's, wildebeesten en de twee giraffen van het park. De parkopzichter vertelt droevig dat de derde is doodgebeten door een slang. Na een karig ontbijt omdat ons brood door een aap is meegepikt bezoeken we een kwekerij/exportbedrijf van cichlids, tropische vissen. Deze vissen, die voorkomen in Lake Malawi, muteren genetisch heel snel, zodat er wel vijfhonderd verschillende soorten zijn, aangepast aan de leefomgeving. Het bedrijf vangt en kweekt cichlids, bestemd voor aquaria in Europa en de Verenigde Staten. Mua Mission en Cape MaclearOnderweg naar Cape Maclear ligt Mua Mission met een mooi museum over de cultuur van de drie grootste stammen van centraal-Malawi. Vooral alle rituelen met strak gedefinieerd protocol die ieder van de stammen heeft voor alle levensfases en de grootste verzameling maskers van Malawi zijn bijzonder. Het is nu de tweede keer dat we een museum zien over de lokale cultuur dat door missionarissen is opgericht. We vragen ons af wat ze bewogen heeft: de meesten waren vooral gericht op het introduceren van de westerse katholieke normen en waarden. We laten onderweg nog even de ketting waarmee de zandplaten vastzitten loszagen, omdat het slot niet meer opengaat. Regelmatig zien we afgeladen open vrachtauto's, op de zijkanten vol met mensen; het is vaak de enige vorm van openbaar vervoer. En weer zien we een van die tropische zonsondergangen, nu vanaf de Fat Monkeys camping op Cape Maclear. Mannen staan er de hele dag met een takkenbezem bladeren van het zand te vegen; het zou zoveel efficiënter gaan met een grashark, maar dit is Afrika: arbeid kost niets, gereedschap wel, dus veel ineffectieve arbeid met ongeschikte hulpmiddelen; bovendien zijn ze het niet gewend, het zou dus best kunnen dat ze de takkenbezem zouden blijven gebruiken, zelfs als er een grashark was. We gaan snorkelen in Lake Malawi, het is de beste snorkeltrip tot nu toe: we zwemmen op aaiafstand van de vissen in tientallen maten, kleuren en patronen. Hoewel er volgens de lokale bewoners geen bilharzia is nemen we net als de meeste andere toeristen voor de zekerheid toch maar een profilaxe. Kookplaatdoorbraak?Volgens de servicehandleiding van de kookplaat moet hij eens in de zoveel tijd met petroleum (kersosine/paraffine) gestookt worden om hem schoon te maken. Omdat we weer startproblemen hebben proberen we dat maar eens en inderdaad, op petroleum start hij als een tierelier. Bij navraag bij Wallas blijkt dat we zonder bezwaren de diesel permanent door petroleum kunnen vervangen (diesel is voor driekwart petroleum) en daar we toch een eigen brandstoftank voor kookplaat en kachel hebben gaan we dat maar doen en vooralsnog start hij voortreffelijk. Hadden we echt alle gedoe (gloeielementen vervangen, kookplaat meenemen naar Nederland, dure printplaatvervanging) kunnen voorkomen?
BurundiVoor Burundi hebben we een doorreisvisum. Dat betekent dat we in drie dagen weer het land uit moeten zijn. De grensovergang is de snelste die we sinds Europa meegemaakt hebben: in een half uur zijn we erdoor. Burundi heeft een geschiedenis die vergelijkbaar is met Rwanda. Een belangrijk verschil is dat in Burundi de Tutsi-minderheid, die zag wat in Rwanda gebeurde, met veel geweld en honderdduizenden doden aan de macht bleef door controle over leger en politie te houden. Er werd een akkoord afgesloten in 2005, maar opstandige groepen bleven actief tot 2009. Burundi heeft dus veel minder tijd gehad om zich te herstellen dan Rwanda, terwijl ook de leiding van het land als minder krachtig ervaren wordt. Burundi is een van de armste landen van de wereld en een van de dichtstbevolkte van Afrika. Het landschap is minder gecultiveerd dan in Rwanda. Wanneer we naar Bujumbura, de hoofdstad van Burundi, rijden zien we overal grote stapels bakstenen langs de weg die die mensen thuis bakken en verkopen. We zien fietsen zuchten onder hoge stapels dakpannen en stenen en ook fietsers die levensgevaarlijke capriolen uithalen door met de benen aan een kant van de fiets zich te laten voortrekken door een vrachtauto die met zestig km/uur van de berg afraast. We zien dan ook een fiets op straat liggen met een auto ernaast, waarvan de voorruit verbrijzeld is. Blijkbaar is er een fietser doorheen gegaan. Ook wij hebben opeens twee fietsers aan de auto hangen zonder dat we het direct merken. Lokaal geld regelen is plotseling lastig. Pinautomaten die volgepakt zijn met VISA-stickers weigeren onze kaart. Wanneer we bij de bank dollars willen wisselen wordt ons gevraagd waarin. Als we zeggen Burundische Francs te willen worden we aangekeken alsof we komen informeren hoe we de bank het beste kunnen beroven. Overigens worden we later wel voortdurend door wisselaars aangesproken en vinden we als we in een plaatsje buiten Bujumbura willen wisselen een kruidenier die dat probleemloos doet. We overnachten bij een hotel aan Lake Tangayika. Het is een ansichtkaartenplaatje met hagelwit zand en palmen. We spreken er met Elias, een afgestudeerd jurist, die nu noodgedwongen als receptionist werkt bij het hotel waar we staan, omdat in Rwanda nauwelijks banen zijn voor hoger opgeleiden. Hij wil weten wat er in Nederland voor ongeschoold werk is. We leggen uit dat dat er door de hoge lonen heel weinig is. Hij kan zich niet voorstellen dat een pompstation door een persoon gerund wordt en dat niet zoals in Burundi bij iedere pomp een mannetje zit te wachten tot er een klant komt. Een van de weinige bezienswaardigheden in Bujumbura is de centrale markt, maar helaas, hij is niet meer. Het immense gebouw staat leeg met een ingestort dak, eromheen zijn kleine handeltjes. Er lopen vooral mannen zonder iets omhanden. Wanneer we verder rijden richting Tanzania zien we armoede zoals we die alleen in India gezien hebben: oude, vuile kleren, heel veel mensen zonder schoenen, mensen die etensresten uit de vuilnisbelt vissen, de vrouw met een tweeling - een kind in de in de draagdoek en een op de schouders, en veel bedelaars. In de dorpen waar we doorheen komen is het razend druk, het is onduidelijk wat iedereen doet. Er zijn verbazingwekkend weinig dieren: al het transport gebeurt met fietsen, duwen naar boven en racen naar beneden, nergens zijn last- of trekdieren. Ook koeien, geiten en schapen zijn er nauwelijks. Het laatste stuk weg naar Ruyigi, waar we overnachten lijkt op een proeftraject van de lokale Rijkswaterstaat: iedere honderd meter wisselt het wegdek tussen asfalt, asfalt met gaten, wasbordweg, grindweg en grindweg met kuilen; erg opschieten doet het niet. 's avonds gaan we eten in het restaurant van de camping. Het biertje wordt na betaling van een voorschot bij de winkel aan de overkant gehaald, de kip heeft een zodanig lang en bewogen leven achter zich dat Margriet besluit alsnog zelf te koken. De weg vanaf Ruyigi de volgende dag is perfect en ongetwijfeld door Fransen aangelegd met verkeers- en plaatsnaamborden in honderd procent Franse stijl, inclusief "Rappel". We ontdekken dat onze kaarten het niet eens zijn of er een voor buitenlanders bruikbare grensovergang is op de plaats die wij gepland hebben. We nemen het zekere voor het onzekere en rijden om naar een andere overgang. Het is een mooi, rustig traject. In een uur zijn we probleemloos de grens over. TanzaniaWe hebben geaarzeld of we Tanzania uitgebreid zouden bezoeken of via de kortste weg naar Malawi zouden gaan. Volgens wat we gehoord en gelezen hebben zijn de wegen slecht, de parken duur, de snelheidscontrolers bericht en is de politie corrupt. Bovendien liggen de bezienswaardigheden verspreid over het land, dus dat betekent veel kilometers in een groot land als Tanzania. We kiezen ervoor om Tanzania wel uitgebreid te bekijken en de ervaring die we hebben nu we het land vsn west naar oost doorkruisd hebben van tweehonderd procent mee: we hebben op het hele traject op de doorgaande wegen 40 km niet-geasfalteerd gehad en daar werd hard aan gewerkt; volgend jaar ligt ook daar asfalt. Het wegdek was meestal nieuw en van uitstekende kwaliteit. We zijn maximaal een keer per dag door politie aangehouden, meer uit nieuwschierigheid dan om andere redenen, en konden dan na een vriendelijk gesprekje altijd direct doorrijden. We hebben nog niets van de beruchte snelheidscontroles gemerkt, maar letten toch supergoed op onze snelheid. Dat is niet altijd eenvoudig omdat er vaak wel borden staan waar een maximum snelheid begint, maar niet waar hij eindigt. We zijn niet één geval van corruptie tegengekomen. MwanzaDe eerste nacht in Tanzania overnachten we bij een missiepost, de dag erop rijden we naar Mwanza (video) aan het Victoriameer; bij de Yacht Club vinden we een prima plek, direct aan een baai van het Victoriameer. Zoals altijd in een nieuw land moeten we ons even organiseren: geld pinnen, SIM-kaartje kopen, voorraden aanvullen. Tanzania lijkt meer op Kenia dan op Rwanda of Burundi, het is vrolijker, levendiger en rommeliger. Er wordt wel veel minder Engels gesproken dan in Kenia. Vlakbij Mwanza is het Bujora-Sukuma-museum, waar de cultuur van de Sukuma, de grootste stam van Tanzania, getoond wordt (video). Er zijn allerlei parallellen met een Nederlands openluchtmuseum, wat het voor Margriet extra interessant maakt. De dansen, waarbij levende pythons gebruikt worden, zijn belangrijk in de cultuur. Bijzonder is het tellen in de taal van de Sukuma: mannen, vrouwen, volwassenen, kinderen en verschillende beroepsgroepen gebruiken allemaal verschillende woorden om van een tot tien te tellen, er zijn wel twintig manieren. We willen een tochtje maken naar Saane-eiland, vijf minuten varen vanaf onze kampeerplaats, maar het blijkt dat de prijs van varen plus toegang gestegen is van € 0,90 naar € 70. Het is een opgekrikte voormalige dierentuin waar nu een Nationaal Park van gemaakt is; leuk om te wandelen, maar zeker geen park zoals we dat in Tanzania verwachten. We zien er dus maar van af en rijden daarom verder richting kust. Naar het oostenHet landschap wordt duidelijk droger, soms met grote velden, veel ook onbewerkt. We zien weer Masai, nu ook vaak op de fiets. Lake Kitangiri is een van de belangrijkste vogelmeren van Tanzania. Er zijn inderdaad veel vogels, maar ze zitten te ver weg om ze goed te kunnen onderscheiden. Bij de meren rond Singuda, onze volgende overnachtingsplek, hebben we meer succes. De bestemming daarna is de rock art van Kondoa. De weg erheen is weer prima, behalve het laatste stukje. Maar daar staat dan ook een grote Chinees fabriek naast, dus binnenkort ligt hier ook asfalt. We vinden een prachtige camping in de bergen (Amarula Camp). De rotstekeningen bij Kondoa, een UNESCO site, zijn teruggevonden over een heel groot gebied en zijn tussen de zesduizend en achthonderd jaar oud (video). Er zijn taferelen met giraffes, elanden en andere dieren, mannen met wapens, groepjes vrouwen en nog veel meer. De figuren zijn vaak gestileerd met onnatuurlijke lichaamsverhoudingen. We bezoeken met een gids drie van de tientallen plaatsen waar rotstekeningen gevonden zijn. Daarna gaan we door naar een camping net buiten Tarangire National Park. Tarangire National ParkWe hebben besloten Serengeti en de Ngorongoro-krater over te slaan en in plaats daarvan naar parken te gaan die minder gehypt worden en veel goedkoper zijn, maar net zo mooi. Het eerste daarvan is Tarangire. Dat ligt net ten zuidwesten van Serengeti/Ngorongoro/Masai Mara en hoort bij hetzelfde ecosysteem. In Tanzania wordt de parktoegang per 24 uur, niet per dag gerekend. Door om één uur het Tarangire-park binnen te gaan kunnen we het bezoek over twee dagen verdelen. Dat is veel prettiger dan één heel lange dag. We betalen $40 voor de auto en $45 per persoon. Het is een prachtig park: landschappelijk is het erg mooi met veel boababs. Er zijn heel veel dieren, in het bijzonder kuddes wildebeesten, zebra's en olifanten. Vooral de bij de rivier drinkende olifanten zijn bijzonder. Het nu overigens duidelijk vakantieseizoen, behalve 's ochtends heel vroeg rijden LandCruisers 70-serie (het lijkt soms of andere auto's niet worden toegelaten en Dappere Dodo voelt zich er prima tussen) van safaribedrijven met groepen toeristen. Lake Eyasi en stambezoekWanneer we verder rijden richting Lake Eyasi komen we weer een keer Pim tegen, die met Job en Marie-Fleur, twee Nederlanders die hij in Oeganda ontmoet heeft, onderweg is naar de kust. Het is de route van de grote parken naar Arusha en dat is duidelijk te merken aan de agressieve manier waarop we benaderd worden door de aanbieders van allerhande goederen en diensten. Lake Eyasi is een ondiep meer dat in de regentijd volloopt. Doordat de waterafvoer alleen door verdamping gebeurt is het water zo brak, dat het niet als drinkwater bruikbaar is, en ligt rondom het meer in de droge tijd een kale zoutvlakte. We gaan er vooral heen on twee traditioneel levende stammen te bezoeken. Als eerste bezoeken we een Datoga-familie (video). De Datoga zijn herders, die op Masai lijken. Een familie heeft een erf omheind met acacia met daarop een paar huisjes. Er woont één man met zijn vrouwen (het zijn polygamisten) en ongetrouwde kinderen. De kinderen gaan niet naar school, maar leren alleen hoe ze vee moeten hoeden. De mannen hebben dekens om zoals de Masai, de vrouwen dragen een dierenhuid. De voeding bestaat uit Ugali (maispap), melk en vlees, geen groente of fruit. We begrijpen niet hoe ze met dit dieet gezond kunnen blijven. Er zijn helemaal geen moderne voorwerpen. De stam kiest heel bewust voor deze manier van leven en heeft heel consequent geweigerd om zich aan te passen, bijvoorbeeld door westerse kleding te dragen. Hoewel een bezoek als dit per definitie heel toeristisch is en natuurlijk het obligate dansje opgevoerd moet worden, is het toch leuk. Ook ons worden vragen gesteld en voor het eerst in Afrika komt ons boekje met familiefoto's weer eens tevoorschijn. Op bezoek bij een jagers-/verzamelaarsstamHet bezoek aan de tweede stam, de Hadzabe, is een van de absolute hoogtepunten van onze reis tot nu toe (zie videoclip). De Hadzabe is een van de laatste jagers/verzamelaarsstammen in Afrika. Nog voor het licht is racen we achter onze gids aan over zandpaden, grindwegen en door rivierbeddingen. Als we aankomen treffen de mannen van de stam de laatste voorbereidingen voor de jacht met pijl en boog met vergiftige pijlen. De vrouwen zitten in hun eigen groepje met de kleine kinderen. We zien geen kinderen in de puberleeftijd, die zijn water halen. Wij gaan met de mannen mee het veld in. In het eerste uur vangen de vijf mannen met hun honden niet meer dan een kleine duif. Daarna splitst de groep zich. Wij gaan met een man mee verder op vogeljacht, de anderen volgen het spoor van een Kudu. "Onze" man eet eerst de duif op en schiet vervolgens nog een fazant. Die gaat, doorboord met pijl, fladderend op een tak zitten en kan dan gepakt worden. Daarna bijt de Hadzabe-man hem dood. Wanneer we terug zijn bij het kamp blijkt dat de andere mannen ook een fazant en nog iets kleiners gevangen hebben. De kudu is niet gevonden. Het kamp bestaat uit een paar plekken waar vuur gestookt wordt en wat gelooide huiden onder overhangende takken die als slaapkamer gebruikt worden. Ernaast wordt 's nachts een vuur gestookt tegen de kou. De Hadzabe zijn nomaden, die helemaal buiten leven: ze bouwen geen hutten en hebben nauwelijks bezit, alleen een paar pannen. De kleding bestond oorspronkelijk uit huiden, nu is het een mix met westerse kleding die toeristen achtergelaten hebben. De kinderen gaan niet naar school, maar leren al vroeg de vereiste overlevingsvaardigheden: we zien een kind van drie een van de gevangen vogels plukken, terwijl een iets ouder kind speelt dat het pijlen maakt. De vrouwen wachten af waar de mannen mee terug komen van de jacht. Als het veel is gaan ze de vangst klaarmaken als het weinig is trekken ze er zelf op uit om vruchten etc. te verzamelen; ze eten onder andere boababvruchten en aardappelen. De stam van nu nog zevenhonderd tot duizend mensen, komt oorspronkelijk uit zuidelijk Afrika en spreekt een zogenaamde kliktaal. De groep wordt kleiner omdat de drie á vier kinderen die ieder gezin krijgt niet voldoende zijn om de groep op pijl de houden gezien de kindersterfte door ontbreken van medische voorzieningen. De stam mag in Tanzania overal buiten de parken en andere beschermde gebieden jagen. Een groep zoals wij die gezien hebben bestaat uit een stuk of vier gezinnen. De Hadzabe zijn monogaam. Tot onze verbazing zien we niets van westerse invloed, hoewel de stam volgens de gids wekelijks door toeristen bezocht wordt; de mannen accepteren dat wij achter ze aanhobbelen tijdens de jacht en doen verder gewoon hun ding. Van de toegang tot het dorp die we hebben moeten betalen koopt de organisatie die de bezoeken arrangeert mais voor de groep. Er wordt bewust in natura betaalt: de Hadzabe komen niet in het dorp en het is waarschijnlijk ook een manier om de alcoholproblemen die bij vergelijkbare groepen ontstaan zijn te voorkomen. Wanneer we verder rijden komen we nog langs een kleurrijke nomadenmarkt. Op de camping in Arusha ontmoeten we een Belg van 69 die met rugzak, tentje en vouwfiets door Afrika trekt. Usambara-bergenDe volgende dag trekken we verder richting kust. We komen in de buurt van de Kilimanjaro, maar het is meer de Kilimanwaro: op de plaats waar hij zou moeten liggen hangt alleen een dikke laag wolken. Het is duidelijk dat we in een toeristisch gebied zitten: we kunnen niet alleen goed bruin brood kopen, maar in de winkel zelfs kiezen tussen De Ruyter- en Venz-hagelslag. Na een stop bij een lokale markt (video) kunnen we voor het laatste stukje weg naar onze volgende bestemming, de Usambara-bergen, volgens Open Street Map kiezen tussen een korte dunne gele weg en een langere, iets dikkere. We kiezen voor de korte. Wanneer we ons met moeite via een onverhard, smal, hobbelig pad naar boven geworsteld hebben blijkt dat de langere weg een keurige asfaltweg is. We hadden weliswaar een prachtig uitzicht, maar als je voor donker op de camping wilt zijn ben je toch niet blij. We maken de volgende dagen wandelingen in de omgeving (video). Het is mooi, maar men is hard bezig grote stukken te cultiveren. Dat is begrijpelijk, mensen moeten tenslotte eten en Tanzania scoort slecht als het gaat om voldoende en goede voeding, maar de stompen van dikke bomen in een veld dat kaal gebrand wordt hebben toch iets troosteloos als je beseft hoe mooi het bos geweest is. De stukken bos die er nog staan zijn een interessante combinatie van tropische planten en Europees aandoende alpine begroeiing. De gemeende hartelijkheid van de mensen is opvallend. Wanneer we de laatste dag via een omweg door een forest reserve het gebied verlaten zien we nog een rufous-winged sunbird, een zeldzame endemische vogel. De kustWe rijden naar de kust en vinden een prachtige plek direct aan het water bij Beach Crab Resort. We ontmoeten Gerrit uit Zuid Afrika weer die we ook in Lasotho al gezien hadden. Het wordt een gezellig en leerzame avond. De volgende dag is een lekkere luierdag, lezen onder de luifel direct aan het palmenstrand en verder niets. RwandaRwanda is een bijzonder, in sommige opzichten haast een onafrikaans land. De wegen zijn goed, bijna nergens ligt rommel, het openbaar groen is verzorgd en overal zien we veldjes waarop mannen en vrouwen met elementair gereedschap aan het werk zijn. 85% van het land is gecultiveerd en een gezin heeft gemiddeld 0,5 ha. Hoewel de leiding van het land niet democratisch is bestaat veel bewondering woon de manier waarop Rwanda bestuurd wordt en voor wat is bereikt na de genocide. De genocideHet Genocide Memorial Centre in Kigali, het Genocide Memorial in Nyamata en dat in Murambi zijn geen toeristische highlights, maar bezoek aan een Memorial moet wel onderdeel van ieder bezoek aan Rwanda zijn. Het Genocide Memorial Centre is aangrijpend. Op een indrukwekkende manier wordt verteld hoe de drie stammen, de Hutu's, de Tutsi's en de Twa, die harmonieus samenleefden terecht kwam in een genocide die als doel had de Tutsi's, de economisch bovenliggende groep die zo'n twintig procent van de bevolking uitmaakte, volledig uit te roeien. De koloniale machten en de internationale gemeenschap speelden hierin een belangrijke rol. In de Rwandese geschiedschrijving wordt de schuld volledig bij de koloniale mogendheden, vooral België en Frankrijk, gelegd. Ze stigmatiseerden door het verspreiden van persoonsbewijzen met vermelding van ras, deelden willekeurig in ras in (families met meer dan tien koeien zijn Tutsi's, de anderen Hutu's), trokken na een incident de VN-vredesmacht grotendeels terug op het moment dat hij versterkt had moeten worden, reageerden niet op alarmsignalen over de ernst van de toestand en bleven een regering steunen die de genocide tot doel had. Niet alleen het moorden, maar ook de manier waarop is nauwelijks te bevatten. Mensen werden verminkt met elk wapen dat te vinden was en werden gedwongen toe te zien hoe hun ouders, kinderen en geliefden werden gedood. Niemand werd ontzien, tot babies aan toe. Vrouwen werden bewust verkracht door seropositieven. Gematigde Hutu's die weigerden mee te doen, Tutsi beschermden of er een relatie mee hadden werden gedood. Behalve fotopanelen en video's met getuigenissen van overlevenden zijn ook rijen schedels, botten en gedragen kleding te zien. Buiten het gebouw is een massagraf me de overblijfselen van 250.000 mensen. In Nyamata is de kerk waar tienduizend mensen een vluchtplaats dachten te vinden. Ze werden massaal gedood door handgranaten die in de kerk gegooid werden, met machetes, knuppels, speren en wanneer ze betaalden voor de kogel met een geweerschot. Babies werden tegen een muur gegooid. De kerk is nog in de oorspronkelijke toestand. Er staan nog de bankjes met de kleding erop van de mensen die er vermoord werden, van de babies zijn nog botten te zien en er zit bloed op het altaar. Onder de kerk is een grafkelder gemaakt met rekken met schedels en botten. Aan de schedels is te zien hoe de mensen gedood werden. Achter de kerk is een massagraf waar nog steeds mensen worden begraven. Na de rondleiding door de kerk praten we na met de gids. Hij vertelt hoe ervoor gekozen is om het verleden te accepteren en als land aan een gezamenlijke toekomst te werken als enige optie voorwaarts, maar ook dat nog steeds veel mensen getraumatiseerd zijn; slachtoffers door wat met hen en hun naasten gebeurd is, daders omdat ze beseffen wat ze hebben aangericht. We hebben bewondering voor wat in Rwanda bereikt is, maar krijgen moeilijk een indruk wat er werkelijk leeft. We zien wel dat de mensen veel ernstiger zijn en minder lachen dan in bijvoorbeeld Kenia. De diepste indruk maakt het Murambi Genocide Memorial. In een technische school in aanbouw op een heuvel, in een omgeving die er nu volkomen vredig uitziet, werden 50.000 Tutsi's bijeengebracht en vermoord. Ook hier zien we fotopanelen met een beschrijving van de gebeurtenissen. Op deze plek heeft een proces van natuurlijke mummificering plaatsgevonden. We zien de overblijfselen van volwassenen en kinderen in de houding die ze hadden in het massagraf, sommigen nog met kleding. Alles bedekt met een witte laag leem. Men heeft er hier voor gekozen de lichamen op de schoolbankjes neer te leggen. We zien ook kasten vol met kleren van de slachtoffers, hoewel waardevolle bezittingen door de daders werden meegenomen. Ja en dan loop je weer naar buiten de zon in, diep onder de indruk van de onvoorstelbare gruwelijkheden die hier plaatsgevonden hebben. De beklemming blijft nog een poosje hangen, maar je gaat toch weer over tot de gewone dingen. De knop gaat weer om, maar toch bedenk je dat alle volwassenen dit hebben meegemaakt, als kind dit hebben gezien, slachtoffer of dader waren. Het blijft onvoorstelbaar. KigaliOp de camping horen we de hele dag door vanaf 's ochtends heel vroeg gezang (video). Het is het koor van een kerk van zevendedagsdventisten die op zondag urenlang stampvol zit. Het is een voorbeeld hoe religieus Rwanda is, de "zware" richtingen zoals ook Jehova's getuigen en Pinkstergemeente voeren de boventoon. Omdat er nauwelijks psychologische ondersteuning is in Rwanda zijn kerken de enige plek waar slachtoffers van de genocide terecht kunnen voor geestelijke opvang. Door slingerende straatjes met kleine winkeltjes lopen we naar de grootste markt van Kigali. Er is veel tweedehands kleding en er zijn vrouwen met kleine handeltjes groente. Ze hebben ieder niet veel, maar de variatie is groot. 's middags vullen we onze boodschappen aan bij een supermarkt vlakbij de camping. Hij is een stuk goedkoper dan de Nakumatt, maar het is wel opletten geblazen: bij het afrekenen worden eerst voor RWF 7000 spullen meegeteld die op de toonbank staan maar niet van ons zijn en wordt vervolgens RWF 1000 te weinig teruggegeven. Als we na al het gestunt de boodschappen helemaal narekenen blijkt dat nog voor RWF 1800 teveel gerekend is. Al met al gaat de rekening van €26 naar €16. Op de camping komen we Pim tegen, die we in Kampala net misgelopen zijn. Het is er een gezellige boel met samen Duitsland-Ghana kijken. Helaas blijft het een beetje lang gezellig, omdat de laatste gasten pas om vier uur naar bed gaan. We kijken rond in het centrum waar niet zoveel te beleven is, omdat het zondag is. ra je stopt tot je weer wegrijdt en "faranji"-prijzen op de markt. Het is de verjaardag van Jan, hij wordt zestig. We nemen daarom een Afrikaanse buffetlunch (Fantastic Restaurant) en hebben we 'avonds een van de beste Indiase diners die we ooit gehad hebben (Khana Khazana Restaurant). Akagera National ParkNa Kigali gaan we richting Akagera National Park. Omdat de toegang tot het park per nacht berekend wordt blijven we in Kibungo, een plaatsje vlak erbuiten om 's ochtends vroeg naar binnen te kunnen gaan. De rit erheen over een onverharde weg gaat langs een lang lint van tientallen kilometers van huizen met akkers. Het is allemaal welvarender dan in Ethiopië, Kenia en Oeganda: de huizen zijn van steen met daken van golfplaat en net iets groter, mensen zijn beter gekleed en we zien ook niet de groepen mannen rondhangen die we in eerdere landen zagen. Er wordt veel gelopen zoals in Ethiopië, maar ook heel veel gefietst, hoewel alleen door mannen. Een opvallend verschil met landen waar we hiervoor geweest zijn is dat water hier, meestal met de fiets, door mannen gehaald was, terwijl dat in eerdere landen steeds een vrouwentaak was. We zien regelmatig vijf jerrycans van ieder twintig liter op de fiets versleept worden. Het park is landschappelijk prachtig, maar er zijn niet zoveel dieren: we zien wat antilopen, een paar wrattenzwijnen, bavianen en enkele zebra's (video). Een groep van tien nijlpaarden ligt op de kant in de zon. Er zijn veel olifantendrollen, maar de leveranciers ervan vertonen zich niet, evenmin als giraffen. De parkcamping heeft nauwelijks voorzieningen maar wel een prachtig uitzicht over het landschap, de meren en in de verte Tanzania. Om sommige stukken zijn de wegen zo slecht dat ze niet onderdoen voor Turkana of de moeilijkste wadi's in Oman, maar Dappere Dodo slaat zich er moedig doorheen. 's avonds schrikken we nog even: we zien een vuur in de verte dat snel groter lijkt te worden en op ons afkomt. Een uit de hand gelopen bosbrand waarvoor we in het donker moeten vluchten? Via de satelliettelefoon bellen we met het parkbeheer dat ons verzekerd dat het vuur onder controle is. Even later wordt het inderdaad kleiner. De volgende ochtend ontdekken we met moeite een zwarte streep aan de andere kant van meer en moeras. We hebben ons dus duidelijk voor niets druk gemaakt. Kigali (2)Voor we verder naar het westen gaan gaan we nog even terug naar Kigali om boodschappen te doen en wat te internetten. We willen ook nog een keer lunchen bij de Indiër waar we op Jan's verjaardag waren. Overdag lopen we nog tegen een kleurrijke markt aan (video). Wat we zien zegt iets over het voedingspatroon: heel veel koolhydraten (groene bananen, aardappelen), nauwelijks eiwitten. De volgende dag gaan we over een goede, bochtige weg verder naar Lake Tivu, een van de twintig grootste meren ter wereld. Het is een mooie tocht langs heuvels die tot de laatste vierkante meter voor landbouw gebruikt worden. We zien weinig vee, alleen wat zwartbonte koeien die in een Nederlandse wei niet zouden misstaan. Wanneer we 125 km gereden hebben bedenken we dat we ons wasgoed aan de lijn van de camping in Kigali hebben laten hangen. We besluiten om terug te gaan en zo eindigen we waar we begonnen zijn, op de camping in Kigali. We ontmoeten daar Steve en later ook Michael. Steve is per motor van de UK naar Zuid Afrika gereisd, maakt nu een rondrit door oost Afrika en laat vervolgens zijn motor naar Australië verschepen om van daar naar Europa terug te reizen. Michael reist met een scooter van Zuid Afrika naar Europa. We volgden zijn blog al een poosje voor we hem ontmoetten. Lake TivuWe kamperen in de tuin van het Holiday Hotel, direct aan het meer en met uitzicht op de Congolese heuvels. Kortom, de zoveelste prachtige plek waar we wandelen in de omgeving, ons voorbereiden op Tanzania en zien hoe Nederland met de hakken over de sloot van Mexico wint. Onderin het meer zit een grote methaanbel die ontstaan is door vulkanische activiteit. Wanneer de druk ervan groter wordt dan de waterdruk komt het omhoog met mogelijk dodelijks gevolgen, zoals ooit in Kameroen gebeurd is, maar ter geruststelling is een bord neergezet waarop we lezen dat de waterdruk twee keer zo hoog is als de methaandruk. Aan het meer staat een fabriek die energie wint uit het methaan. Wanneer hij in vol bedrijf is in 2015 kan hij driekwart van de energiebehoefte van Rwanda leveren. De tocht naar de volgende stop, het Nyengwe National Park, langs het meer gaat langs prachtige, soms fjordachtige baaien; daar hoef je echt niet helemaal voor naar Noorwegen. Onder Chinese leiding wordt hard aan de weg gewerkt: aan het begin is het nog rots- en grindpad, aan het einde strak asfalt. Net zoals in Oeganda zien we ook in Rwanda groepen gevangenen werken aan de weg of in het veld, maar we zien nu twee kleuren kleding: roze voor de "gewone" misdadigers en oranje voor daders van de genocide. Nyengwe National ParkHet Nyengwe National Park is een stuk echt tropisch regenwoud, waarschijnlijk het mooiste bergregenwoud van centraal Afrika. Het maakt deel uit van de continentale scheiding tussen het bassin van de Congo-rivier en dat van de Nijl. Erin ligt een van de bronnen van de Nijl. Zoals bij parken waar we eerder waren loopt er een doorgaande weg doorheen die je kunt nemen zonder toegang tot het park te betalen. We overnachten op een camping in het park. Het bos is prachtig, maar we zien weinig dieren. Er zijn apen bij de camping, maar nauwelijks vogels, hoewel in het park de meeste soorten voorkomen van welke plek dan ook in Rwanda. HuyeWe kamperen in de tuin/op de parkeerplaats van het Ibis Hotel; goed onderhouden en met veel bloemen en planten. Bij de koffiewasserij die we bezoeken zijn wel een boel mensen met papieren in de weer, maar is verder weinig activiteit (video). Het koffieseizoen blijkt net afgelopen te zijn; de wachtende mensen zijn boeren die uitbetaald worden. Er is één man, die met de uitbetalingen bezig is, die Engels spreekt en een kwartier lang uitlegt dat we zijn manager moeten bellen voor toestemming voor een rondleiding van vijf minuten door hem. Als dat niet lukt worden we uiteindelijk toch rondgeleid. De bonen worden hier geselecteerd, gesorteerd en uit de vrucht gehaald. Bij het trainings centre en laboratorium waar we daarna naartoe gaan is wel volop activiteit. We zien een grote groep vrouwen de slechte bonen uitsorteren. Het is een ontzettende klus: iedere boon wordt bekeken. Bij de tinproduktenfabriek, ons volgende doel, is niet veel activiteit. De rondleider blijft maar vragen stellen over de reis die we maken: "you are not old, you are eh, eh, a bit old, isn't it boring?" Mensen kunnen zich niet voorstellen dat je reist om het reizen, het moet zijn voor zaken, hulpverlening of evangelisatie. Onderweg erheen komen we Pim weer tegen. Het Nationaal Etnografisch Museum van Rwanda is niet in Kigali, maar in Buye. Het is een mooi, verzorgd museum, met alle uitleg ook in het Engels. Vooral het vlechtwerk, waaronder een hut, is mooi; de dansdemonstratie is een leuke uitsmijter. Hoewel ook Huye onafrikaans netjes is, moeten we weer meer aan Ethiopië denken: veel meer rondhangende mensen, meer vuile en kapotte kleding, bedelen, groepen mensen die om de auto blijven staan zodra je stopt tot je weer wegrijdt en "faranji"-prijzen op de markt. We vragen ons af of het komt doordat in dit gebied veel meer vluchtelingen uit Congo en Burundi wonen. UmugandaOp een van onze reisdagen is het "umuganda". Dit is een gezamenlijke activiteit van de Rwandese bevolking die iedere laatste zaterdagochtend van de maand plaatsvindt. Mensen uit een wijk of dorp komen dan samen om rommel op straat op te ruimen, te werken aan openbaar groen of openbare paden en te discussiëren over de nationale politiek. Andere activiteiten zijn niet toegestaan en de winkels zijn dicht. Het is een poging van de regering om de eenheid van de bevolking te bevorderen. Er wordt steeds bij verteld dat zelfs de president eraan meedoet. We zien inderdaad groepjes mensen struiken snoeien en een pad egaliseren, maar lang niet iedereen doet eraan mee. Het is wel ontzettend rustig op de weg en er zijn veel roadblocks. Wij mogen met ons buitenlandse kenteken direct doorrijden, maar passerende Rwandezen hebben iets uit te leggen.
KampalaWe willen de wielen even laten balanceren omdat na het roteren van de banden het stuur trilt als we ongeveer zeventig rijden. Daarna willen we naar Ggaba Beach, een havenplaatsje aan het Victoriameer, en de botanische tuin in Entebbe. De realiteit is anders. Tweede Pinksterdag wordt ook in Oeganda gevierd, waardoor bijna alle bedrijven dicht zijn. Bovendien giet het de hele ochtend en regent het ook 's middags nog, zodat we uiteindelijk de dag vooral besteden aan computeren op de camping. We hebben afgesproken om Jeroen en Sonja (www.TravelManiacs.nu), die al twintig maanden met hun LandCruiser rondreizen in west- en zuidelijk Afrika en nu onderweg zijn terug naar het noorden, te ontmoeten in Mubende. Het is een korte rit van Kampala naar Mubende, daarom kunnen we alsnog naar de wielen laten kijken en naar Ggibi gaan. Het balanceren van de wielen gebeurt natuurlijk op zijn Afrikaans (zoeken naar de juiste gewichtjes, die hergebruikt worden, zes keer moeten testen voordat het eindelijk goed is), maar het helpt wel tegen het trillen en kost maar €3,-. Ggibi is leuk met bij de groentekraampjes op de markt meer keus dan we heel lang (inclusief de supermarkt) gezien hebben, een visafslag en visverwerking. Jan laat zijn sandalen bij een schoenmaker op straat repareren; dat moet ongeveer eens per drie maanden en is al gebeurd in Albanië en Oman. De service is prima: net zoals je in Nederland een leenauto bij de garage kunt krijgen bij een servicebeurt van de auto worden hier leensandalen verstrekt. Met Jeroen en Sonja wordt een gezellige en leerzame avond . Het spijt ons dat onze routes 180° uit elkaar liggen, waardoor we niet een paar dagen samen op kunnen trekken. Fort Portal en de kratermerenNadat we nog uitgebreid koffie gedronken hebben met Jeroen en Sonja rijden we verder naar Fort Portal, tegen de grens met de Democratische Republiek Kongo aan (video). De kampeerplek (Whispering Palms Campsite) is weer prachtig. Jan gaat naar de kapper. De coupe is duidelijk beter geslaagd dan de vorige keer in Ethiopië, hoewel het allemaal met de tondeuse gebeurt en er geen schaar aan te pas komt. Behalve de ontelbare Toyota-busjes zijn er ook veel Boda-Boda's, brommers die als taxi dienst doen: rijtjes jonge mannen die op hun brommers zitten die met het voorwiel naar de weg klaar staan om ogenblikkelijk weg te scheuren als zich een klant aandient. Ook in Fort Portal blijkt zich een Nederlander gevestigd te hebben die prima brood verkoopt (bij Dutchess). We huren mountainbikes voor een tochtje naar een van de kratermeren. Hoewel er ook hier door de Oegandezen veel gefietst wordt, doet het ons door alle hoogteverschillen net iets teveel aan de fitness denken (terwijl we juist zo'n goede smoes hadden om van de fitness af te zijn). Als we langs een school komen die net uitgaat laten jongetjes zien wat echte fitness is: hun slippers gaan mee in de hand en over de onverharde weg met stenen rennen ze op blote voeten een heel eind met ons mee en voor ons uit. In het veld zien we mannen in gele hesjes aan het werk. Het zijn bewoners van de gevangenis waar we langskomen, die ons vriendelijk begroeten en de hand schudden (gevolgd door een gewapende bewaker). Het wordt geacht de droge tijd te zijn, maar toch hebben we bijna iedere dag regen; ook nu eindigen we in de nattigheid. De lokale verschillen zijn opvallend: terwijl west Kenia grote problemen heeft door de droogte, horen we in Oeganda dat er dit jaar in drie dagen meer regen gevallen is dan vorig jaar in een maand. Rondom Fort Portal ligt een groot aantal kratermeren. Aan Lake Nyakere vinden we een prachige campingplek met uitzicht over het meer. Het is een uitbundig groene omgeving met karakteristieke bananenvelden en theeplantages (video). Wanneer we de volgende ochtend wakker worden zien we de grijstinten van de bergen achter het meer door de optrekkende nevel. Een bootje glijdt geluidloos door het water. De Bigodi Wetland Sanctuary is een moerasgebied met bos eromheen, waar veel verschillende vogels en apen voorkomen (video). Het beheer wordt door de lokale gemeenschap gedaan, die met de inkomsten onder andere een school gebouwd heeft en ook boeren compenseert van wie de oogst door de apen uit het gebied wordt aangetast om te voorkomen dat de lokale bevolking op de apen gaat jagen. Tijdens de nature walk die we met een gids maken door het overdadige groen en langs alle verschillende bomen en struiken zien we onder andere zes nieuwe vogelsoorten en allerlei primaten. We komen langs veldjes koffie, thee, mais en tabak, zien kinderen stukjes grond bewaken tegen de apen en ontmoeten een man die van gefermenteerd bananensap lokale gin stookt. De rit die we maken naar Katara, aan de rand van het Queen Elisabeth National Park, gaat een stukje over openbare weg door het park, zodat we geen toegang hoeven te betalen. We zien weinig dieren: een olifant en wat gazelles. Het park herstelt zich nog steeds van stroperij tijdens de Amin-jaren en de onrust in Congo, waar het park aan grenst. Voor de derde keer deze reis rijden we de evenaar over; het begint al gewoon te worden, we stappen niet eens meer uit. We gaan eerst langs bij de Katara Lodge, een chique lodge gerund door een Nederlander waar Ton en Ingrid geweest zijn, maar ze hebben geen plek voor zelf-caterende overlanders die in hun eigen auto slapen; we hadden toen we er aankwamen ook eigenlijk al besloten dat het te decadent voor ons was. De Crater Campsite, een camping vlakbij de lodge die pas geopend is is een prima alternatief. Weliswaar geen uitzicht over het park, daar moet je tien minuten voor lopen, maar een prachtige, parkachtige omgeving met hoge bomen. We gaan nog even tussen de bananenvelden het dorp in en worden zoals overal in Oeganda begroet door volwassenen en kinderen met "How are you?", een verkorte versie van het uitgebreid naar elkaars wel en wee informeren bij een ontmoeting tussen Oegandezen voordat wat voor zaken dan ook gedaan worden. En wat zijn er veel kinderen: hier viert "ieder jaar weer een" nog hoogtij. Lake BunyonyiDe rit de volgende dag naar Lake Bunyonyi doorsnijdt het park over de hele lengte, maar ook nu zien we alleen wat olifanten en een paar gazelles. Landschappelijk is het prachtig, ook het stuk buiten het park. We hebben weer een prima kampeerplek, direct aan het meer en gaan 's avonds uit eten om onze trouwdag te vieren. We wandelen een dag in de omgeving en we huren ook een dag een uit een boomstam uitgeholde kano. Na even oefenen kunnen we hem redelijk de kant op laten gaan die we in gedachte hebben, maar door een stortbui zijn we sneller terug op de camping dan het plan is. We kijken naar Nederland-Australië, een wedstrijd die de Oegandezen maar weinig interesseert. Voetbal leeft hier blijkbaar minder dan in landen waar we eerder geweest zijn. Op de marktdag komen van alle kanten kano's over het meer aan met spullen (video). Een deel is bedoeld voor verkoop op de markt, maar het is ook de dag dat er vrachtwagens naar Kabale, een stad in de buurt, rijden. Er is geen goedkoop openbaar vervoer, dus mensen zijn van dit soort transport afhankelijk. Het is een kleurrijk gebeuren. RwandaDe grens russen Oeganda en Rwanda passeren we probleemloos binnen een uur. Wel moeten we toch nog $20 road tax betalen; dat hadden we al moeten doen toen we Oeganda binnenkwamen. Rwanda heeft een heel andere uitstraling dan de landen waar we hiervoor geweest zijn. Het is een lieflijk landschap met grote theeplantages, maar vooral ook kleine, groene veldjes tussen de heuvels. Het is ongelooflijk netjes en de wegen zijn uitstekend. Ook Kigali, de hoofdstad, is keurig aangeharkt en groen. Plastic tassen zijn verboden en iedere maand wordt een schoonmaakdag gehouden waaraan iedereen moet meedoen. Rwanda wil het Singapore van Afrika worden en dat is te zien. Het is een strak, bijna dictatoriaal geleid land, maar het beleid wordt breed gesteund door de bevolking. Het is ongelofelijk om te zien wat in dit land in de twintig jaar na de genocide tot stand gebracht is.
We doen weer eens boodschappen bij Nakumatt, een Keniaanse winkelketen, maar we schrikken van de prijzen: € 2,30 voor een liter melk en € 10 voor een kilo druiven. Lake BaringoWe steken weer even de evenaar over naar het noordelijk halfrond om naar Lake Baringo te gaan. We staan bij Robert's Camp direct aan het water met heel veel vogels en een nijlpaard voor de deur. Van Serawit, onze gids en hulp in Wondo Genet in Ethiopië, waar we overvallen zijn, krijgen we een e-mail dat de hoofdmisdadiger is gearresteerd. Toch nog gerechtigheid! Wanneer we 's ochtends wakker worden liggen er zeven nijlpaarden vlak voor onze kampeerplek in het water. We maken met Cliff, een fantastische gids die ons door Peter en Leonie is aanbevolen in twee dagen twee bird-watching-wandelingen, een natuurwandeling en een boottocht (video). We zien veel nieuwe vogelsoorten, slangen, schorpioenen en spinnen. Een van de eilanden waar we naartoe varen wordt bewoond door één familie, bestaande uit een man, vijf vrouwen en 28 kinderen. Margriet bakt weer eens zelf brood. Waarschijnlijk door blokkade van een ondergrondse rivier staan alle meren in de Riftvallei erg hoog. Het niveau van het Baringo-meer is een jaar of drie geleden in zeven maanden tijd met tien meter gestegen en is het oppervlak van het meer anderhalf keer zo groot geworden. Langs het meer zijn resorts, scholen, huizen en pompstations ondergelopen en is een deel van de camping blank komen te staan. In het vroegere huis van de manager van de camping woont nu een nijlpaardenfamilie. Als we met Cliff rondgaan wijst hij regelmatig melancholiek naar een half uit het water stekende bouwval en vertelt wat het was. Het is ook nauwelijks voorstelbaar wat het voor de bevolking geweest moet zijn: iedere dag zie je het water verder stijgen en zie je je spullen en inkomen in het water verdwijnen terwijl je niet weet wanneer het ophoudt en je van de overheid in Nairobi nauwelijks hulp te vewachten hebt. De omstandigheden voor de lokale bevolking in het gebied zijn om nog meer redenen heel ongunstig. Niet alleen het stijgende water heeft voor problemen gezorgd, ook is het aantal toeristen teruggelopen door de berichten over terreuraanslagen in Kenia en heeft de regentijd weinig regen gebracht, waardoor veel vee sterft ten gevolge van onvoldoende graasgras. De visvangst is de enige inkomstenbron die niet onder de gebeurtenissen geleden heeft. Het valt op dat veel mensen bruine vlekken op hun tanden hebben, veroorzaakt door het hoge fluorgehalte in het meer. Het meer is de enige bron van drinkwater, omdat pogingen om putten te slaan zijn mislukt. Toch zijn de mensen vrolijk en ook is Cliff is verbazingwekkend optimistisch. Hij vertelt dat alle mensen in het gebied, waar hij met een weids gebaar naar wijst, zijn families zijn. De gemeente betaalt de studie van talentvolle inwoners en heeft ook zijn opleiding tot ornitholoog betaalt. Hij heeft nu een inkomen uit langere trips die hij maakt met toeristen, maar moet het geld dat betaald wordt door toeristen aan Lake Baringo als aflossing van de studieschuld afdragen aan de gemeente. Zijn grootmoeder van 91 leeft nog in goede gezondheid en heeft honderd kinderen en kleinkinderen. Er is een hut voor haar gebouwd naast het huis van haar oudste kind en haar kleinkinderen zorgen nu voor haar. Cliff heeft twee schoolgaande zoons en zijn vrouw heeft wat inkomen uit de verkoop van gehaakte kleding en sieraden. Kakamega Rain ForestIn Kenia is nog een klein stuk tropisch regenwoud over van een gebied dat zich door Congo tot west Afrika uitstrekte, maar door menselijk ingrijpen steeds kleiner geworden is. De verantwoordelijkheid voor een deel ervan, Kakamega South, is in 2006 overgenomen door de lokale gemeenschap, die nu uit toerisme en andere bronnen een inkomen probeert te halen. Er worden nieuwe bomen gekweekt en er wordt streng op toegezien dat niet illegaal gekapt, gestroopt of vuur gestookt wordt; overtreding kan een gevangenisstraf van zeven jaar betekenen, af te kopen voor KES 50.000 (ca. € 400). Om het hele gebied heen zijn theeplantages om de grenzen duidelijk te markeren. Tijdens een wandeling met gids Nancy zien we vooral veel vlinders en bijzondere bomen en planten. Nancy woont sinds haar man bij de onlusten in 2007 overleed met haar drie schoolgaande kinderen bij haar moeder. Na een opleiding van vijf jaar werd ze gids en krijgt 20% van het geld dat toeristen voor een wandeling betalen (in ons geval € 16 voor een wandeling van vier uur). Ieder gezin heeft recht op 0,4 ha grond om eigen groente e.d. te verbouwen. Zoals het hoort in een tropisch regenwoud worden we 's middags getracteerd op een forse regen- en onweersbui. Op de camping (Kakamega Rain Forest Resthouse and Camping) ontmoeten we Steven en Nia, twee Canadese studenten die acht weken in een klein dorpje te wonen om de opbrengst van een project om lokaal voedsel te verbouwen voor eigen gebruik en verkoop voor de ondersteuning van AIDS-wezen zo te verbeteren dat het zonder subsidie verder kan draaien. Sipi Falls (Oeganda)De grensovergang tussen Kenia en Oeganda verloopt probleemloos. Het is een rommelig, typisch Afrikaans geheel met allerlei loketjes en druk gebarende types die hun diensten aanbieden, omdat ze niet willen begrijpen dat we na de 23 grensovergangen van deze reis zelf wel ongeveer weten hoe het werkt. In een uur hebben we alle stempels en zijn we zelfs zonder gezeur over roadtax of een verzekering op weg in Oeganda. Onze eerste stop in Oeganda is Sipi Falls. Vanaf onze kampeerplaats bij Moses Camp hebben we een fantastisch uitzicht direct op de waterval. Oeganda maakt een duidelijk armere indruk dan Kenia en doet meer aan Ethiopië denken, terwijl de mensen ook minder hartelijk en vrolijk zijn. We zien de armoede bijvoorbeeld aan het aantal mensen dat met water sjouwt en het blijkt ook uit de statistieken. In 2009 maakte maar ruim eenderde van de Oegandese kinderen de basisschool af, had minder dan de helft van de bevolking toegang tot goed drinkwater en maar vier procent de beschikking over elektriciteit, terwijl de gemiddelde levensverwachting nog geen 46 jaar was. Het gedrag van de lokale "gidsen" in Sipi doet ook aan zuid Ethiopië denken en het is duidelijk meer kwantiteit dan kwaliteit; we kiezen er daarom voor zelf te gaan wandelen. JinjaDe volgende stop is Jinja. Langs wegen die beter zijn dan de Keniaanse zien we veel vrouwen in prachtige gekleurde jurken met sjerpen lopen ter gelegenheid van martelaarsdag, een algemene feestdag. We blijven ons verbazen hoeveel spullen de Oegandezen achterop een fiets of brommer weten te krijgen: een driezitsbank, een halve bananenoogst, twintig matrassen of vier passagiers, desnoods inclusief baby's, het kan allemaal. We slaan ons kamp op bij Wim en Monique, een Nederlands paar dat onder andere tweeëeneenhalf jaar door Afrika gereisd heeft en daarna op een prachtige plek aan de Witte Nijl is neergestreken. Ze exploiteren een aantal huisjes, maar af en toe zijn rondtrekkende overlanders ook meer dan welkom (www.HollandParkUganda.com). Twee dagen luieren (we beginnen al aardig het Afrikaanse ritme over te nemen), zwemmen, boodschappen doen, wat onderhoud aan het woongedeelte van Dappere Dodo plegen en mail bijwerken bevalt dan ook uitstekend. We eten volkorenbrood en krentenbollen die gebakken zijn door een Nederlandse bakker die zich in Oeganda gevestigd heeft (te koop bij onder andere Flavours in Jinja); njam njam.... Griffin FallsMet moeite scheuren we ons los van het heerlijke plekje bij Wim en Monique en rijden na een tussenstop om groente en fruit te kopen (video) een klein stukje verder naar Griffin Falls Camp in Mabira Forest. Daar maken we met een gids een boswandeling naar de waterval. Het bos zelf is echt tropisch regenwoud van dichte bomen waardoor geen zonlicht bij de grond komt, maar de waterval ruikt naar gist door afvalwaterlozingen van de suikerfabriek in de buurt. Op de camping ontmoeten we drie Canadese academici die onderzoek naar kikkers doen: iedere avond komen ze terug met een uitgebreide vangst die geanalyseerd en geprepareerd wordt. KampalaWe willen nog wat spullen inslaan en hopen Pim te ontmoeten in Kampala, daarom besluiten we daar kort naartoe te gaan. We staan bij de Red Chilli (overlanders let op: nieuwe locatie!). Dit is de standaard plek in Kampala voor overlanders. We zien voor het eerst sinds lang weer veel buitenlanders waaronder een overlandtruck, maar geen zelfstandig reizende overlanders zoals wij. Toevallig komen we langs de vestiging in Kampala van de Nederlandse bakker, dus dat wordt weer prima brood.
De oostkustDe volgende plek die we aandoen is Watamu, ook aan de kust. We kamperen bij Ocean Sports. In de buurt ligt Gedi, een opgraving van een Swahilistad die van de dertiende tot zeventiende eeuw bewoond was, maar daarna werd overwoekerd door de jungle en pas in de twintigste eeuw weer werd gevonden (video). We hebben de opgraving voor onszelf. De eeuwenoude gebouwen in een volmaakte harmonie met oude boababs onder een grijze lucht en tussen het intense groen van de regentijd geven ons het gevoel dat we zelf een mysterieuze, verloren stad ontdekken. Het is een bijzondere ervaring. Er is weinig over de historie van de stad bekend, maar de vele moskeeën en restanten van servies van over de hele wereld maken het aannemelijk dat intensieve contacten met Arabië en het verre oosten bestonden. We gaan ook naar de vlinderkwekerij. Hier worden exotische vlinders gekweekt die vervolgens in Europa en Amerika verkocht worden. Het project is bedoeld om de lokale bevolking aan inkomsten te helpen op een manier die niet ten koste gaat van de bedreigde natuur. Het bezoek zelf is geen succes, want we zien welgeteld drie vlinders; waarschijnlijk zijn we in de verkeerde tijd van het jaar. Het Arabuko-Sokoke Forest is het grootste en best bewaarde kustbos van oost Afrika. Samen met een prima gids (David Ngali) kijken we vooral naar vogels. Het is ongelofelijk wat zo'n man allemaal uit geluiden en voorbij schietende schimmen haalt. We zien zeker tien nieuwe soorten waaronder na sluip-door-kruip-door op een plek die wij nooit gevonden zouden hebben een uiltje dat alleen in dit bos voorkomt. We aarzelen om te gaan snorkelen, maar het weer is te bewolkt. We hebben voor de rit terug naar het westen van Kenia een directe doorsteek van Walindi naar Nairobi uitgezocht, maar als we een eind onderweg zijn op een slechte, onverharde weg realiseren we ons dat de weg door Tjave Oost Nationaal Park gaat en dat ons tussen de $150 en $200 gaat kosten. We beginnen aan een andere doorsteek, maar omdat het al tegen de avond loopt kiezen we de veiligste weg, dat is naar de kust. We komen uiteindelijk bij Takashack, een prachtige plek aan zee met privéstrand, ongeveer 20 km van de plaats waar we 's ochtends vertrokken. Het is de eerste keer na een reistijd van 7,5 maanden dat we zo de mist in gaan met de route. Lake Naivasha In de volgende twee dagen rijden we naar Lake Naivasha, een prachtige plek waar we al een nacht gestaan hebben voor onze terugkeer naar Nederland (video). Margriet haalt haar hart op aan alle vogels. In Hell's Gate National Park, vlakbij het meer, zijn weinig dieren met een dieet van rauwe mens, daarom kun je er zonder onmiddelijke gezondheidsrisico's met de fiets in (video). We huren fietsen en zien onder andere zebra's, gazelles, impala's, bavianen, een giraffe, zwijnen en allerlei vogels waarop we nog aan het puzzelen zijn. Er zijn ook baboons die zo brutaal zijn dat ze je brood uit je handen rukken. Op de terugweg gaan we nog even langs de shopping mall Afrikaanse stijl: een bonte verzameling kleine houten winkeltjes met een nog kleiner assortiment. De volgende dag laten we eerst de auto poetsen. Die zat zo vol met leem van het off-road rijden dat je aan de rijeigenschappen kon merken. Het kost meer dan een uur om hem weer toonbaar te krijgen. In het Crater Lake Sanctuary, waar we daarna naartoe gaan en waarvan de toegangsprijs onderhandelbaar blijkt, zien we behalve de dieren die we ook al in Hell's Gate zagen ook buffels, gnoes, dikdiks, waterbokken, oostelijke franjeapen, roanantilopen en nog meer vogels. Nationaal Park Masai Mara Door het gedoe met de transfer van Dappere Dodo (zie hieronder) halen we de rand van het park niet. We stoppen bij Lexingtone Hotel in Narok, een pas geopend hotel met supervriendelijk personeel. Personeel en gasten komen allemaal langs om de malloten te bekijken die zo rondreizen. De weg tot de Masai Mara is eerst goed, maar de laatste 55 kilometer is de beruchte wasbordweg, waar je vullingen uit je kiezen rammelen als je niet minstens zestig gaat...tot je een kuil tegenkomt. Dit is echt Masaigebied: weidse vlaktes waar mannen in geblokte rode kleden en met grote gaten in hun oren hun kuddes hoeden. Onderweg komen nog we langs een Masai-veemarkt (video). We kamperen vlak buiten de Masai Mara op een prima terrein, maar alweer zonder andere overlanders. In de drie weken dat we weer in Kenia zijn hebben we er pas één gezien. De dag in de Masai Mara is een topdag (video). Niet alleen om de olifanten, giraffes, buffels, hyena en krokodillen en andere wilde dieren die we zien, maar ook door de indruk die de gigantische kuddes zebra's, gnoes en antilopen maken. In geen enkel park hebben we zulke grote groepen bij elkaar gezien. Het is merkbaar dat de dieren al lang niet meer bejaagd worden, want ze vertonen veel minder vluchtgedrag dan op andere plekken. Een hoogtepunt is de groep van 25 nijlpaarden in een dode tak van de rivier de Tarek. We rijden ook nog even naar de Mara, de grootste rivier in het park. Het is er nu leeg, maar rond augustus vindt hier de grote oversteek plaats. Een paar miljoen wildebeesten trekken jaarlijks van het aangrenzende Serengeti in Tanzania naar het noorden. Van de half miljoen wildebeesten die in februari geboren worden overleeft tweederde de tocht niet: ze worden vertrapt in de gekte of opgegeten door in de Mara klaarliggende krokodillen of andere roofdieren. Bijna de hele dag zijn er nauwelijks andere toeristen. Wanneer we bijna het park uit zijn zien we opeens wel een heleboel toeristenbusjes naar één plek scheuren, waar twee leeuwinnen blijken te liggen. Het is een berucht verschijnsel in de parken: chauffeurs van busjes die via een bakkie met elkaar contact houden over plekken waar bijzondere dieren gezien zijn. We overwegen nog even om het bakkie dat we de hele reis als ongebruikt bij ons hebben te activeren om gezellig mee te kunnen racen, maar dan zullen we eerst ons Swahili moeten ophalen. We hebben besloten naar de Masai Mara te gaan, het park met de hoogste beestendichtheid in Afrika, maar zijn verder terughoudend in het bezoeken van grote natuurparken in Kenia, omdat de toegang tot de bekende parken in oost Afrika voor buitenlanders absurd hoog is: een toegangsprijs van $20 tot $90 per persoon vindt men normaal. Er is overigens geen apart tarief (meer) voor auto's met buitenlands kenteken. We horen vaak klagen dat het aantal toeristen zo terugloopt; niet echt verbazingwekkend. PolitiekHet is aardig om af en toe eens een Engelstalige krant te lezen, vooral de ingezonden brieven. Onlangs is in Kenia een controversiële wet aangenomen die polygamie toestaat. Naast reacties als "Dit is een slechte wet, want een huwelijk hoort een relatie tussen twee personen te zijn." en "Polygamie hoort bij de Afrikaanse cultuur, de mensen die ertegen zijn zijn degenen die zoiets bizars als homoseksualiteit goedkeuren." kwamen we ook deze tegen: "Alle honderd parlementsleden moeten verplicht worden een vrouw van ieder van de 42 stammen in Kenia te trouwen. Dan hebben in elk geval 4200 vrouwen en hun families te eten. Voor de parlementsleden mag het geen probleem zijn, die kunnen dat met hun supersalaris best betalen. Hiermee zijn ook de stammentwisten binnen het parlement in een klap opgelost." De lekkende transfer van Dappere Dodo De transfer zit achter de versnellingsbak en wordt gebruikt om de vierwieldrive in- en uit te schakelen. Toyota Mombasa heeft twee rubber manchetten vervangen om het lekken van de transfer te verhelpen. In Naivasha ontdekken we dat de transfer erger lekt dan hij ooit gedaan heeft. Toyota Naivasha legt een noodverband van siliconen aan, maar dat lost het probleem niet op. Wanneer Jan tijdens de lunchpauze onder de auto ligt om het probleem te bekijken, stopt een voorbijkomende automonteur, komt erbij liggen, kijkt er ook naar en neemt ons mee naar zijn "garage". Dit is echt Afrika: geen lobby met veel papierwerk, koffie en mission statements aan de muur zoals bij Toyota in Nairobi, maar een "werkplaats" buiten in het zand voor kleine winkeltjes en heel veel mannen die met nauwelijks gereedschap aan auto's en motoren klussen. De reparatie die hij uitvoert lijkt in eerste instantie goed te helpen, maar na een stuk wasbordweg komt de lekkage terug. Wanneer we terugkomen van de Masai Mara gaan we weer bij hem langs. Hoewel randen en schroefgaten zorgvuldig worden afgedicht, blijkt als we weer in Naivasha zijn dat het lekken niet minder geworden is. Daarom maar weer naar Toyota. Twee keer wordt een oplossing aangedragen die niet helpt. Het valt op dat iedereen die een "reparatie" uitvoert steeds met Afrikaans optimisme roept dat nu het probleem echt is opgelost. Er is weinig begrip voor ons met iedere poging toenemende cynisme. De derde keer wordt de lekkende transfer grotendeels gedemonteerd en van siliconenafdichting voorzien. Toyota Navasha is wel beter uitgerust dan de garages langs de straat, maar het blijft Kenia: halverwege ligt het project waar steeds vier man mee bezig zijn een half uur stil omdat de goede maat sleutel in Naivasha gekocht moet worden. Jan blijft er bij ieder garagebezoek met zijn neus bovenop staan en dat is maar goed ook: bij de eerste twee bezoeken aan Toyota Naivasha heeft hij moeten vragen de transmissieolie aan te vullen nadat we hevig lekkend binnen zijn gekomen en nadat nu een grote bout overblijft na assemblage van de transfer wordt hem verteld dat deze niet bij onze auto hoort; Jan vindt dan zelf de plek waar hij thuishoort. Het lekken lijkt na de laatste ingreep eindelijk verholpen, maar helaas blijkt Dappere Dodo alleen nog in lage gearing te rijden. Na nog een bezoek aan Toyota Naivasha wordt ook dit opgelost. We hebben uiteindelijk elf garagebezoeken gehad om Dappere Dodo weer op orde te krijgen. We besluiten om hem voorlopig maar Deplorabele Dodo te noemen tot hij zich beter gaat gedragen. Weer op reisDe familieaangelegenheden in Nederland zijn afgehandeld, dus we kunnen weer terugvliegen naar Nairobi waar Dappere Dodo staat om de reis richting Zuid Afrika te vervolgen. We hebben een koffer meer bij ons dan op de heenreis met onder andere de gerepareerde kookplaat, een dynamo voor Dappere Dodo, een waterfilter, in Nederland gekochte kleren en hagelslag, Nederlandse kaas en stroopwafels. De reis verloopt volgens plan, er worden geen moeilijke vragen gesteld over onze bagage bij het inchecken en bij binnenkomst in Kenia. Ook Dappere Dodo staat er zoals we hem achtergelaten hebben. NairobiDe volgende dagen in Nairobi besteden we aan inregelen: voorraad aanvullen, opruimen en reparaties uitvoeren met de uit Nederland meegebrachte spullen. De kookplaat blijkt het toch nog niet helemaal goed te doen, maar met de servicehandleiding die we inmiddels geregeld hebben krijgen we hem toch min of meer aan de praat. Wanneer Dappere Dodo naar Toyota gaat voor een kleine beurt worden we onaangenaam verrast: lekkende schokbrekers, gebroken voorveren, een breuk in de horizontale stabilisator en verschillende lekkages. Dappere Dodo is dus lang niet ongeschonden uit de Turkana-trip gekomen. Sightseeing in Nairobi bestaat daarom vooral uit wachten in Toyota-vestigingen. We gaan nog wel naar het Arboratum, een park met veel verschillende bomen, en het Nationaal Museum. Het Arboratum is gezellig, maar klein. Het museum geeft een mooi overzicht met goede Engelse toelichting van de fauna, historie en gebruiken van de bevolking in Kenya. We ontmoeten Brett en Yvonne die vanuit Zuid Afrika een reis om het Victoriameer maken. Naar de kustWanneer we een paar kilometer van Jungle Junction, de camping in Nairobi, weg zijn horen we een geluid alsof er iets aanloopt. Gelukkig is het een probleem dat bij een pompstation in de buurt snel verholpen wordt. We overnachten in Hunters Lodge, een mooie plek aan een meertje, maar dicht bij de weg Nairobi-Mombasa. Je merkt dat het regentijd is aan de natuur: alles is veel groener en in een boom naast de camping zitten minstens zes reigernesten met luid om voedsel krijsende jongen.
Het is de eerste dag dat we ons niet een keer door een verkeersdrempel hebben laten verrassen. We vermoeden een samenzwering tussen de Keniaanse overheid en het verbond van Keniaanse autoherstelbedrijven. De verkeersdrempels worden zelden aangekondigd, liggen op onlogische plekken, hebben precies dezelfde kleur als het wegdek en worden gecamoufleerd tussen grote gaten in de weg en de schaduw van bomen langs de weg. Het volgende stuk van de weg tussen Nairobi en Mombasa gaat door het Tsave National Park. Het is een mooie omgeving, maar we zien geen bijzondere dieren, maar vooral vrachtauto's. We kamperen bij de Red Elephant Lodge in Voi. De lodge ligt direct aan het park, ernaast is een drinkplaats waar regelmatig olifanten komen. Behalve olifanten zien we gazelles en waterbokken. We nemen een route om de chaos van Mombasa heen naar de kust. Het is een slechte, grotendeels onverharde weg door een mooie omgeving. We kamperen bij Twiga Lodge en Campsite, direct aan een wit strand met palmen onder een meestal bewolkte maar soms strakblauwe lucht (video). Volgens de Rough Guide zouden er nog stukjes tropisch regenwoud in de buurt moeten zijn, maar we zien alleen resorts. We maken toch nog een aardige wandeling waarbij we zoals steeds vriendelijke en vrolijke Kenianen tegenkomen die ons begroeten met "jambo". De dienstverlening op de camping gaat op dezelfde manier: "If mama is tired we have laundry service." Een van de geconstateerde lekken van Dappere Dodo was de versnellingsbak. We hadden er nog niets aan laten doen, maar zien nu druppels onder de auto, dus dat betekent reparatie op korte termijn. Daarom gaan we verder naar Mombasa Backpackers in, je raadt het al, Mombasa. We laten Dappere Dodo bij Toyota om de oude stad te gaan bekijken. Op zich zijn er leuke huizen in Portugese en Engelse stijl, maar de hele middag giet het dus het toch weer snel de gastvrijheid van Toyota. Wanneer we de garage uitkomen vragen we ons even af of we een afslag gemist hebben en bij Toyota Venetië zijn beland: er ligt geen weg meer voor de deur, maar een kanaal. De stad is sowieso niet erg ingesteld op regen: door de plassen, de handkarren, de gebrekkige wegen en de volstrekt incompetente verkeersagenten halen we een daggemiddelde van 2,33 km per uur. Lower Omo Valley 2We rijden terug van Jinka naar Turmi, waar we kennismaken met Peter en Leonie. Voordat we uit Turmi weggaan gaan we nog een keer naar de markt. Het is de meest authentieke markt die in de Lower Omo Valley gezien hebben, met veel Hamar die echt voor de markt komen en niet alleen voor de toeristen. Daarna lukt het uiteindelijk toch nog om een bull jumping te zien (zie video) . Bull jumping is een ritueel voor jonge mannen op weg naar volwassenheid en een voorwaarde om te kunnen trouwen. Eerst wordt er gedanst door vrouwelijke familieleden van de jonge man(nen) en dagen de vrouwen mannen uit het dorp uit om hen te slaan met een tak. Alle vrouwen lopen dan ook rond met littekens. Daarna vindt een soort zegening plaats en vervolgens het eigenlijke bull jumpen. Er wordt een aantal stieren naast elkaar gezet, waarna de mannen drie keer naakt over de ruggen van de stieren heen en weer moeten rennen. Zie hier het verslag van Pim met wie we vijf dagen samen reisden. Noord KeniaVoor het eerst in konvooi met Pim, Peter en Leonie rijden we door naar Omorate, de laatste plaats in Ethiopië, en overnachten op de binnenplaats van het National Hotel, een matige plek (video). We maken er nog een aardig staaltje Ethiopisch gedrag mee: een van de medewerkers van het hotel installeert zich op een stoeltje twee meter van Dappere Dodo en gaat zittten kijken alsof we een toneelvoorstelling geven. Hij reageert niet op ons verzoek verder weg te gaan. Pas als we een glas water in zijn gezicht gooien begrijpt hij het. In Omorate moeten we het carnet laten afstempelen voor de uitreis naar Kenia. We starten moeizaam.Onze reisgenoten hebben nog veel Birrs over die ze willen omwisselen in Keniaanse Shillings. Dat kan in Omorate, maar het kost nogal wat tijd eer de wisselaars voldoende Shilllings gevonden hebben. Het alfstempelen van paspoorten en carnets gaat vlot, de tocht naar het zuiden is prachtig door de savanne met hier en daar dorpjes met hutten. We hebben duidelijk het toeristische gebied verlaten: de mensen in de dorpen gedragen zich natuurlijker en vriendelijker. Bij de grens zitten de laatste grote groepen Ethiopiërs, meteen daarna verandert het. Er zijn veel minder mensen en ze dringen zich niet op. We kunnen weer buiten lunchen en wild kamperen. Aan de Keniaanse kant van de grens kan niet gestempeld worden, dat moeten we in Nairobi laten doen; we moeten ons alleen aanmelden bij de politie. We hadden verwacht dat deze weg de moeilijkste van de reis zou zijn, maar de eerste dag valt erg mee; we komen geen moment in de problemen. We overnachten aan de rand van het Sibiloi National Park (video). De tweede dag is duidelijk lastiger, vooral voor Peter en Leonie. We komen door diep zand, gestolde lava en door stenen zo groot als tennisballen of als voetballen. Een keer komen we bijna vast te zitten (video). De banden slijten in twee dagen meer dan tijdens de hele rit van Nederland naar Ethiopië. We kamperen weer wild, nu aan het Turkanameer. De derde dag besluiten we naar Loiyangalani te rijden, een rit van zo'n vijftig kilometer, en de rest van de dag uit te rusten. Vooral voor de motorrijders is het traject ontzettend vermoeiend. Het blijkt het lastigste stuk tot nu toe te zijn en we moeten alle zeilen bijzetten om niet vast te raken in diep zand. De regentijd is nu echt begonnen; het regent dan ook de hele middag flink. Gelukkig geeft dat niet teveel problemen voor het verdere traject. Loiyangalani is leuk en nuttig. Er zijn wat winkels voor levensmiddelen en een telefoonkaart en de bevolking is kleurrijk (video). Hoewel de mooi geklede vrouwen net als in Ethiopië om geld voor foto's vragen is het contact met de bevolking veel vriendelijker dan bij de noorderburen. We overnachten bij Palm Shade Camp, een mooie plek met werkend sanitair en hang- en sluitwerk dat klopt. Omdat het dorp geen electriciteit heeft maar iedereen wel een mobiele telefoon zijn er verschillende winkels waar je tegen betaling je telefoon kunt laten opladen. Ook zien we naast de rieten hutjes een grote satellietontvangstschotel staan. Er wonen vier stammen in de omgeving van Loiyangalani, onder andere de Turkana en de Samburu. De Turkana zijn vissers en ze zijn lang, maar niet zo lang als Jan (sensatie, sensatie). De Samburu moesten oorspronkelijk niets van vis hebben en woonden buiten het dorp omdat het stonk. Door honger gedwongen hebben ze van de Turkana geleerd vis te eten. Ze wonen nu in het dorp en trouwen met de Turkana. De vierde dag begint lastig. Het heeft 's nachts gelukkig niet meer geregend en ook als we weer rijden regent het weinig. Het eerste deel van de weg is vooral stenen, dus we hebben weinig last van het water. Er zitten wel een paar overgangen met grote ongelijkheden in die voor de motorrijders moeilijk zijn. Ook de auto's komen er nadat eerst de weg met stenen geëffend is in de eerste versnelling met vierwieldrive en lage gearing ternauwernood zonder schade doorheen. Als we het meer verlaten wordt de weg veel beter met af en toe zelfs betonplaten. Langzamerhand komt er ook wat meer verkeer. We moeten er wel steeds aan blijven denken dat in Kenia links gereden wordt. Het laatste deel naar South Horr is vooral zandweg, maar hierbij is de gevallen regen een voordeel omdat het de weg steviger maakt. De natuur ziet er lenteachtig uit, misschien door de eerste regen. We overnachten bij de Samburu Sport Center, een mooi terrein met goed sanitair. In South Horr zelf is weinig te beleven. Wel valt op dat alle winkels traliegaas boven de toonbank hebben en de boodschappen door een klein luikje aangeven (video). De laatste dag van het Turkanatraject eindigt in Malalat. Voor we uit South Horr vertrekken kijken we nog even rond in een Samburudorp met heel kleine hutjes en vrouwen met grote, gekleurde kralenkettingen. In Malalat begint de bewoonde wereld weer een beetje: er zijn banken en pinautomaten en er is brandstof te koop. De weg erheen gaat over wasbordweg en steen, maar de route is prachtig met fantastische Afrikaanse luchten. Niet moeilijk om te rijden, maar ook niet aangenaam. We overnachten bij de Yare Safari Lodge. We ruilen foto's met Peter, Leonie en Pim van wie we afscheid nemen. Voordat we het Keniaanse noordelijke woestijngebied uitrijden zien we nog zebra's, impala's, struisvogels en kraanvogels. Er zouden ook olifanten en giraffes moeten zijn, maar die zien we niet. Rift-valleiDe Riftvallei is de geul van 9600 km van Israël tot Madagascar die uitstaan is door het uit elkaar trekken van Afrika en het Arabisch schiereiland. Ook in Ethiopië hebben we er gereden. Als we bij de Riftvallei komen verandert het straatbeeld totaal: geen verspreide dorpjes met hutjes en stammen in traditionele kleding, maar drukke plaatsen met grote groepen mensen in nette (zondagse), westerse kleding. Opvallend is het grote aantal scholen waarvan we overal borden zien. Als we de evenaar passeren is het net opgehouden met regenen. Daarom wel even een foto, maar geen experimenten met wegstromend water (het draait met de klok mee aan de ene kant van de evenaar en tegen de klok in aan de andere). We overnachten bij aan het Naivashameer bij Camp Carnelley's, een prachtige plek waar we zeker nog terug willen komen. Tot de Riftvallei is het wegdek is stenen en wasbord, daarna asfalt met grote gaten en geniepige verkeersdrempels. NairobiWe rijden vlot naar Nairobi. Als eerste halen we de stempels voor de paspoorten en het carnet die we niet bij de grens konden krijgen. Dat gaat boven verwachting vlot. Ook kunnen we voor het eerst sinds heel lang weer eens kaas en yoghurt kopen. We overnachten bij Jungle Junction, een bekende plek voor overlanders, die er nu overigens helaas niet zijn. Wegens familieomstandigheden moeten we de reis tijdelijk onderbreken en een aantal weken/maanden terug gaan naar Nederland. We weten nog niet hoe lang het zal zijn. We zullen vliegen vanaf Nairobi en Dappere Dodo stallen bij Jungle Junction. We besteden de laatste twee dagen aan het voorbereiden van de terugreis en het stalklaar maken van Dappere Dodo. We laten hem schoonmaken en gaan naar de Kariokor-markt waar we zoeken naar een koffer om de kapotte kookplaat in te vervoeren en een stuk plastic om Dappere Dodo af te dekken. In april moet overdekte stalling beschikbaar komen, maar voorlopig staat Dappere Dodo buiten. Het verkeer is een ramp in Nairobi en het kost dus allemaal veel tijd. De markt is ontzettend leuk, omdat er niet alleen spullen verkocht worden, maar alles ter plekke wordt gemaakt, het zijn meer werkplaatsjes op een marktterrein. We hebben nu geen tijd om rond te kijken, dus we gaan zeker terug als we weer in Nairobi zijn. Uiteindelijk vinden we bij de tweede shopping mall wat we zoeken. We krijgen de gelegenheid om "luister niet naar autoriteiten, maar doe wat je wilt" toe te passen: een weg die we willen nemen is afgesloten, maar de bewaker haalt de hindernis weg en laat ons vriendelijk door. Aan de andere kant wil een militair ons terugsturen omdat we geen pasje hebben. We hebben haast omdat we willen inchecken voor de vlucht, dus we voelen er niets voor. Wanneer de hindernis wordt weggehaald voor een (politie)auto glippen we er dus toch maar achteraan. Gelukkig komt niemand ons achterna en zijn we op tijd met inchecken om een goede plaats op de nachtvlucht naar Amsterdam te krijgen. De terugreis naar Nederland verloopt probleemloos. In het vliegtuig missen we alleen het emmertje voor gebruikt papier op het toilet. KookplaatDe kookplaat begint toch steeds meer kuren te vertonen. Hij blijft roken bij het opstarten, wordt veel heter dan anders en schakelt dan ook af door oververhitting. We demonteren hem, maken hem schoon, vervangen het thermoelement en monteren hem weer. Nu vliegt vrijwel direct na inschakelen de zekering eruit. Voor de zekerheid het gloeielement nog een keer vervangen, maar nog steeds vliegt de zekering eruit. Het stinkt naar een probleem in de electronica, iets wat niet op de camping oplosbaar is. Het wordt dus voorlopig koken op de petroleumbranders. Balen!
Arba MinchVoordat we echt vertrekken richting Arba Minch gaan we nog even langs het ziekenhuis om de hechtingen van Jan eruit te laten halen. Het gaat weer vlot en steriel, het publiek bestaat dit keer uit acht praktiserende studenten. Jan krijgt nog wel een preventieve antibioticakuur mee, iets wat in Nederland niet zo snel zou gebeuren. We hoeven uiteindelijk niets te betalen. Het voornaamste oponthoud is het zoeken naar de sleutel van de "minor operations room". De beelden die we kennen van Afrikaanse openbare ziekenhuizen worden bevestigd: een ziekenzaal met bedden vijftig centimeter van elkaar en zonder lakens, een hoofdoperatiekamer (waar Jan toevallig tijdens een operatie in kan kijken omdat de visuele afscheiding maar twee meter hoog is) met een patient monitor als enige bewakingsinstrument en rommel in de vensterbanken en de "minor operations room" met meubels die van ellende bijna in elkaar zakken. In Arba Minch overnachten we bij het Bekele Mola Hotel, met prachtig uitzicht over het Chamomeer. Omdat we weer wat lager zitten is het prima weer om 's ochtends al buiten te ontbijten en ook de hele avond buiten te zitten. Niet verkeerd voor februari. We bezoeken de markt in Chencha in de bergen (video). We nemen er een gids, voornamelijk om van het gezeur van gidsen en allerlei ander volk af te zijn, maar hij vertelt ook interessante dingen over alles wat verkocht wordt. 's avonds ontmoeten we Anja en Nico, die een rondreis door Ethiopië maken. Ze hebben in het onderwijs gezeten en beiden les gegeven op de lagere school waar Jan op gezeten heeft. Een van de highlights van Arba Minch is het Chamomeer met krokodillen en nijlpaarden. Een bezoek met een boot is het beste. Omdat de meeste kosten per boot zijn, zoeken we medereizigers, maar zonder succes. We zien een mooie groep heel grote krokodillen, waar we ook heel dichtbij komen. Van de nijlpaarden zien we weinig meer dan een paar keer een neus. De organisatie is weer echt Ethiopisch: eerst naar het toeristenbureau om de boot te regelen, dan 12 km rijden om kaartjes voor het park waarin het meer ligt te kopen en dan 8 km rijden naar de vertrekplaats van de boot. We moeten een gids, die uiteindelijk niets verteld wat we niet al in de Lonely Planet gelezen hebben, en de bootbestuurder met een jerrycan brandstof voor de boot in Dappere Dodo meenemen. Een hoop gedoe, omdat we eigenlijk niet ingericht zijn op passagiers en de stinkende jerrycan niet in onze woonruimte willen hebben; dat ruik je nog een week. Als we ook nog door de gids opgejaagd worden en de totale tocht korter duurt dan de minimaal beloofde tijd nemen we wraak. We rijden niet met de twee heren 8 km terug naar het toeristenbureau, maar blijven nog in het park koffie drinken en vogels kijken. Ze mogen zelf uitzoeken hoe ze terugkomen, want we zijn tenslotte geen taxibedrijf. Wanneer we een uur later terug rijden staan ze nog op transport te wachten, ha, ha. 's middags gaan we naar en ander deel van het park. Het is prachtig bos, maar zonder scout mag je er alleen rondrijden, niet wandelen. KonsoKonso ligt op de rand van de Lower Omo Valley, het gebied waar de rivier de Omo uitmondt in het Turkanameer. De highlight van dit gebied is de nog zeer traditioneel levende stammen. We zetten Dappere Dodo bij het Konso Edget Hotel en gaan naar de markt, die we hier ongestoord kunnen bekijken (video). Behalve kleding en groenten worden onder andere katoen, geiten, maismeel en brandhout verhandeld door mensen die met onmogelijk zware lasten op hun rug lopend of gepropt in een overvol busje uit de omgeving gekomen zijn. De traditionele Konso-dorpen liggen rondom Konso (video). Ieder dorp bestaat uit negen compounds, voor iedere clan een. Ze zijn afgescheiden door houten hekken en erin staan de ronde hutten dicht op elkaar. De hutten hebben ingangen waar je alleen op handen en voeten in komt. De inrichting is heel primitief: een verhoging om te zitten, kale dierenhuiden om te slapen, een plek voor etensvoorraden en een vuurplaats zonder schoorsteen in het midden. Er wordt niet getrouwd binnen de clan en jongens slapen niet thuis, maar in een gemeenschapshuis. Het dorp heeft een paar plekken met generatiepalen: iedere achttien jaar wordt een nieuwe generatie leiders geselecteerd en dan worden ook nieuwe generatiepalen opgericht terwijl de oude een kopje kleiner worden gemaakt (de oude palen, niet de oude leiders). Clanleiders en de Konso-koning leven in grote eenzaamheid om onpartijdig recht te kunnen spreken. Er worden waga's (houten beelden) opgericht voor overleden krijgers, waarbij de krijger en zijn slachtoffers (mensen en dieren) zijn afgebeeld. Rondom de dorpen zijn knap gemaakte terrassen. Groepen mannen en vrouwen bewerken met primitief houten gereedschap het land. We bezoeken de dorpen Machekie en Gesergio. Gesergio heeft de bijnaam "New York" omdat het naast zandsteenformaties ligt die aan wolkenkrabbers doen denken. Er wordt lokaal bier voor € 0,08 per kalebas gedronken. Voor we naar de dorpen gaan hebben we weer een gevecht over gidsen. Samen met Davy, een Fransman die twee jaar met openbaar vervoer door Azië en Afrika reist, proberen we een bezoekformulier voor de dorpen te kopen zonder er een gids bij te krijgen, voor ons vooral omdat hij niet in de auto past. Het toeristenbureau beweert dat een gids verplicht is, we weten dat dat niet zo is. Na een uur discussie en bezoek aan drie gebouwen krijgen we een uiteindelijk zonder kosten een "expert" mee, die op een motor voor ons uitrijdt. Hij spreekt slecht Engels en weet weinig van de dorpen, maar we hebben ook geen last van hem. Ethiopië is echt bezig zich ontzettend impopulair te maken op deze manier, maar het is moeilijk de Ethiopiërs dat aan het verstand te peuteren. Lower Omo ValleyTurmi is de eerste plaats waar we naartoe gaan in de Lower Omo Valley (video). De Omo is de rivier die door het gebied stroomt en uitmondt in het Turkanameer. Het is een van de laatste gebieden in Afrika waar nog stammen wonen die zo traditioneel leven als de mensen hier doen. Ze leven van kleinschalige landbouw en het hoeden van vee en hebben nauwelijks bezit. Ze wonen in kleine ronde hutten zonder meubilair in kleine dorpjes. Kenmerkend is hun kleding en haardracht, de manier waarop ze hun lichamen beschilderen en versieren en hoe ze zich verminken met onder andere lipschotels, oorschoteltjes en littekens die tijdens ceremonies (onder andere het bull jumping) worden aangebracht en gecultiveerd. Iedere stam doet dat weer anders. Voor we naar Turmi vertrekken wisselen we eerst nog "even" honderd dollar in Birr. Formulier invullen en koers opzoeken gaan vlot (hoewel de rekenmachine eraan te pas komt om uit te rekenen hoeveel Birr honderd dollar is als bekend is hoeveel Birr één dollar is). De kassier die de Birrs moet uitbetalen heeft het moeilijk: vijf keer de vijf twintigdollarbiljetten natellen, iets in de computer intikken, vertwijfeld naar het scherm staren, twee collega's erbij halen, met z'n drieën vertwijfeld naar het scherm staren, vijf keer negentien honderd-Birrbiljetten natellen en dan, ja we maken het toch nog mee, uitbetalen. Je blijft je toch verbazen hoe slecht de mensen kunnen rekenen: als je twee dingen van 85 Birr koopt is de rekenmachine nodig om de totaalprijs uit te rekenen, als je iets koopt van 155 Birr en 200 Birr geeft ook, om het wisselgeld te berekenen. Probeer vooral niet 205 Birr te geven om 50 Birr terug te krijgen, dat leidt tot totale verwarring. Zelfs als je vijf broodjes van vijf Birr koopt moet je ze voorrekenen dat je met twee biljetten van tien en één van vijf gepast betaalt. Het is een mooie weg naar Turmi. Het land is rood en heuvelachtig met terassen en groene bomen waarin vrouwen lopen van wie de kleur van de klederdracht prachtig harmonieert met het land. Wanneer we de Lower Omo Valley ingaan wordt het land kaler en veel leger. Voor het eerst zetten we weer eens de stoelen buiten om koffie te drinken, iets wat we steeds gedaan hebben, maar waar we in Ethiopië mee gestopt zijn, omdat er altijd toeschouwers waren. In Turmi, waar de Hamarstam woont, staan we op Mango Camp, prachtig onder hoge bomen aan een rivierbedding. De volgende dag doen we het rustig: naar het dorp voor boodschappen, wandelen door de rivierbedding en genieten van de campingplek. Jan was van plan om naar bull jumping te gaan kijken, maar de verwarring heerst weer alom: het is vandaag, het is morgen, het begint om zeven uur, het begint om een uur, het is zes kilometer hiervandaan, het is vijftien kilometer hiervandaan. Uiteindelijk blijkt er geen bull jumping te zijn. Jan maakt bij het verkeersbureau een afspraak voor de volgende dag. De Kaske, de rivier waar we zeven jaar geleden na een middag en nacht regen vijf uur nodig hadden voor de oversteek met zes LandCruisers staat nu droog. De mensen graven kuilen in de rivierbedding waaruit ze met emmertjes water halen. Maandag is marktdag in Turmi en dinsdag in Dimeka, dertig kilometer van Turmi ()video). Uit de Hamardorpen in de omgeving komen prachtig versierde Hamars met hun handelswaar. De vrouwen dragen rokken van dierenhuid die met kralen versierd zijn, hebben allerlei soorten metalen arm- en nekbanden en hun haar vaak op een bijzondere manier met oker bewerkt. Ook de mannen hebben een bijzondere haardracht. Wanneer ze pas een gevaarlijk dier of een vijand vermoord hebben dragen ze een veer in hun haar en het aantal oorringen geeft aan hoeveel vrouwen ze hebben. Ze hebben bijna altijd een klein houten krukje bij zich dat ze gebruiken om te zitten, maar ook als kussen om te liggen zonder dat hun coiffure door de war raakt. We zien geen groenten of fruit te koop aangeboden, wel kruiden, peulvruchten, hout, geiten en sierraden. De Hamar leven van beperkte landbouw en het hoeden van vee. Voortdurend willen Hamars zich tegen betaling van twee Birr op de foto laten zetten. Ze hebben een hekel aan biljetten met scheuren of stukken eraf; begrijpelijk maar niet gemakkelijk als je ziet wat voor vodden in het geldverkeer rondgaan. Vaak krijg je overigens de beste videoöpnames door een tijd op een muurtje te gaan zitten en met de camera op statief te registreren wat voorbij komt. De bull jumping is Jan niet gegund: hij gaat nog even extra langs bij het verkeersbureau om de vorige dag gemaakte afspraak te bevestigen; ja ja om twaalf uur is er een gids bij de camping. Maar wat er ook verschijnt, geen gids. De laundry service die ons door de camping bij aankomst werd aangeboden blijkt meer een soort wasserettemodel: wanneer we met de was aankomen wordt de put van het slot gehaald om zelf te kunnen spoelen. We maken een rit naar Kolcho (zie video). In Kolcho woont de Kanostam. Het is een prachtige route door een savannelandschap met veel termietenheuvels, platte Afrikaanse bomen en af en toe een Hamar in traditionele kleding; Afrikaanser kan het niet. Kenmerkend voor de Kanostam zij de lichaamsbeschilderingen. De hele dorpsbevolking staat al volledig uitgedost om foto's te vragen, het tarief is nu vijf Birr. Als ze ook nog proberen 450 Birr (€18) te incasseren voor dorpsbezoek rijden we zonder te betalen boos weg. We hebben Ying meegenomen. Ying is een Chinese die zonder eigen vervoer door Afrika trekt. Omdat sommige plaatsen helemaal niet per openbaar vervoer bereikbaar zijn en andere met een bus die maar twee keer per week gaat, is ze op dit soort hulp aangewezen. Jan doet een laatste poging om het bull jumpen te zien. Samen met Dan en Ying gaat hij met twee gidsen naar het dorp waar het zou moeten gebeuren. Volgens de gidsen zou vervoer geen probleem moeten zijn, maar gelukkig kunnen we zelf wat regelen, anders was er niets van terecht gekomen. Ying had al kennis gemaakt met Dan, een Duitser die alleen met een auto met chauffeur door Ethiopië trekt en aanbiedt met hem mee te rijden. Twee gidsen, beiden van de local guides association willen persé alletwee mee. Na discussie betalen we er een. Het zou een uur rijden en een uur lopen zijn, maar nergens is bull jumping te vinden. Het lopen gaat over enge steile paadjes. De gidsen beginnen rond te vragen, maar steeds worden we "achter de volgende heuvel" gestuurd. Als het begint te onweren en donker wordt vragen we ons geld terug en lopen naar de auto. In totaal hebben we 3.5 uur gelopen door mooil landschap, dat wel, maar geen stier gezien. We gaan via Key Afar naar Jinka. In Key Afar is markt (video). Key Afar ligt tussen het gebied van de Ari, de Banna en de Hamar in. Op de markt zijn de drie stammen, ieder met hun eigen kleding en versiering te zien. We kunnen er redelijk ongestoord rondlopen. Opvallend is het grote aantal toeristen in vergelijking met ons bezoek zeven jaar geleden; toen waren er nauwelijks groepen zoals wij, nu zijn er volop groepen en individuele reizigers, zeker in het noorden nu de weg naar Jinka geasfalteerd is. De lokale bevolking is ook nog commerciëler geworden dan ze zeven jaar geleden al was. In Jinka staan we op een mooie plek in de tuin van het Jinka Resort. We hebben weer verschillende keren problemen met de kookplaat gehad en krijgen hem nu zelfs onder gunstige omstandigheden niet aan de gang. Daarom vervangen we het gloeielement maar weer. Dat lijkt succes te hebben. Experimenten met lokale groente van de markt hebben dat minder, zodat we de blikjesvoorraad moeten aanspreken. Jinka is de grootste plaats in de Lower Omo Valley. Daarom doen we er, voordat we het Mago National Park ingaan, onze laatste boodschappen, wisselen en tanken we ter voorbereiding op de rit langs het onherbergzame Turkanameer. We zien nauwelijks dieren in het park, landschappelijk is het mooi. Er wordt een brede weg aangelegd, heel anders dan toen we hier zeven jaar geleden waren en over de graspaden hobbelden. In het park wonen de Mursi, de stam die vooral bekend is van de lipschotels. We zijn er de vorige keer geweest, het was toen een agressieve, niet erg aangename ontmoeting. Van toeristen die er nu geweest zijn horen we dat het beslist niet beter geworden is, vooral ook onder invloed van de gidsen uit Jinka. Daarom stoppen we nu niet bij de Mursidorpjes. Overigens hebben we ook hier weer een conflict met de gidsen. We weten dat een gids en ook een scout niet meer vereist zijn om het park in te gaan, maar onderweg naar het park proberen gidsen op een brommer ons al tegen te houden. Als we doorrijden wachten ze ons op bij de ingang van het park en beginnen een agressieve discussie met ons, de kaartjesverkoper en een politieagent ter plekke om te proberen ons een gids te laten nemen voor we verder kunnen. Gelukkig wordt ons, in tegenstelling tot in Konso, nu wel een kaartje verkocht zonder koppelverkoop. We rijden dan maar gewoon weg, hoewel de politieagent, die met de situatie geen raad weet, ons vraagt te blijven staan. De laatste dagen krijgen we steeds meer onweer en regen. We gaan duidelijk richting regentijd, die volgens de boeken half maart begint. We blijven relatief lang in het gebied, hoewel we intussen aardig genoeg beginnen te krijgen van de meeste Ethiopiërs: steeds als je ergens mee bezig bent bij je komen staan en je aanstaren zonder iets te zeggen en vooral het altijd meer willen - altijd een "faranji" (buitenlander)-prijs verzinnen die hoger is dan de lokale prijs, nooit tevreden zijn, hoeveel je ook geeft en ieder gesprek starten met als doel je ergens voor te laten betalen. We wachten op Pim, Peter en Leonie. Pim kenden we al uit Nederland en van de Danakil, Peter en Leonie maken een overlandtrip per motor van Nederland naar Zuid Afrika. Omdat er nauwelijks mensen wonen en geen voorzieningen zijn in noordwest Kenia hebben we besloten samen te reizen. Waarschijnlijk sluiten Carla en Pieter, twee Nederlanders met een LandCruiser, zich ook nog aan. Klok en datumIn Ethiopië wordt de Juliaanse kalender gebruikt, niet de Gregoriaanse zoals bij ons. Dat betekent dat alle data zeven jaar lager zijn dan bij ons: het is er nu 2006. Ook de klok is anders: de telling begint bij onze zes uur 's ochtends. Dus drie uur in Ethiopië is negen uur bij ons. Genoeg reden voor regelmatige verwarring.
Addis AbebaWe vullen onze voorraad aan in de eerste redelijke supermarkt die we in Ethiopië tegenkomen en vervangen de kapotte accu. Die moet uiteraard cash betaald worden; bij de zesde pinautomaat die we proberen kunnen we geld opnemen. Daarna beginnen we aan het visumverlengtraject. Zo makkelijk als het krijgen van het visum was, zo moeilijk is het verlengen. Het begint met de screening. Er is geen nummertjestreksysteem, maar als je binnenkomt moet je achteraan gaan zitten en van stoel naar stoel opschuiven tot je vooraan bent. Dat we ons visum willen verlengen veertien dagen voor het afloopt omdat we op de afloopdatum niet meer in Addis Abeba zijn is volgens de regels onmogelijk. Dus worden we vier lagen hiërarchie langsgestuurd voor een handtekening. Daarna belanden we in een rij die goed lijkt voor een dag wachten. We wachten het niet af, maar zorgen dat we de volgende dag om kwart over acht voor de deur staan. Dat helpt, om kwart over negen staan we weer buiten. Het ophalen van de paspoorten de volgende dag zal ook snel zijn: we hebben ze terug voor we goed en wel geparkeerd hebben. We gaan naar twee plekken waar vaak overlanders komen, het Baro Pension en Wim's Holland House om te kijken of er anderen zijn met wie we samen het moeilijke traject langs het Turkanameer naar Kenia kunnen doen, maar er is niemand. Ook van Wim horen we dat er nauwelijks overlanders meer komen. We horen ook dat overlanders die terug gaan naar het noorden nu twee opties hebben: langs de westkant van Egypte naar Libië of met een Saoedisch transitvisum dat in Khartoum verkrijgbaar is van Port Sudan via Jeddah naar Jordanië. We nemen afscheid van Daniel en Aminata bij wie we drie dagen gelogeerd hebben. We hebben tevergeefs gezocht naar een passend cadeautje en daarom besloten tot een extra gift aan Mambo Poa (www.MamboPoa.nl). Mambo Poa is een kleinschalige, door Daniel opgerichte charitatieve instelling die het aan begaafde Ethiopische kinderen uit een arme omgeving mogelijk maakt een opleiding te volgen. Mambo Poa is efficiënt opgezet, waardoor de overhead verbazingwekkend laag is. Van harte aanbevolen! Het MerengebiedWe bezoeken het prehistorische terrein bij Awash en de obelisken bij Tiya. Het Melka Kunture prehistorische terrein is een van de plaatsen waar de eerste tekenen van menselijk leven gevonden zijn. Het oudste stuk is tussen de 3,5 en 4 miljoen jaar oud, het oudste gevonden gereedschap is twee miljoen jaar oud. We zijn niet ver van de plek waar overblijfselen van de oudste mens ("Lucy") gevonden zijn. Er is een tentoonstelling met veel uitleg in het Engels met prehistorische schedels, gereedschappen en nijlpaardbotten en twee stukken opgraving. Op een stuk van zo'n veertig vierkante meter zijn tweeduizend gereedschappen gevonden. De obelisken bij Tiya zijn tot zo'n twee meter hoog en zijn uitgeroepen tot een UNESCO-site. Het zijn er ongeveer dertig, met allerlei symbolen. Over de afkomst is heel weinig bekend. We vinden een kampeerplek en staan een dag bij het Green Valley Resort, een mooie maar voor de aangeboden faciliteiten dure plaats aan het Ziway-meer (video) waar de ibissen gevoerd worden (video) en ook heel veel andere vogels zijn (video). Daarna trekken we door naar Awassa aan het Awassameer. We staan een dag op de Adenium Campsite. Het is een bekende plek voor overlanders, maar ook hier zijn we alleen. De vismarkt is Awassa is een levendig gebeuren met vissers die hun netten in orde maken en vis sorteren (video). We worden er wel erg moe van het gezeur: mannetjes die beweren dat we de vismarkt niet op kunnen zonder gids, het vijftigste jongetje dat een boodschappentas probeert te verkopen, andere jongens die tegen onze nadrukkelijke zin toch Dappere Dodo gaan poetsen en kinderen van wie de handen maar één stand hebben: ophouden om te zeuren om geld, pennen, snoepjes of t-shirts. Onderweg in Shashemene proberen we geld te pinnen, maar geen enkele ATM doet het, want er is weer eens "no network". Het is ongelofelijk hoe slecht het telefoonsysteem in Ethiopië functioneert; toch loopt iedereen met een mobiele telefoon. We zijn blij dat we een satelliettelefoon bij ons hebben, niet alleen voor de gebieden zonder GSM-dekking, maar gewoon om een telefoon te hebben die het altijd doet. Je moet er niet aan denken dat je een bedrijf zou moeten runnen met deze communicatiekwaliteit. Wondo GenetWondo Genet is een plaatsje in de buurt van Awassa met hete bronnen; het is een bekend uitstapje voor Ethiopiërs (video). We staan op het mooie terrein van het Wondo Genet Hotel met veel vogels en apen. Helaas wordt het voor ons (ge)wondo renet. Wanneer een wandelingetje in de buurt gaan maken worden we eerst weer lastiggevallen door zogenaamde gidsen die ons willen aanpraten dat we een van hen moeten meenemen voor onze veiligheid. Wanneer we ze kwijt zijn ontmoeten we een man met een herdersstok die met ons mee begint te lopen, maar geen woord Engels spreekt. Even later duikt er weer een "gids" op die zijn diensten probeert te verkopen en mee blijft lopen. Als we op een kwartier afstand van het hotel zijn besluiten we terug te gaan, omdat er grijze wolken komen en we het gedoe niet prettig vinden. Plotseling begint de man met de stok Margriet en vooral Jan te slaan en probeert Jan's videocamera te stelen. De "gids" gaat ervandoor met het fototoestel van Margriet. Ze hollen weg als er andere mensen aankomen. Iedereen bij het hotel en onderweg is zeer ontdaan: zoiets is nog nooit voorgekomen en het is niet alleen slecht voor Wondo Genet, maar voor heel Ethiopië. De politie komt erbij en gaat met een groot team op zoek. Intussen gaan we met twee mensen van het hotel en een echte gids langs bij de EHBO in Sashemene, waar Jan vier hechtingen krijgt. De eerste indruk van de EHBO-post is door verlichting en rommel op de vloer niet geweldig, maar het gebeurt allemaal heel steriel en professioneel. Het gebeurt wel met Ethiopische efficiency: hoewel er misschien een kwartier behandeld wordt zijn we al met al vier uur onderweg. De deur van de behandelkamer blijft open staan, dus hebben we weer volop toeschouwers, van wie niet duidelijk is of het om personeel, patiënten of zomaar belangstellenden gaat. Het hotel neemt de EHBO-kosten voor zijn rekening en geeft ons ook gratis een kamer, die we overigens alleen gebruiken voor de douche. Wanneer we er terugkomen horen we dat de namen en adressen van de daders bekend zijn, maar dat ze nog niet zijn gevonden. 's nachts zoekt een team van een stuk of tien soldaten verder. We blijven nog een dag staan. Al het hotelpersoneel komt langs om te informeren naar ons welzijn en zich te verontschuldigen voor het gebeurde. We zijn na de soms negatieve ervaringen met Ethiopiërs gerourd door de vriendelijkheid en het medeleven van alle mensen. De hoteldirecteur biedt alle hulp aan die nodig is en verbaast zich dat we liever in Dappere Dodo slapen dan in een hotelbed. De commandant van de lokale politie komt zich met een gevolg van 25 mensen persoonlijk op de hoogte stellen en ook de directeur van het toeristenbureau komt zich verontschuldigen. Er is 's ochtends spoedoverleg geweest tussen onder andere de politiecommandant, de burgemeester en de de voorzitter van de rechtbank; ja, dit wordt echt hoog opgenomen. Het blijkt dat een van de daders al twee keer in de Ethiopische "Opsporing verzocht" geweest is en de ander een gewezen atleet is die om disciplinaire redenen verwijderd is. Informanten van de politie hebben laten weten dat de camera te koop is aangeboden, dus we houden hoop dat hij weer boven water komt. 's middags gaan we eerst naar de politie om proces verbaal op te laten maken en daarna naar de EHBO voor een rapport dat de politie nodig heeft. Helaas, de rapportenschrijver is al weg, dus morgen terugkomen. Het kost uiteindelijk nog een ochtend om de rapporten gemaakt en bij de politie te krijgen. Het volgende nieuws is dat de mannen in een hotel gesignaleerd zijn, maar wisten te vluchten toen een auto vol politieagenten aankwam. Een kwartier nadat we vertrokken zijn na de Bale Mountains stuurt de hotelmanager het bericht dat de camera terecht is. Helaas doet Ethiopia Telecom er een halve dag over om de SMS af te leveren, zodat we hem moeten ophalen als we terugkomen. Serawit, de gids die meegegaan is naar de EHBO gaat ook mee om de papieren voor de politie te regelen. Hij vertelt dat hij een paar jaar voor verpleegkundige gestudeerd heeft maar nu als gids werkt om zijn verdere studie te kunnen betalen: € 160 collegegeld per jaar en € 20 huur per maand. Hij komt uit een christelijk gezin met zes kinderen. Zijn vader heeft naast zijn moeder nog twee vrouwen en in totaal 23 kinderen. Zijn vader woont bij een andere vrouw. Vijf van de zes kinderen wonen nog thuis en zijn niet getrouwd. Niemand heeft een vaste baan, ze verdienen wat geld met de verkoop van koffie op de markt. Het is ook niet gemakkelijk een baan te vinden op een plek waar tienduizend mensen wonen en waar het hotel met 95 banen de enige particuliere werkgever is. Zijn oudste zus heeft twee jaar in Libanon als hulp in de huishouding gewerkt. Serawit probeert samen met haar € 480 bij elkaar te brengen zodat hun moeder een winkeltje kan beginnen voor haar eigen levensonderhoud. De grootmoeder van Serawit heeft vroeger ook bij zijn familie gewoond, maar woont nu in de kerk om te bidden. Veel oude mensen doen dat, vooral vrouwen. In de kerk van zijn grootmoeder wonen er nu dertig. De kerk voorziet in haar levensonderhoud en als Serawit wat geld verdiend heeft gaat hij ook wat brengen. Bale Mountains National ParkHet Bale Mountains National Park is het belangrijkste natuurgebied van Ethiopië. We overnachten bij de pas geprivatiseerde Dinsha Lodge & Camping in het park. Hoewel er van alles verbeterd en gerepareerd kan of moet worden zit het personeel te kaarten en zit de nieuwe manager in de zon; er zijn allerlei plannen voor grote wijzigingen, maar voorlopig is alleen de tarievenlijst veranderd en blijven de kleine dingen liggen; onvoorstelbaar in westerse ogen, maar meer regel dan uitzondering in Afrika. De lodge ligt op 3300 meter, tot ongenoegen van de kookplaat; voor het eerst sinds lang hebben we 's ochtends de petroleumbrander nodig voor koffiewater. We zien verschillende soorten antilopen, heel veel wrattenzijnen, apen en allerlei soorten vogels; het is een prachtig gebied voor een ontspannen wandeling. Eindelijk kan Margriet weer eens brood bakken in de Dutch Oven. Na nog een ochtendwandeling gaan we door naar de Sanetti-hoogvlakte op 4100 meter. Dit is de enige plaats waar de Ethiopische wolf voorkomt, de meest bedreigde wolvensoort waarvan er nog een paar honderd zijn. Kort na aankomst 's middags zien we een wolf, tegen de schemering, de tijd waarop je normaal meer dieren verwacht, regent of mist het; het enige zoogdier dat we dan nog zien is een konijn. Een anticlimax is dat er overdag vee graast op de hoogvlakte. Dappere Dodo brengt ons met een enkel prutteltje maar verder probleemloos, voor de kookplaat is de hoogte teveel gevraagd, zelfs 's middags bij relatief hoge accuspanning en temperatuur. 's avonds mogen we het huisje gebruiken dat er staat voor onderzoekers. Er is een houtkachel waarop ook gekookt kan worden, zodat we het gelukkig een beetje warm kunnen stoken. Voor we de volgende ochtend terug gaan maken we nog een wandeling. Het is een prachtige Afro-alpine omgeving, maar de wind is snijdend koud en we zien geen dieren meer. Terug naar Wondo GenetWe rijden terug door het vruchtbaarste gebied van Ethiopië en zien dan ook relatief grote percelen grond en meer tractoren in plaats van trekvee. Toch is het een aantrekkelijk landschap met mooi, ronde boerderijtjes met rieten daken waarvan het erf is begrensd met natuurstenen muren of cactussen. We horen dat de twee mannen die ons overvielen op een motor gevlucht zijn, maar dat hun ouders zijn gearresteerd en gevangen zitten in de hoop dat de mannen zich melden; zo gaat dat in Ethiopië. Ze hadden het fototoestel voor €200 (ongeveer de helft van de nieuwprijs) verkocht aan een handelaar in een dorp vlakbij. De handelaar werd getipt dat het toestel gezocht werd, probeerde met een motor te vluchten, maar werd door de politie gearresteerd en zit nu in de gevangenis. De man met de stok is een echte crimineel: hij heeft er al vijf jaar gevangenis opzitten en heeft in verschillende plaatsen in Ethiopië buitenlanders beroofd. De verwachting is dat hij vijftien jaar krijgt als hij gepakt wordt; ook dat is Ethiopië. Helaas moeten we het verzoek afslaan om op de rechtszitting te verschijnen. Het verhaal is in de lokale pers en op de lokale radio verschenen en het hele dorp kent het; we zijn nog meer een bezienswaardigheid dan we altijd al zijn. Ook boeren in de omgeving zijn nog steeds heel boos en verontwaardigd, niet alleen omdat zoiets in Ethiopië niet hoort te gebeuren, maar ook omdat toeristen vaak lokale projecten zoals scholen ondersteunen. Zulke mensen moet je te vriend houden. Het fototoestel krijgen we onbeschadigd terug. We slapen 's nachts slecht. Er is weer eens een orthodox-christelijke feestdag en er is een kerk die vroeger een privékerk van keizer Haile Selassie was naast het hotel. Om tien uur 's avonds komt een groep in witte gewaden gehulde, vrolijk zingende vrouwen bij de kerk. De hele nacht wordt er gepreekt en gezongen door een priester die dat zo vals mogelijk doet. Uiteindenlijk gaat de dienst tot ongeveer elf uur de volgende ochtend door. De orthodox-christelijke kerken hebben de gewoonte van de mohammedanen overgenomen om een luidspreker op het dak te zetten waarmee het hele gebeuren integraal wordt uitgezonden. Waarom valt hier altijd de electriciteit uit, maar niet nu? Wanneer de kerk even stil is worden we wakker gehouden door een andere Afrikaanse gewoonte: de auto naast Dappere Dodo wordt gestart, de motor ervan blijft een half uur lopen en wordt dan weer uitgezet. 's middags maken we met Serawit een wandeling door de omgeving. Het landschap is prachtig afwisselend en we zien allerlei nieuwe vogelsoorten, waaronder veel endemische. We zien ook veel mensen met pakken of karren sqat, een drug die in Nederland veel door Somaliërs gebruikt wordt en sinds kort verboden is. De mensen zijn onderweg naar de sqat-nachtmarkt die hier gehouden wordt. Bahir DarWe houden een rustige dag op de camping. We zien weer hetzelfde dat we steeds gezien hebben: het groen wordt heel mooi verzorgd, maar hang- en sluitwerk, sanitair en elektriciteit is gammel en vies. De verlichting doet aan een gevangenis denken, maar het eten is goed en goedkoop (video). Jan gaat naar de kapper. Waar dat in de Emiraten goed en goedkoop was, is het nu geen succes. De kapper verteld dat hij nooit opgeleid is, maar dat het kappen een familietraditie is, zijn vader en broer doen het ook. Helaas, de coiffure van Jan roept na deze operatie net iets te veel associaties met bloempotten op. Ze zijn hier gewend aan kroeshaar en dat is dus te merken. We ontmoeten Colin en Diana uit Engeland. Ze zijn al zestien maanden onderweg in Afrika en zijn nu aan het uitpuzzelen hoe ze in Europa kunnen komen. Ze zitten boordevol tips. Ook Pim is uit Soedan aangekomen en staat onverwacht op de camping. We maken afspraken met Pim om samen naar de Danakil Depression te gaan. Het valt weer op hoeveel mensen er overal rondlopen, zeker rondom de dorpen, maar ook daarbuiten. Wanneer er markt is in een dorp trekken er hele drommen naartoe. Maar ook wanneer je denkt een rustig lunchplekje op een berg te hebben staan er drekt twaalf kinderen om je heen die blijven staren tot je vertrekt. Eigenlijk wel begrijpelijk, want wij zijn minstens zo bezienswaardig als zij en wij komen ook naar hen kijken. Zeker in de dorpen is de armoede groot: iedereen loopt in oude, vieze kleren. Het valt op hoe laag de gemiddelde leeftijd is van de mensen. Het heeft waarschijnlijk te maken met de hoge kindersterfte. Nog niet zo lang geleden werd een op de drie kinderen in bepaalde gebieden vijf jaar, nu een op de twee. Het betekent wel dat de bevolking anderhalf keer zo snel groeit. De lage levensverwachting van jonge kinderen verklaart ook waarom ouders er weinig in investeren. Ze krijgen pas hun echte naam als ze vijf zijn en er wordt weinig aandacht besteed aan het bijbrengen van kennis en vaardigheden in de levensfase dat ze er het meeste voor open staan. Ze moeten ook al heel snel een economische bijdrage gaan leveren, al is het maar passen op een jonger broertje of zusje of het verkopen van kauwgum. Het valt ook op hoeveel auto's van internationale hulporganisaties er rondrijden. Het is voor ons niet duidelijk of het een probleem oplost of het in stand houdt. Iedere buitenlander wordt in elk geval met bedelen benaderd. Ook de jongste kinderen zullen altijd om geld en pennen vragen. Maar in het algemeen zijn de mensen vriendelijk en vrolijk. Er is in elk geval veel meer leven dan in de Arabische landen. GonderWe zijn nu bijna verlost van de oproepen tot gebed om vijf uur 's ochtends, maar daar zijn kerkdiensten die om half vijf 's ochtends beginnen, drie uur duren, in de loop van de dag herhaald worden, net zo weinig melodieus zijn als de Islamitische gebedsoproepen en via luidsprekers over de omgeving worden uitgespreid voor teruggekomen. In een plaats als Gonder met 44 kerken waar dit door elkaar gebeurt leidt dit tot een kakefonie die niet echt aantrekkelijk is. We overnachten op de binnenplaats van het Belegez Pension, een bekende plek voor overlanders. De kerk Debre Berham Selassie heeft waarschijnlijk de mooiste verzameling schilderingen van Ethiopië. Ze stammen uit de zeventiende eeuw. Vooral de 104 mysterieuze gezichten op het plafond zijn bijzonder. We komen bij een groep kerkgangers die aan de "koffie na de dienst", in dit geval injera (het nationale "staple food" van Ethiopië) en een drank waarvan we niet kunnen achterhalen wat het is. Wanneer we veertien dagen blijven kunnen we worden ingewijd in de gemeenschap (video). We zien er maar van af. Ook uit de zeventiende eeuw is de Royal Enclosure (video). Het is een verzameling kastelen die naast elkaar op een terrein staan: iedere nieuwe koning bouwde zijn eigen kasteel. Het is nu een Unesco Heritage. Het is ook een prima decor voor bruidsfoto's (video) Onderweg van Gonder naar Debark vinden we een begrafenisstoet op onze weg: echt Noord-Ethiopisch met heel veel mensen in witte gewaden (video). Simien Mountains National ParkSimien Mountains National Park (video) is een berggebied tot vierduizend meter hoogte. We rijden naar het uitgangspunt Debark (video) en overnachten op de binnenplaats van het Simien Park Hotel. Onderweg komen we een heel grote begrafenisstoet tegen. We regelen de dagtocht en gaan nog even Debark in. Wat een chaos en armoede! Zo hebben we het nog niet eerder gezien! Met alle toeristen die het park ingaan moet een scout mee, zogenaamd voor als er ooit een luipaard voorbij komt, maar vooral voor de werkgelegenheid. Het is even puzzelen, omdat Dappere Dodo niet is ingericht op het meenemen van passagiers, maar we kunnen de scout na wat aanpassingen achterin laten zitten. Hij ziet er indrukwekkend uit met zijn kalashnikov en camouflagekleding en is ook nog wel nuttig om paadjes en beesten aan te wijzen. Het hoogtepunt van het park is de gelata baboons. Die klimmen ' s ochtends tegen de steile kloofwand omhoog om boven gras, hun enige voedsel, te eten. We zitten tussen een groep van wel tweehonderd apen, op een paar meter afstand. Ze gaan gewoon door waar ze mee bezig zijn, zonder zich iets van je aan te trekken. Er zijn prachtige uitzichten over de kloof, waar we ook nog klifspringers zien. We gaan tot 3350 meter hoogte, maar Dappere Dodo trekt het probleemloos. AxumHet eerste deel weg van Debark naar Axum is landschappelijk prachtig, maar onverhard en kwalitatief heel slecht. Er wordt volop aan de weg gewerkt, maar dat betekent vooral stoffige vrachtauto's en wachten op het vrijmaken van wegversperringen. Met een gemiddelde snelheid vsn 25 km per uur betwijfelen we of we Axum voor donker zullen halen. Gelukkig is de tweede helft geasfalteerd, zodat we zelfs nog tijd hebben om naar de markt te gaan. We overnachten op de binnenplaats van het Africa Hotel. We krijgen er de sleutel van een kamer voor de douche en het toilet. Axum heeft een eeuw lang de handel via de Rode Zee beheerst en was daardoor het centrum van een machtig rijk. Koningen en handelslieden lieten obelisken oprichten waarvan een klein gedeelte opgegraven en verspreid over Axum te vinden is. Het zou ook het centrum van het rijk van de koningin van Sheba geweest zijn. Een waterrreservoir dat nu nog gebruikt wordt zou uit haar tijd zijn. Axum is zich duidelijk op het toerisme aan het richten. Er is heel veel nieuwbouw en pinautomaten staan overal, soms zelfs nog op een pallet of in verpakking. Ook de bestrating wordt erg opgeknapt. Als je er pas rondloopt zijn alle gidsen, tuk-tukbestuurders, souvernirverkopers en andere mensen die hun goederen en diensten aanbieden storend (zo erg hebben we het deze reis nog niet meegemaakt), maar als ze je gaan herkennen en weten dat je toch niets koopt wordt het gezeur vanzelf minder: de eerste dag werden we op een traject twaalf keer aangesproken, de tweede dag op hetzelfde stuk nog maar twee keer. Voor de St. Mary of Zion churches moet een absurde toegangsprijs van tweehonderd birr (€ 8) per persoon betaald worden. Op het terrein zijn nog wat brokken van de eerste kerk van Ethiopië, de oude kerk die wegens restauratie niet toegankelijk is, de kapel waar de ark des verbonds bewaard zou worden, een museum en een grote nieuwe kerk. De kapel met de ark is alleen voor één priester toegankelijk, zelfs de bisschop mag hem niet zien en ook voor ons wilden ze geen uitzondering maken. Het museum heeft mooie vergulde koningskronen, kledingstukken, etc., maar het is ongelofelijk hoe de spullen zijn opgesteld. Alles ligt neergesmeten in oude, vieze kasten en de verlichting bestaat uit wat TL-buizen aan het plafond waarvan tachtig procent niet werkt. Rondom de kasten ligt rommel. De grote nieuwe kerk is niet heel bijzonder, maar voor een fooi wil een hulppriester een vijfhonderd jaar oud boek voor ons openmaken. Zowel de kerk als het museum zijn op slot en worden speciaal voor ons opengemaakt. Buiten Axum is de plek waar de obelisken gemaakt werden (video). We zien de grote stenen waarin rijen gaten geboord zijn. In de gaten werd hout gestoken dat werd natgemaakt. Door het uitzetten van het hout spleet de steen. Vlak erbij is de Leeuwin van Gobedra. Het een reliëf in de rotsen van een leeuwin, volgens de legende ontstaan door een gevecht van aartsengel Michael. Wat betreft de verkrijgbaarheid van levensmiddelen zijn we op het dieptepunt van de reis tot nu toe. Fruit is er nauwelijks, groente beperkt zich tot aardappelen, uien, bieten, wortelen en spinazie en zuivel is er ondanks de vele koeien helemaal niet. De grond is vruchtbaar genoeg om heel veel andere dingen te verbouwen, maar Ethiopiërs zijn heel weinig geneigd nieuwe dingen te proberen. Heel veel jonge mannen willen alleen gids zijn om op een gemakkelijke manier aan geld van toeristen te komen. Maar we spreken ook mensen die wel idealen hebben en hun land vooruit willen helpen. Onderweg naar de markt ontmoeten we bijvoorbeeld een jongen van veertien die heel goed Engels spreekt en demonstreert all hoofdsteden van Europa te kennen. Zijn ambitie is om oogarts te worden, omdat er in Ethiopië zoveel blinden zijn. Hij komt uit een gezin van vijf kinderen. Zijn vader is bewaker in het bos en zorgt ervoor dat mensen geen bomen kappen voor brandhout; zijn moeder maakt soms manden die ze op de markt verkoopt. Op zaterdag zijn de belangrijke markten van Axum: de veemarkt (video), de algemene markt (video) en de mandenmarkt (video). Wanneer we bij de veemarkt komen is het nog niet zo druk, maar we zien wel op alle wegen mannen met kuddes naar de markt toe komen. Een koe is te koop voor tweehonderd euro. De algemene markt is wel heel druk. Het assortiment is niet uitgebreider dan wat we eerder gezien hebben, maar nu zitten overal vrouwen die de handelswaar die ze uit hun dorp hebben meegebracht proberen te verkopen. MekeleMekele wordt het startpunt van onze excursie naar de Danakil Depression. De route van Axum naar Mekele gaat door heel mooi, bergachtig gebied. In Mekele staan we weer bij een hotel, het Hilltop Hotel, en krijgen een kamer voor douche en toilet. Vanuit Mekele bezoeken we drie van de honderdvijftig uit rotsen uitgehouwen kerken: Chirkos, Abraha Atsbeha en Dugem Selassie (video). Ze zijn niet zo perfect als de kerken in Lalibela, die we tijdens onze vorige trip gezien hebben, maar toch indrukwekkend. De route gaat door prachtig, bergachtig gebied. We zien weer veel heel mooie, grote bomen en verbazen ons dat er nog zoveel staan die niet als brandhout verdwenen zijn. Voor het eerst hebben we het soort problemen met Ethiopiërs waar we veel klachten over gehoord hebben. Bij Abraha Atsbeha ontstaat zo'n groot conflict over betaling van toegang dat de priester (als hij die naam mag dragen) begint te dreigen met stokken en stenen, bij Dugem Selassie hebben we discussie met iemand die beweert officiële gids te zijn en een buitensporig bedrag wil hebben en tijdens de lunch hebben we de gebruikelijke toeschouwers, waarvan een een schaar van onze tafel pikt die we na achtervolging terugkrijgen. Later blijkt dat er wel een mes verdwenen is. Tenslotte hebben we bij het hotel een langdurig meningsverschil over electriciteitsgebruik en is er een broek die te drogen hing verdwenen. Sowieso is Ethiopië druk bezig zich uit de toeristische markt te prijzen met toegangsprijzen voor kerken van vier tot acht euro per persoon per kerk. We ontmoeten Pim weer met wie we samen de Danakil-trip zullen doen. Hij is slachtoffer geworden van een bekend Ethiopisch fenomeen: acterruit van de auto kapotgegooid met een steen. Danakil DepressionDe Danakil Depression is een buitengewoon onherbergzaam gebied in noord-oost Ethiopië (video). Het ligt honderd meter onder zeeniveau en is een van de warmste gebieden op aarde. Het wordt bewoond door de Afar, een nomadisch, islamitisch volk dat leeft van kamelenteelt en zoutwinning. In het gebied is de Erta Ale-vulkaan. De rit naar de vulkaan gaat over een buitengewoon slechte weg. Voor de laatste tachtig kilometer is zes uur nodig. De laatste vijftien kilometer gaan over een pad door het lavagesteente. Omdat toeristen die de rit met eigen auto maken er bijna altijd met grote (banden)schade uitkomen, besluiten we samen met Pim en Marjan aan een georganiseerde tour van vier dagen mee te doen. Er doen ook twee Franse overlanders mee. De eerste dag eindigt in Hamed Ela, een dorpje zonder waterleiding of electriciteit, nadat we onderweg de permits hebben gehaald en twee politieagenten hebben opgepikt die de verdere reis met ons mee zullen gaan. Onderweg komen langs een kamp met vluchtelingen uit Eritrea. Alles wat nodig is voor de overnachting is met onze LandCruisers meegekomen, waaronder matrassen, al het water en al het eten. Alleen kale houten bedden komen uit het dorpje, waar we in de open lucht op slapen. Het dorpje is ook de basis voor militairen in het gebied, dat dicht bij Eritrea ligt. Bij hun verblijf gaat van half zeven tot tien uur de electriciteitsgenerator aan, zodat er vanaf acht uur koud bier is en TV gekeken kan worden. De GSM-mast werkt van acht uur 's ochtends tot middernacht. De dorpsbewoners wonen in huizen van eucaliptushout dat overspannen is met palmmatten en water komt uit de rivier verderop. Er is wel een schooltje waar 's winters van zes uur tot elf uur lesgegeven wordt; daarna is het te warm. Dit is het winterverblijf. In de zomer gaan de bewoners naar de hoogvlakte, waar het minder warm is. De tweede dag gaan we verder richting vulkaan. We zijn blij dat we Dappere Dodo niet aan deze beproeving blootgesteld hebben, maar het is wel leerzaam om te zien hoe onze chauffeur door de zandsporen worstelt. Voor we vertrekken zien we een groepje mensen zitten wachten of er een vrachtauto naar Mekele gaat. Als er vandaag geen komt zitten ze er morgen weer. Het laatste stuk naar de vulkaan is een voettocht van zeven kilometer over hobbelige lavapaden waarvan we het grootste gedeelte in het donker afleggen. Intussen zijn er ook militairen voor bewaking gekomen. Het schouwspel van de vulkaan is adembenemend: een gloeiend hete, kolkende massa waar steeds op andere plaatsen vuursporen en stenengooiende vuurbubbels te zien zijn (zie video). We overnachten vlakbij de vulkaan en gaan 's ochtends vroeg nog een keer kijken terwijl de zon opkomt. Dan zien we ook de massa grijze lava die langzaam golft tussen het vuur. Als we teruglopen, nu bij daglicht, zien we ook de fantastische vormen waarin het lava is terechtgekomen: soms is het als een versteende vloeistof die langzaam gestold is, soms is stolsel gebroken in messcherpe stenen. Nadat we een deel van de terugrit gemaakt hebben gaan we naar een zoutmeer (video). In vergelijking hiermee zijn de zoutvlaktes die we in Iran en Tunesië gezien hebben kinderspel. Ze zoutlaag is achthonderd meter die en ontstaan in de tijd dat het gebied nog met de Rode Zee verbonden was. Op de laatste dag gaan we naar Dalol, een vukanisch veld met prachtige gele zwavelstructuren (video ), grillige heuvels met grotten (video) en borrelende watertjes (video). Tenslotte gaan we naar de zoutwinning (zie video). Dit wordt al twee duizend jaar gedaan en gebeurt ook nu nog op traditionele manier: platen zout worden losgehakt uit de grond, tot rechte blokken gehakt en met een kamelenkaraan in een tocht van een week naar Mekele gebracht: ongelofelijk inspannend on het hele jaar door in de verzengende hitte te doen. We hadden slechte verhalen gelezen over de reisbureaus die Danakil-tours organiseren, maar zijn heel tevreden over de opzet van de trip. Het eten was goed en vegetarisch, behalve op de laatste dag toen in een dorp een geit gekocht werd, die werd geslacht voor het diner. Overnachtingen waren zo goed als de omstandigheden het toelieten, er was voldoende begeleiding en aandacht voor speciale behoeftes. We praten met Yonas, onze gids, over de economische en sociale uitdagingen van Ethiopië. Hij is optimistisch: er word minder geld uitgegeven aan het leger, omdat de meeste conflicten met buurlanden zijn opgelost en geld nu besteed wordt aan infrastructuur en scholen. De opgave is ook niet gering: 52% van de bevolking is jonger dan vijftien jaar, een bevolking die groeit met 2,5% per jaar, zodat Ethiopië nu bijna negentig miljoen inwoners heeft. Veel infrastructuur wordt gefinancierd en gebouwd door China, de dreigende nieuwe koloniale macht. Dertig procent van de Ethiopische bevolking is islamitisch, de helft othodox christelijk; in tegenstelling tot in veel andere landen leven beide bevolkingsgroepen harmonisch samen. Yonas is niet van plan een gezin van dertien kinderen te stichten, zoals nu gebruikelijk is als oudedagsvoorziening: over twee jaar heeft hij voldoende geld verdiend en is dan dertig. Hij gaat dan een vrouw zoeken en wil één kind; "Je moet geld hebben of een goede baan, anders moet je geen kinderen nemen." Als we terugkomen in Mekele wacht ons een onaangename verassing: de accu's van Dappere Dodo zijn leeg, waardoor hij niet meer start. Met hulp komen we bij het Hilltop Hotel, handig om de volgende dag van de helling af de motor aan de gang te krijgen. Het blijkt dat een accu versleten is. We starten voorlopig op de andere, maar moeten hem in Addis Abeba vervangen. Naar Addis AbebaDoor het gedoe met de accu vertrekken we pas aan het begin van de middag. We komen dan ook niet ver. We rijden door een mooi landschap met veel terassen, maar op het laatst mist het. We overnachten bij het Adahu Hotel in Maychew, geen aanrader. Wanneer we 's ochtends willen douchen ontaardt dit in een zwerftocht met personeel door het hotel, op zoek naar een kamer met douche waarvan de sleutel niet kwijt is en waar geen gast in blijkt te liggen, gevolgd door de mopperende oude hotelbaas die auto's op zijn binnenplaats eigenlijk maar niks vindt en bij iedere oplossing een probleem weet. De verdere tocht gaat door totaal ander landschap dan we sinds lang gezien hebben: alles is groen en overal zijn terassen tegen de bergen. Het is de hele dag bewolkt. Weer zien we de eindeloze stromen mensen die met hout, water, hooi of vee op weg zijn. Wanneer we richting hoogvlakte gaan begint het te regenen, de eerste regen die we zien sinds Shiraz (Iran); daarna belanden we in dichte mist. In de buurt van Addis Abeba verandert de omgeving weer: het is duidelijk welvarender met beter geklede mensen en betere huizen. Er zijn minder mensen op straat en ook koeien lopen niet meer op straat, maar in de wei. We zien boerderijen met lemen muren, rieten daken en natuurstenen omheiningen die zo het openluchtmuseum in zouden kunnen. We overnachten bij Daniel, de begeleider van onze eerste reis naar Ethiopië. Accu's, scheidingsautomaten en kookplatenWe beginnen weer meer moeite te krijgen om onze dieselkookplaat, die het sinds Turkije probleemloos gedaan heeft, 's ochtends aan de gang te krijgen. We merken dat de huishoudaccu's, die we voor we vertrokken vernieuwd hebben, al minder beginnen te worden, zodat de spanning te laag wordt als we stroom trekken om de gloeispiraal van de kookplaat op te warmen. Een truc die een tijd gewerkt heeft was om de motor even te starten, zodat door de dynamo de accuspanning omhoog gaat. Dit blijkt niet meer te werken. Na wat meten en testen is de voorlopige conclusie dat dit veroorzaakt wordt door de 70A dynamo die we vlak voor vertrek vervangen hebben door een 120A dynamo. Deze levert nu zoveel stroom aan de huishoudaccu, dat de scheidingsautomaat de koppeling van de accu's uitzet. Dit gebeurt bij meer dan 70A laadstroom.
Khartoum 3Tuti-eiland ligt op het punt waar de Blauwe en Witte Nijl overgaan in de Nijl. Tot voor kort kon je er alleen per boot komen; het heeft daarom een dorps karakter. Om de bebouwing heen zijn veldjes met gewassen en "fabriekjes" waar van leem stenen gemaakt worden. Het is een prima plek om de drukte van de stad te ontvluchten en een middagje te wandelen (video). Op de camping logeert ook een groep chemiestudenten. Margriet raakt met ze aan de praat en na het bespreken van wat algemene onderwerpen en het bekijken van Dappere Dodo vraagt een van hen, Mongeda, 's avonds nog verder te praten. Ze stelt allerlei vragen over Nederland en vertelt dat het haar droom is om in Japan te studeren. Ze is alvast begonnen met het leren van de Japanse taal. Dan vraagt ze: "Heb jij je dromen waar kunnen maken?" Daar moet Margriet dan toch even over nadenken. Ze staat al op achterstand omdat ze in Saoedi Arabië, waar haar ouders wonen, haar middelbareschooldiploma gehaald heeft. Omdat een Saoedisch diploma in Soedan lager gewaardeerd wordt, kon ze ondanks haar goede cijferlijst geen medicijnen gaan studeren. Dat had ze het liefst gedaan. Natuurlijk worden mail- en facebookgegevens uitgewisseld. KassalaWe laten Dappere Dodo checken en nieuwe olie geven, halen onze visa voor Kenia op en vertrekken naar Kassala, tegen de grens met Eritrea aan. We nemen de kortste route via een afwisselende, onverharde weg (video). Soms is het volkomen vlak en leeg, soms staan er bomen en meestal is er verdord gras. We zien bedoeinententen en kuddes schapen, koeien en kamelen. Onderweg zien we tientallen arenden. We overnachten op een stille, prachtige plek midden in het open veld onder bomen met alleen gezelschap van een woestijnratje. Op het traject de volgende dag zien we meer dorpen. De meeste huizen zijn van leem met mooie rieten daken. Voor het eerst zien we ook ronde hutten. De kwaliteit van de weg is heel wisselend: op sommige stukken kunnen we zeventig rijden, op andere stukken moeten we stenen aan de kant leggen om erdoor te kunnen. Twee keer komen we net niet vast te zitten in mul zand. De laatste vijftig kilometer, die over verharde weg gaan, zijn heel dicht bebouwd: het lijkt een langgerekt dorp van kleurige huisjes en lemen hutten. In de buurt van Kassala zijn veel wegcontroles. We zien een boel auto's van de VN en ook borden die wijzen naar vluchtelingenkampen. Het is te merken dat we vlakbij de grens met Eritrea zijn. De soukh van Kassala is heel gevarieerd (video). Dit het fruitgebied van Soedan en dat is te merken aan de kwaliteit. De vrouwen dragen kleurige kleding en de mannen vaak stokken of zwaarden, zoals de gewoonte is bij bepaalde nomadengroepen. Het Takagebergte vlakbij Kassala (video) heeft een eigenaardige vorm met afgeronde toppen en grote keien rondom. Het lijkt een reuze suikertaart. We wandelen er en vinden een prachtige plek naast de bergen bij een meertje met voorbijtrekkende herders en ezelwagens. Voor we 's ochtends verder gaan komt een kudde van honderd kamelen naar het meer om er te drinken. Een fantastische gezicht. We zijn nu honderdvijftig dagen op reis. De meeste tijd hebben we besteed in islamitische landen, een fors deel daarvan in Arabische landen, die we nu achter ons laten. We hebben er, vooral in Iran en Oman, maar ook in Turkije, de Emiraten en Soedan heel veel gastvrije, hartelijke en vriendelijke mensen ontmoet. We werden in de familiekring uitgenodigd en deelden mee in het eten. We zijn door woestijn in allerlei vormen en varianten getrokken en hebben er veel plekken gevonden waar we prachtig en ongestoord konden kamperen. We zullen daar met plezier aan terugdenken. Wat we niet zullen missen zijn de oproepen tot gebed 's ochtends vroeg vanuit zes moskeeën door elkaar en de hoofddoeken en sluiers van de vrouwen. Ook de gedwongen Bavaria Malt 0,0% zullen we niet echt missen. Gorgora - EthiopiëHet rit door Soedan naar Ethiopië gaat door een saai gebied, het laatste stuk via een slechte weg vol potholes. De grensovergang kost twee uur, maar verloopt probleemloos. Direct over de grens vinden we een prima overnachtingsplaats in het veld, op de rand van Dinder National Park dat tot de grens in Soedan loopt. We worden er niet gestoord, de reputatie van Ethiopië ten spijt. Na de grens verandert de sfeer direkt. De straten zijn overal vol met mensen en vee, vooral koeien. Wanneer in een plaats markt is lopen er drommen naartoe. Kinderen zwaaien, maar bedelen overal om geld of pennen. Ze roepen "you, you" wanneer we voorbij rijden. Het wordt groener met meer bomen en ook bergachtiger. De koeien zijn vooral bezit, een beetje ingewikkeld spaarbankboekje. Ze geven een halve liter melk per dag en het vlees is niet te eten, omdat ze zoveel lopen. Productief zijn ze dus niet, maar ze moeten wel gehoed worden en ze eten ook. We overnachten bij Tim & Kim's in Gorgora op een camping aan het Tanameer die gerund wordt door een Nederlands echtpaar. Best leuk om weer een Nederlands te kunnen praten. Ze vertellen dat Ton & Ingrid en Simon & Lore er ook geweest zijn, maar dat ze door de problemen in de Arabische landen nog maar één overlander per maand krijgen, terwijl dat er vroeger iedere dag een paar waren. Tim en Kim zitten er nu zes jaar. Ze hebben er 6500 bomen geplant, vaak van zaadjes die ze zelf van de eilanden gehaald hebben. Ze werken zoveel mogelijk met lokale mensen en grondstoffen. Het zit er vol met allerlei soorten vogels. Ze schetsen ook een beeld van de lokale verhoudingen en hoe anders de relatie tot leven en dood is: hun belangrijkste medewerker zit al twee weken in de gevangenis omdat hij passagier was in een auto die bij een dodelijk ongeluk betrokken was; het is volstrekt onduidelijk hoe lang het nog gaat duren. Bijna niemand van hun zeventien medewerkers komt uit een compleet gezin. Familieleden zijn gestorven door verkeersongelukken (in een jaar zes doden door de bus van Gonder naar Gorgora), verdrinking, ziekte (AIDS, uit schaamte niet de echte symptomen vertellen), eerwraak. Medewerkers hebben vaak de zorg voor jongere broers en zussen zonder ouders. In Gongora bekijken we de houten kerk op het kloosterterrein van Debresina Mariyam. Het klooster is gebouwd in de veertiende eeuw, de kerk in de zeventiende eeuw. Behalve het grasdak dat regelmatig vervangen moet worden is het nog origineel. Binnen zijn mooie fresco's. Rondom het Tanameer zijn een stuk of tien van dit soort kloosters. ' s avonds is het gezellig aan het kampvuur met een Nederlands, Duits, Pools, Zuidafrikaans, Belgisch gezelschap. GonderTimkat, het belangrijkste feest van de Ethiopische orthodoxe kerk, begint net als we aankomen. Iedere kerk heeft een kopie van de ark des verbonds, die tijdens Timkat in een processie naar een nabijgelegen water gedragen wordt, daar om half vier 's ochtends wordt gedoopt en vervolgens in processie teruggedragen. We gaan met Richard, een Zuidafrikaan die op de camping woont en de supervisie heeft over een irrigatieproject dat een Chinees bedrijf aan het uitvoeren is, naar Gonder (door het project zal de landbouwproductie verdubbelen om dat nu twee oogsten per jaar mogelijk worden). Gonder heeft 44 kerken en is de plaats waar Timkat het meest intensief gevierd wordt. Op de doopplek voor de arken zien we jongetjes zwemmen (dat mag op deze plek een keer per jaar) en overal lopen groepen in feestelijke kleding. We lopen een eind met een processie mee, met zingende en dansende mensen en geestelijken in mooie gewaden. De stemming wordt gedrukt doordat de portefeuille van Richard gestolen wordt en de portemonnee van Jan bijna. Bahir DarDe rit van Gonder naar Bahir Dar is mooi en gaat door bergachtig terrein. We klimmen tot 2250 m, maar Dappere Dodo geeft geen hik meer. We beginnen voorzichtig te geloven dat de reparatie in Khartoum het probleem van het hikken en de witte rook heeft opgelost. We staan bij hotel Ghion aan het Tanameer, een bekende plek voor overlanders.
We maken een boottocht naar een vijf kloosters en kerken op het Tanameer, waarvan we er twee bekijken. Het Beta Maryam Monastery heeft mooie fresco's uit de negentiende eeuw. Het museum kunnen we helaas niet bekijken, want de sleutel is kwijt. Het Ura Kidane Meret heeft fresco's uit de zestiende tot achttiende eeuw en een verzameling kronen en manuscripten. Op de plek waar de Blue Nile het meer uitstroomt zitten soms nijlpaarden, maar nu zien we ze helaas niet. Bij onze kampeerplek zien we nog wel visarenden en pelikanen. KhartoumNog niet zo lang geleden ging de route van Port Sudan naar Khartoum gedeeltelijk over een track langs de spoorlijn, maar de weg is nu helemaal verhard. De verblijfplaats wordt de National Camping, de enige camping van Soedan. De faciliteiten zijn niet geweldig, maar er is een directeur in een groot kantoor achter een mahoniehouten bureau met de krant voor zijn neus. Het is weer een voorbeeld van wat je veel ziet: groenvoorziening wordt goed onderhouden, maar sanitair niet, hang- en sluitwerk is altijd gammel of kapot en van de aanleg van electriciteit krijg je koude rillingen. Wanneer ik kom ben ik de enige gast. De volgende dag is de dag dat Margriet 's avonds aan zal komen in Khartoum. 's ochtends ga ik eerst kijken bij de Blue Nile Sailing Club (15,6116N, 32,5346E), de plek waar veel overlanders staan. Er zijn nu alleen volgauto's van een fietstocht van Cairo naar Kaapstad. Omdat het drie keer zo duur is als de National Camping met mindere faciliteiten en meer lawaai, is er geen reden om te verhuizen. Daarna ga ik naar Ondurman, een van de delen van Khartoum. Hier is de grootste soukh van Soedan. Het is een levendig gebeuren met de rommeligheid die bij Afrika hoort. Er komt een optocht voorbij van mannen in witte kleding met vlaggen en stokken, die voortdurend één kreet herhalen. Ze gaan naar een plein waar ze een ritueel uitvoeren: voortdurend buigen met steeds dezelfde tekst. Vast heel vermoeiend, maar na een half uur wordt het toch wat saai om naar te kijken. Het is de herdenking van de geboorte van Mohammed die altijd de eerste vrijdag van het jaar plaatsvindt (video). Margriet komt aan volgens plan. Het is nog even spannend geweest omdat ze haar zonder retourticket niet aan boord wilden laten in Dubai, maar met een Ethiopisch visum en foto's van Dappere Dodo kan ze de lokale hoogwaardigheidsbekleders toch overtuigen. Ze heeft allerlei nuttige dingen en lekkernijen zoals Nederlandse kaas en oliebollen meegebracht. We zijn na veertien dagen weer samen! De volgende dag houden we het rustig: paspoortregistratie Margriet doen, lunchen langs de Blauwe Nijl en de soukh van Ondurman bekijken. Bij de enige serieuze supermarkt die we tot nu toe in Soedan ontdekt hebben (15,5997N, 32,5546E) vullen we onze voorraden aan. Het nationaal museum geeft een overzicht van de historie van Nubia, vooral de Kerma- en Kush-koninkrijken (video). Behalve potten, sieraden en staele zijn er ook grotere beelden uit historische plaatsen die door een stuwdam in de Nijl onder water kwamen. Alles wordt tentoongesteld in een aantal gammele vitrines. De verlichting komt voornamelijk van oranje neonlampen die boven de A2 niet zouden misstaan. Op de eerste verdieping worden fresco's van de Christelijke Nubische koninkrijken getoond. Dappere Dodo heeft nog steeds zijn hoestbuiprobleem. Nu we weer bijna op zeeniveau zitten merken we er weinig van, maar het is belangrijk dat het is opgelost voor we de Ethiopische bergen in gaan. Via het forum van de LandCruiserClub krijgen we tips van iemand die iets vergelijkbaars heeft meegemaakt in Tanzania. Bij hem moesten uiteindelijk de verstuivers en de rotor van de brandstofpomp vervangen worden. Dit is controleerbaar al doet het probleem zich nu niet voor. Dus we gaan naar Toyota Khartoum. We treffen nu een monteur die duidelijk wel op de ToyotaLandCruiserdieselmotorenschool gezeten heeft. Uiteindelijk blijkt dat een verstopt ventiel van de brandstofpomp waarschijnlijk de oorzaak van het probleem is. Dit verklaart de witte rook, een probleem met de verstuivers zou volgens hem zwarte rook gegeven hebben. De monteur had kans gezien het probleem enigszins te reproduceren, ondanks de geringe hoogte van Khartoum, het lijkt zich inderdaad niet meer voor te doen. Maar de echte test moet nog komen! Pyramides en tempelsWe rijden Khartoum uit op weg naar de pyramides van Merowe. Wanneer we bij de verkeerslichten stoppen, zien we weer een typisch Afrikaans tafereel: mannen die van alles lopen uit te venten. Het is geen probleem om een kapstok, een badmat of een wintergarderobe uit te zoeken terwijl je wacht. We zetten ons bivak op in het vrije veld (video). Soedan is waarschijnlijk het laatste land waar dat zo gemakkelijk kan. We zijn verwend geraakt in Iran en Arabische landen, maar verder zuidelijk in Afrika zijn overal zoveel mensen, die ook op je lippen blijven zitten, dat je nooit rustig staat. De volgende ochtend starten we een langzaam. We hebben geen brood, dus het wordt pannenkoeken bakken. Wel lekker, maar niet snel. De laatste 35 km van de rit naar ons volgende doel, de tempels van Naqa en Musawwara (video), gaan over een track door de woestijn, een mooie rit. De Naqa-tempel gewijd aan de god Apedemak is van het Kush-koninkrijk uit de eerste eeuw A.D. en is mooi gereconstrueerd met fraai reliëfwerk. De Egyptische invloeden zijn heel duidelijk. De "Great Enclosure" in Musawwarat omvat het grootste Meroische tempelcomplex van Soedan. De staat ervan is matig. Erbij in de buurt staat de Lion Temple. Deze is met oostduitse hulp heel mooi gereconstrueerd en heeft prachtig reliëfwerk met veel leeuwen en olifanten. We overnachten in de woestijn met uitzicht op de Pyramides van Merowe en zijn nog net op tijd om erachter het daglicht te zien verdwijnen. Merowe was de hoofdstad van het koninkrijk Kush; de pyramides zijn de begraafplaatsen van de koningen (video). Ze zijn veel kleiner dan Egyptische pyramides en allemaal onthoofd door een Italiaanse schatzoeker, die dacht in de top kostbaarheden te vinden. Dat was bij één exemplaar het geval: de eerste die hij onthoofdde. Een aantal pyramides is gerestaureerd en er is er één nagebouwd. De setting is prachtig in het vroege ochtendlicht tussen de zandduinen. We hebben de site voor onszelf en in deze tijd van het jaar is de temperatuur perfect. We betalen weer 50 SDG (€ 5) per persoon toegang. Blijkbaar leren de Soedanezen de truc die verder zuidelijk in Afrika gewoonte geworden is: vraag de hoofdprijs aan buitenlanders. In onze Bradt van een jaar oud staat voor alle sites nog SDG 20 per persoon. Voor dit geld wordt dan wel een persoonlijke "site permit" uitgeschreven. We overnachten weer in de woestijn, in de middle of nowhere. Omdat de woestijn veel meer steenwoestijn is, is het gemakkelijk op een willekeurige plek de woestijn in te rijden en achter een heuvel het bivak op te slaan. Het is een tocht door afwisselend woestijnlandschap naar Karima (video). Het is vrij vlak en steenachtig met vaak grotere bomen. Dit is de route waar vroeger overlanders uit Egypte langsgekomen zouden zijn, we zien er nu geen enkele. We proberen in Karima eerst boodschappen te doen. De keuze aan groente in Soedan is buiten Khartoum erg beperkt, dus de eigen voorraden komen er weer aan te pas. Hoewel de mensen beslist vriendelijk en behulpzaam zijn gaan dingen toch wel weer anders dan in Iran of de Arabische landen. Vóór gaan bij de benzinepomp is er niet meer bij en er wordt regelmatig geprobeerd ons als buitenlanders meer te berekenen voor groente en brood dan Soedanezen. Groente en fruit zijn sowieso veel duurder dan we uit Iran en Arabië gewend waren. Jebel Barkal ("heilige berg") steekt naast Karima als een soort Ayer's Rock boven het landschap uit (video). Egyptische en Nubische koningen hebben er tempels gebouwd, de eerste in de vijftiende eeuw v. Chr. Het tempelcomplex is erg geruïneerd, hoewel we nog wel mooie inscripties vinden. Ook is er een begraafplaats met heel gave pyramides. We overnachten tussen de palmentuinen net buiten de stad. In Karima gaan we op zoek naar de aftakelende nijlstomers. De nijlstomers werden in het recente verleden gebruikt voor allerhande vervoer over de Nijl, maar zijn nu in onbruik geraakt. We vinden er één in de verte. Over een zandpad langs de Nijl met palmentuinen en schilderachtige dorpjes met lemen huizen rijden we naar El Kurru. El Kurru is weer een koninklijke begraafplaats met pyramides. De pyramides zijn erg vervallen, maar er zijn ook graftombes gevonden met mooie muurschilderingen. Helaas kunnen we er maar één bekijken. Khartoum 2We nemen de pas aangelegde directe weg van Karima naar Khartoum. Er is nauwelijks verkeer. We komen eindelijk overlanders tegen: twee Chinezen die per fiets op weg zijn naar Zuid-Afrika. Wanneer we onderweg even stilstaan om de kaart te bestuderen, stopt een boer die ons Nederlandse kenteken herkend heeft. Hij kweekt tomaten met expertise van een Nederlandse deskundige op zijn boerderij. We komen weer langs een stuk of vijf controleposten, maar die laten ons zo vlug doorgaan dat we niet eens aan het praten over voetbal toekomen, een standaard gespreksonderwerp. Nederlanders worden in Soedan niet geassocieerd met bloemen, zoals in veel andere landen, maar met melk en koeien. De rit gaat zo snel dat we proberen de dansende Derwishen te zien, maar we zijn toch te laat.
Wanneer we bij de National Camping in Khartoum aankomen stappen gaan daar net een stuk of zes bussen met Soedanezen naar binnen, later op de avond zien we nog zo'n groep komen. Ze verdwijnen naar een groot gebouw achter op het terrein; we hebben er verder geen hinder van. We beginnen de volgende dag met wassen en reparatieklussen. Wanneer we 's middags even weggaan voor boodschappen en Jan achteloos zijn arm op het middenconsole legt horen we een zachte krak: een barst in het display van de tablet die tot nu toe verreweg ons belangrijkste navigatiehulpmiddel geweest is. En wat nog erger is: een stuk van het touchscreen werkt niet meer, zodat hij alleen te bedienen is door hem voortdurend om te draaien; niet erg praktisch als hij tijdens het rijden in een frame boven de voorruit hangt. Dus naar de winkel. Voor Android hebben we keuze uit een Samsung Galaxy Tab 3. Het blijkt dat je in Soedan, net als in Iran, geen apps kunt downloaden, maar met enig trucwerk krijgen we hem toch aan de praat. Erna eerst naar de Keniaanse ambassade voor visa. We moeten op audiëntie bij de consul en die doet nog moeilijk, maar geeft uiteindelijk toestemming. Hij zal wel willen laten zien dat hij belangrijk is. Dan maken we een afspraak bij Toyota voor een tienduizendkilometercontrole voor we Ethiopië in gaan. Tenslotte hebben we een afspraak met Ahmed van Raidan Travel & Tours om de voorgeschoten kosten te verrekenen. Het voorschieten is volledig op vertrouwen gegaan, zonder enige garantie. Hij wil zelfs geen geld hebben voor de tijd die hij er zelf ingestoken heeft. We zijn er nog niet achter of posterijen bestaan en zo ja wat ze doen. We hadden al gelezen dat in Khartoum geen post berzorgd wordt en als we in het postkantoor een postzegel voor een ansichtkaart willen verkopen blijkt dat het postkantoor helemaal geen postzegels verkoopt. JeddahHet regelen van de overtocht naar Soedan gaat vlot; ik kies een ferry die over drie dagen na het avondgebed vertrekt. Ik moet wel al 's ochtends aanwezig zijn, dus het zal wel net zo'n loketjesdag worden als in Bandar Lengeh. Ik overnacht aan de corniche. Zoals steeds kun je de auto eigenlijk overal neerzetten om te overnachten, maar uiteindelijk zijn de Arabieren oorspronkelijk een volk van kampeerders. Omdat de temperatuur veel aangenamer is dan in Jeddah zijn hier overal picknickende gezinnen; het zijn niet de grote families die we in Iran en Oman zagen. Ik wordt aangesproken door een man in smetteloos wit met een gebedsmatje over zijn schouder die vraagt wat Dappere Dodo gekost heeft. Hij biedt direct 20% meer. Toch maar niet gedaan. Na een bezoekje aan de vismarkt (video) word ik benaderd door iemand van de "Tourism Committee" die vraagt of hij een kleine rondleiding mag geven. Dat mag hij. Jeddah ligt al eeuwen op een kruispunt van handelsroutes en is sinds de opkomst van de Islam een belangrijke tussenstop op de bedevaartsroute naar Mekka. In het oude centrum van Jeddah zijn huizen met fijne houten balustrades en balkons (coral houses), die echter heel erg vervallen zijn (video). Ze zijn van rijke families die nu buiten de stad wonen en ze aan gastarbeiders onderverhuurd hebben. Deze bouw bracht wat ventilatie en zorgde dat de bewoners naar buiten konden kijken zonder zelf bekeken te worden. Saoedi Arabië is bezig de huizen over te nemen en probeert Jeddah op de werelderfgoed te krijgen. Ik word rondgeleid door een van de huizen en door een klein museum. Daar hangt onder andere de traditionele kleding van de streek, wit voor mannen en vrouwen, ook voor op straat. Ik vraag waarom vrouwen nu allemaal de minder comfortabele zwarte kleding dragen; volgens hem geen verplichting, maar een uit Riyadh overgenomen gewoonte. Ik vraag ook hoe ze ooit het toerisme kunnen bevorderen als Saoedi Arabië zo karig is met visa. Volgens hem wordt het vanaf januari mogelijk toeristenvisa voor individuele reizigers te krijgen. Zijn we dan toch te vroeg geweest? Afgezien van de sluiers die bijna alle Saoedische vrouwen dragen is het straatbeeld meer gebalanceerd (video). In tegenstelling tot bijvoorbeeld Abu Dhabi zijn vrouwen volop aanwezig en kopen ze ook levensmiddelen. Buitenlandse vrouwen hebben meestal een zwarte habaya, soms met onbedekt hoofd, soms een gekleurde habaya of een lange blouse en rok. Winkels worden gerund door mannen, maar veel van de handeltjes op straat door vrouwen. Deze mannen zijn meestal buitenlanders, vooral uit Yemen en Soedan. De meesten werken al tientallen jaren in Saoedi Arabië en hebben vaak hun familie achter moeten laten. Ze werken dan een jaar in Saoedi Arabië en gaan daarna voor drie of zes maanden terug naar hun land. Ondat de moskeeën (hoeveel het er ook zijn) te klein zijn voor alle gelovigen worden grote gebedskleden uitgelegd op straat of nemen mensen hun eigen gebedsmat mee (video). 's middags ga ik even tanken. Dat kan alleen buiten de stad. Er zijn heel veel tankstations (ze moeten bijna geld toe krijgen bij de brandstof om bij deze dichtheid te kunnen renderen), maar die in de stad hebben geen diesel. Onderweg is er een geweldige hoosbui met onweer. Als ik terug kom op de plek waar 's ochtppere Dodo stond zie ik daar een auto met verbrijzelde voor- en achterruit en daarnaast een omgewaaide palmboom en lantarenpaal. Gelukkig dat Dappere Dodo op reis was. Ik zet de auto naast de moskee op het strand om wat klusjes te doen waarvoor ik water nodig heb (moskeeën hebben altijd toiletten en water). Na het vrijdagmiddaggebed volgt een bestorming door belangstellenden die zelden toeristen zien en zeker niet met zo'n rare auto; ik kan kaartjes gaan verkopen en krijg een "USB desktop aquarium" van een man. Later komt een vrouw een flesje parfum brengen. 's middags komt een gezin (man, vrouw, zes dochters - twee zoons zijn thuis gebleven) twee meter naast Dappere Dodo staan en gaat op een kleedje naast hun auto thee drinken en koekjes eten, zoals alle Saoedische gezinnen doen. De vader spreekt goed Engels en een dochter is lerares Engels, dus er is contact mogelijk, hoewel zich dat vrijwel beperkt tot de vader. Met Margriet erbij zou dat vast anders geweest zijn. Ik moet uiteraard alle meegebrachte lekkernijen proeven. Als ik vertel van de visumperikelen: "Bel mij de volgende keer, ik heb een vriend bij de ambassade in Turkije, die had het kunnen regelen." De dochters en echtgenote zijn volledig gesluierd. Ik krijg een Facebook-uitnodiging van de Engels sprekende dochter, met volledige profielfoto. Zou Saoedi Arabië een "Veilbook" hebben? De laatste dag in Jeddah is vooral wachten: ik moet om tien uur bij het reisbureau zijn om de papieren voor de overvaart naar Soedan verder te regelen, na het twaalfuurgebed is het manifest klaar en Dappere Dodo naar de haven, na het middaggebed begint de paspoortcontrole en na het laatste avondgebed vertrekken we. Er lijkt nog even een kink in de kabel te komen als bij de paspoortcontrole gevraagd wordt om een brief waar ik nog nooit van gehoord heb van het bedrijf dat geholpen heeft bij mijn zakenvisum, maar tenslotte mag ik het land uit. Ik mag Dappere Dodo niet zelf de boot oprijden en moet bij het de boot op gaan mijn paspoort afgeven. De totale kosten zijn € 340, inclusief € 20 voor de hut met douche/toilet. De boot, waarvan het restaurant ‘s avonds gesloten blijft, heeft een eerder leven in de Engelse wateren gehad. Ook vrachtwagens en bussen in Saoedi Arabië hebben trouwens heel vaak al rondgereden in Duitsland, Frankrijk of Spanje; de belettering van de vorige eigenaar zit er nog op. Suakin - SoedanWe arriveren om half een in Suakin. Mijn eigen inreis gaat vlot, het duurt uiteindelijk tot half zes eer Dappere Dodo de haven uit is. Om binnen te komen moet hij voor transit ingevoerd worden, maar zo dat we toch een paar weken kunnen blijven. Ik dacht dat het Carnet juist was om dit soort dingen simpel op te lossen, maar dat is vast te westers geredeneerd. Het blijft toch altijd een spel met hoge inzet waarvan je de helft van de spelregels kent en de regels tijdens het spel veranderen. Alles overwegend hebben we een goede route gevonden in vergelijking met de anderen die rond dezelfde tijd als wij vertrokken: we hebben redelijk aan de oorspronkelijke reisroute kunnen vasthouden, hebben relatief weinig uitgegeven aan boten en papieren en hebben Dappere Dodo niet bij enge vreemde mannen hoeven laten. Het allergrootste nadeel was dat Margriet niet mee kon door Saoedi Arabië. De drukte en de beesten op straat geven meteen een andere sfeer: dit is Afrika! Suakin is de oude haven (video). De veerboot komt er aan, maar al het vrachtverkeer gaat naar Port Sudan. Het heeft een leuke vissershaven en een "archeologische site", een stel afgebroken huizen die je kunt bekijken als je een kaartje koopt. Verder zijn de Afrikaanse straten en marktjes natuurlijk prachtig. Port SudanMaar we zijn nog niet klaar met de papierwinkel. Ik rijd naar Port Sudan. De weg door woestijnachtig gebied ligt bezaaid met flarden vrachtautobuitenband, hier en daar liggen kadavers en botten van aangereden kamelen, verspreid staan kleine houten huisjes en tenten. In Port Sudan rijdt een agent een paar uur met me mee van loket naar loket voor de paspoortregistratie en de route permit, die we uiteindelijk niet nodig blijken te hebben. Voor de moeite krijgt hij behalve geld ook een... USB Desktop Aquarium. De markt van Port Sudan is 's ochtends het levendigst (video). Niet alleen zijn er de vaste kramen, maar het grote open stuk in het midden is helemaal gevuld met kleden met daarop kleine stapeltjes handelswaar en eromheen mannen in witte en vrouwen in felgekleurde kledij. De verkoop wordt voornamelijk door mannen gedaan, behalve levende hanen, die worden alleen door vrouwen verkocht. Iemand vraagt naar mijn photo permit, die ik niet heb. Ik besluit er toch nog maar even actief achteraan te gaan. Met de kennis van de eerdere lokettenronde ben ik er nu snel achter waar ik moet zijn en kan hem twee uur later op komen halen. Het is opvallend hoeveel mannen in allerlei soorten uniformen rondlopen, veel meer dan we waar dan ook gezien hebben. Ik heb geen idee wat ze doen (niet veel in elk geval) of wat hun rol is. 's avonds is het oudejaarsfeest (video). Langs de boulevard liggen overal matten met groepjes mannen en groepjes vrouwen. Ze kletsen, drinken thee of doen een spelletje. Handelaars in van alles en nog wat hebben hun koopwaar uitgestald. Ik koop een kaartje voor een muziekvoorstelling. Het zit vol toeschouwers, maar aan mij is het niet besteed: het is heel statisch en de muziek is vooral hard. Om twaalf uur wordt er vuurwerk afgestoken. Ik zie niets van wensen, omhelzen en uiteraard helemaal niets van champagne of soortgelijke versnaperingen. Ik word aangesproken door een man die vertelt drie vrouwen te hebben, twee uit Soedan en één uit Yemen. Hij heeft lang op het vliegveld van Jeddah in Saoedi Arabië gewerkt maar is nu bezig met een carrièreswitch: hij heeft een aantal wonderen meegemaakt en daarom besloten dat hij profeet is. Zijn roeping wordt helaas noch in Soedan noch in Saoedi Arabië erg onderkend, zodat hij nog niet weet waar hij zich zal vestigen. KhartoumDe rit richting Khartoum begint zwaar bewolkt, maar zodra we de bergen over zijn is het strakblauw. Ik rijd door een vlakke zandwoestijn met bomen, her en der zijn dorpjes met lemen huizen of hutten van palen met textiel eroverheen. Het verkeer bestaat vooral uit oude vrachtauto's met dubbele aanhanger. Ook hier liggen overal stukken buitenband. Ik word een keer of vijf aangehouden voor controle, maar kan steeds zonder problemen doorrijden. Ik loop ook tegen de eerste bekeuring aan: 3,4 km/uur te hard gereden. Kosten € 10, nadat ik om een kwitantie vraag verlaagd tot € 5. Wanneer ik een overnachtingsplek ga zoeken rijd ik door een gebied zo vlak als de Noordoostpolder. Ik kan dus niet zo gemakkelijk een plek uit het zicht vinden en besluit daarom een dorpje binnen te rijden ( (video). Ik krijg publiek dat er uitgebreid bij gaat zitten om te kijken wat ik doe en dat ook weinig aanstalten maakt weer op te stappen. Een duidelijk andere benadering dan de landen waar we hiervoor waren. De oostkust van OmanWe gaan het plateau van Salmah op. Het wordt met afstand de heftigste off-roadtrip die we met Dappere Dodo gemaakt hebben. Het traject is steil, met scherpe bochten over een smal pad van grote stenen, maar Dappere Dodo weert zich kranig. Op 1100 meter keren we om; we hebben het moeilijkste deel dan al gehad. Later horen we dat het pad verderop geblokkeerd is door stenen na de regen van twee weken geleden. We rijden vervolgens naar White Beach, dat in de loop van de avond volloopt met kampeerders. We horen dat het snorkelen er niet zo mooi is als het boek belooft. Omdat er veel algen zitten zien we er maar van af. Volgens het reisbureau in Khartoem zouden we het Soedanese visum binnen drie dagen moeten ophalen bij het consulaat in Dubai. Dat past niet in onze planning. We bellen met het consulaat, maar dat zegt niets van ons te hebben. Verwarring alom dus. Omdat het weekend wordt kunnen we verder weinig doen om heet probleem op te lossen. De laatste wadi's die we in Oman rijden zijn Dayqah en As Suwayh. De rit is prima te doen, het laatste stuk is zelfs verhard. Alleen als we een smal steil paadje met grote stenen inrijden, doodlopen en achteruit terug moeten is het even spannend. Deze rit door de wadi is duidelijk anders dan de vorige: we blijven veel meer bij of in de rivierbedding en moeten regelmatig door het water oversteken. Het landschap blijft geweldig: na iedere bocht weer nieuwe kleuren, vormen en structuren. Dappere Dodo krijgt ook maar eens een poetsbeurt. Vijf man zijn er een half uur aan bezig (of staan naar hun werkende collega's te kijken). Hij is sinds de aflevering niet zo schoon geweest. Terug in MuscatWe overnachten gedurende steeds langere periodes "wild" en worden daar ook steeds handiger in. Een van de lastige dingen tot nu toe was haar wassen. We gebruiken daarom voor het eerst onze buitendouche om op het strand te spoelen. Het gaat prima. Mooi dat dat kan op 14 december. Daarna gaan we op zoek naar de Toyota-dealer om te kijken of ze een oplossing weten voor de hoestbuien van Dappere Dodo. Het is het op een na grootste Toyota Service Station ter wereld: een immens grote hal met bruggen voor onderhoud van luxe auto's op de begane grond en een even grote hal voor 4WD's op de eerste verdieping. Daarnaast nog aparte ruimtes voor grotere reparaties etc. Maar het probleem van Dappere Dodo is toch te moeilijk. Ten minste acht man kijken ernaar (dat is nou intensive care) en hij is zo'n twee uur onder behandeling, maar ze komen er niet uit. De wieg van Dappere Dodo stond in Oostenrijk en kan daarom niet aangesloten worden op de diagnostische apparatuur voor modellen uit de Golf. De conclusie is dat er geen kapot onderdeel is en dat ze hooguit de brandstofpomp zouden kunnen schoonmaken en afstellen, maar dat niet gegarandeerd is dat dat verbetering brengt. Dappere Dodo zou ook zonder problemen vierduizend meter in Ethiopië moeten kunnen halen. Een onbevredigend resultaat, hoewel ze beslist hun best gedaan hebben en we geen rekening krijgen. We stellen de vraag ook maar eens op het forum van de LandCruiserclub. Al SawadiAl Sawadi is de startplek voor boottochtjes om te snorkelen. We zoeken een overnachtingsplek aan het strand, maar dat blijkt lastig. We zijn intussen gewend aan stille strandjes met palmen en uitzicht op een eilandje (ja inderdaad, een beetje verwend), maar dat is hier in het weekend en illusie. Een van de favoriete bezigheden is om met open ramen en muziek keihard aan langzaam over het strand te rijden, een soort Spaanse pantoffelparade, mar dan per auto. Het lijkt of de route wordt aangepast aan de plek waar wij staan. We voelen ons bermtoeristen aan de A2 en begrijpen nu hoe een leeuw in een druk wildpark zich voelt. Als we verhuizen belanden we op een stuk waar ontzettend lawaaierige quad bikes scheuren; we hebben de A2 ingeruild voor de TT. Waar Dubai een overdosis aan regeltjes had, zouden het hier wel wat meer mogen zijn. Iedereen schijnt het normaal te vinden dat de quad bikes met een noodgang over het strand scheuren waar ook kleine kinderen ronddrentelen. Tenslotte gaan we maar staan in een picknickpark. We ontdekken dat op twintig meter afstand een moskee staat met heel grote luidsprekers; gelukkig heeft de muezzin in de gaten dat er om vijf uur 's ochtends weinig klandizie te verwachten is en roept dan niet op tot gebed. De volgende avond, op zondag, een werkdag, gaan we weer op het strand staan. Het is nu een prima plek. De omgang met rommel op dit soort plekken in Oman is overigens hetzelfde als in de Emiraten. Er zijn weinig afvalbakken en containers en iedereen laat zijn troep gewoon liggen: iemand anders ruimt het wel op. En inderdaad, 's ochtends verschijnt en legertje van dertien Zuidaziaten om het stukje strand weer schoon te maken voor de volgende lading troepmakers. Ook als wij met een papiertje in onze handen staan en een prullenbak zoeken is de reactie: "Gooi maar neer." De boottocht die we naar de Damanayat-eilanden maken om te snorkelen is geslaagd. We zien vooral veel verschillende vormen koraal, maar niet zoveel vissen. Ook is het koraal redelijk eenkleurig. De eerste snorkeltrip die we maakten was naar de Great Barrier Reef in Australië. Iedere andere snorkelplek steekt daarmee vergeleken bescheiden af. Winkels en koffieshops in OmanQua levensmiddelenwinkels zit Oman tussen de Emiraten en Iran in. In de grote plaatsen vind je supermarkten zoals Carrefour, in de kleinere plaatsen winkels die zich hypermarkt of supermarkt noemen en vaak gerund worden door Indiërs. Ze zijn dikwijls heel groot, maar hebben een beperkt assortiment. Een meter schap met één product is niet ongebruikelijk en complete koelbakken staan leeg. De broodvoorziening is relatief slecht: in Iran namen we het brood bijna altijd warm van de bakker mee, in de Emiraten kun je vaak volkorenbrood krijgen dat niet onderdoet voor het Nederlandse. Het brood in Oman is ofwel klef fabrieksbrood of wel "Libanees brood" , een soort pannenkoekjes die heel vers moeten zijn, maar dat in de winkel lang niet altijd zijn. In Oman zijn veel koffieshops, verhoudingsgewijs veel meer dan in Amsterdam. Hoewel er wel koffie verkocht wordt dekt ook in Oman de vlag de lading niet, maar op een andere manier; het zijn een soort ontbijttentjes/snackbars. De laatste keer DubaiDe rit terug naar Dubai verloopt heel vlot; de grens kost ongeveer een half uur. De grenspost Oman uit ligt bijna veertig kilometer voor de werkelijke grens. In het "niemandsland" liggen nog allerlei plaatsen, afslagen en dergelijke. We begrijpen niet hoe zo ooit een fatsoenlijke controle gedaan kan worden. We worden in Oman aangehouden voor politiecontrole. Dit is wel vaker gebeurd en is vooral nieuwsgierigheid naar die buitenlanders met hun rare auto. De politieman vraagt "paper" en als we vragen welk papier kijkt hij hulpeloos om zich heen. Dan komt een collega te hulp die een vriendelijk praatje maakt en ons doorzwaait. In Dubai maken we weer een voorbeeld mee van de bouwwoede: wanneer we terugkomen op het strandje waar we de vorige keer gestaan hebben zien we een grote stapel betonblokken. Drie grote grondverplaatsingsmachines zijn bezig een joggingbaan aan te leggen over het strand. Ze kunnen er echt niet tegen als stukjes strand onbebouwd zijn. De vorige keer was er bij de toiletten een vrouw uit Bangladesh die van tien uur 's ochtends tot tien uur 's avonds van tijd tot tijd de toiletten schoonhield en verder naar de zee keek. Nu was er een muur voor de toiletten gebouwd. Ze keek nu van tien uur 's ochtends tot tien uur 's avonds naar een muur. We zijn een dag eerder naar Dubai terug gegaan dan eerder gepland. Door onduidelijkheden in de communicatie over het visum voor Soedan weten we niet zeker of we het vlot zullen krijgen. Dankzij de hulp van Raidan Travel & Tours, het reisbureau dat belangeloos de aanvraag in Soedan voor ons heeft gedaan, klopt het dit keer allemaal: onze namen komen uit de stapel papier en dus is het 's ochtends paspoort brengen en 's middags halen. Ook een ander probleem lost zich op: een pakje met belangrijke spullen uit Nederland dat spoorloos in de post verdwenen was duikt weer op in Nederland. Tussendoor bekijken we Bur Dubai, het historische deel van Dubai (video). We zien een erg op toeristen gerichte soukh en de heritage area, een soort openluchtmuseum met lemen huizen en windtorens. Het is wel aardig, maar in vergelijking met Yazd, een slap surrogaat. We zitten nu nog twee dagen in Dubai tot Margriet naar Nederland vertrekt en hebben het gevoel dat we de meeste interessante dingen al gezien hebben. We doen toch nog twee leuke dingen. Eerst gaan we naar het Ras al Khor natuurgebied, vlak bij het centrum en aan twee kanten begrensd door grote autowegen (video). Niet direct een plek waar je zoiets zou verwachten, maar het zit er vol watervogels, vooral flamingo's. Daarna naar een groot aquarium en grote zeedierentuin, midden in Dubai Mall, de grootste shopping mall van Dubai (video). Behalve vissen en krabben zijn er ook leguanen, pinguïns en otters. Het is mooi aangelegd, alleen verbaast ons hoeveel vissen er in een compartiment zitten. We proberen in verband met de energievoorziening altijd buiten te parkeren. Dit keer is er alleen een parkeergarage, gelukkig met een ingang voor hoge auto's. Helaas is er geen uitgang voor hoge auto's. Met wat stuntwerk over stoepjes komen we weer buiten. De laatste ochtend voor onze wegen zich scheiden bekijken we Deira, het oudste deel van Dubai (video). Hier is nog een echte soukh en zijn straten met kleine winkeltjes in plaats van kolossale shopping malls. We vinden een winkeltje dat landenstickers voor op Dappere Dodo verkoopt. Omdat die moeilijk te krijgen zijn beginnen we in het voor in te kopen. Voor Saoedi Arabië kopen we het kleinste exemplaar dat we krijgen kunnen. We gaan het helemaal onderop hangen, zodat het iedere rit met zand en modder besmeurd wordt. Ons stil protest. Na een rustige middag, aan een strand dat een goede kampeerplek geweest zou zijn, zetten we Dappere Dodo in een straatje vlak bij het vliegveld voor de overnachting en zoeken de spullen die naar Nederland moeten. We hadden gehoopt Pim, die ook via de Emiraten naar Zuid Afrika reist en vandaag uit Iran in Dubai aangekomen zou moeten zijn nog te ontmoeten, maar dat lukt helaas niet. Saoedi ArabiëMargriet heeft gemengde gevoelens bij haar vertrek naar Nederland: enerzijds is het fijn om met de feestdagen thuis bij de kinderen te zijn en had ze ook niet echt uitgezien naar Saoedi Arabië, anderzijds slaat het een gat in een gezamenlijk avontuur. Maar de karavaan trekt verder... Zo moeizaam als het krijgen van een visum was, zo vlot gaat de grensovergang naar Saoedi Arabië zelf; met een uur is het geregeld. Niemand vraagt waaromje voor een zakenreis een auto als Dappere Dodo nodig hebt. In Abu Dhabi is het landschap vooral grindwoestijn, in Saoedi Arabië zijn het kale, lage zandheuvels waarover een harde wind waait, die voortdurend zand opwaait dat het landschap tot een stoffige, bleke vlakte maakt (video). Op het eerste stuk liggen nog plassen in de woestijn, waarschijnlijk van de zware regen van twee weken terug. Het verkeer en de wegenaanleg doen aan Iran denken: na een lang stuk tweebaansweg ligt er plotseling een tweede rijbaan, zo'n twintig meter links van de eerste. De toestand ervan is totaal onduidelijk. Als er auto's rijden gaan de gebruikers van de oorspronkelijke weg de tegenliggerbaan als inhaalstrook gebruiken, omdat ze aannemen dat de weg een vierbaansweg geworden is. Niet dus..., er komen ook nog tegenliggers op onze rijbaan. Ook rechts inhalen, zwabberen tussen rijstroken, vanaf de linker rijstrook op het allerlaatste moment een afslag nemen en tegen het verkeer inrijden staan weer op het menu. Het is alleen nog allemaal agressiever dan in Iran: als medeweggebruikers vinden dat je niet snel genoeg aan de kant bent gegaan of anderszins niet tegemoetkomt aan hun interpretatie van de verkeersregels zullen ze niet nalaten dat met toeteren, gebaren en snijden te laten merken. Het is leeg land: pas na 225 km komt Haradt, het eerste dorp, terwijl er nauwelijks zijwegen zijn. Het wordt de overnachtingsplaats. Dorp is nog een groot woord. Het is een naargeestige, smerige verzameling van werkplaatsjes en winkeltjes met het pompstation als middelpunt waardoor een gure wind waait. Het is een pleisterplaats voor truckers, vrouwen zijn er niet, maar het eten in het drukke truckersrestaurant is goed en niet duur. In de eerste winkel word ik al geconfronteerd met een typisch Saoedisch verschijnsel. Terwijl ik mijn keuze maak zegt de winkelier plotseling: "Must close shop." De handel wordt opgeschort voor het gebed. Alle winkels gaan dicht, restaurants sluiten de deuren de mannen gaan in optocht naar de moskee, drie keer tussen vijf uur en acht uur 's avonds. Na Haradt wordt de woestijn vlakker, op wat bedrijfbouwsels en boerderijen na blijft het leeg. RiyadhRiyadh is vies en lawaaierig (video). Bijna overal liggen bergen troep en het gebruik van de toeter lijkt op wat we in India gezien hebben. De Grote Moskee is niet zo indrukwekkend als die van Abu Dhabi of Muscat, maar wel groot. Het winkelgebied en souhks in het oude stadscentrum zijn ook groot. In de eerste 24 uur in Saoedi Arabië heb ik vier vrouwen gezien (althans hun ogen), in de shipping malls lopen ze volop, 95% is op de ogen na volledig gesluierd. Overigens is voor vrouwen in tegenstelling tot de habaya een hoofddoek niet verplicht. Ik heb een aantal (buitenlandse) vrouwen gezien met onbedekt haar, iets wat in Iran niet toegestaan was. Groente kopen blijft mannenwerk. De mensen zijn terughoudender dan in Iran, De Emiraten en Oman. Ook als ik met de achterdeur open op een druk plein zit, komt er één keer iemand buurten. Ten noorden van het centrum zijn de moderne wijken. Hier zijn de shopping malls en de grote winkels. Ook zijn er bouwprojecten zoals je ze in Dubai zou verwachten. Eén shopping mall die ik gezien heb bestond voor minstens de helft uit parfumwinkels, soms net zo groot als een flink filiaal van het Kruidvat. Belangrijke bezienswaardigheden van Riyadh zijn het Nationaal Museum (video), Dir'aiyah, de plek waar de koninklijke familie vandaan komt en de kamelenmarkt. Het Nationaal Museum is een van de mooiste musea die ik deze reis gezien heb. Het geeft een goed ontworpen overzicht van de geschiedenis van Arabië en alle uitleg is ook in het Engels. De kamelenmarkt (video) ligt een eind buiten de stad en is heel uitgestrekt en rommelig. Dir'ayah was helaas wegens verbouwing gesloten. Als je zelf in het land bent en iets probeert te doen wordt pas duidelijk hoe onhandig de gebedssluitingen zijn. Heb ik net mijn computer opgetuigd in een internetcafé en het eerste mailtje verstuurd, wordt ik uit de zaak gegooid. Wil ik tanken is het pompstation onbemand omdat iedereen in de moskee zit. Door de woestijnDe weg van Riyadh naar Jeddah gaat vooral door steenwoestijn. Op het eerste stuk zijn nog dorpen, daarna komen weer lange, lege stukken; het doet denken aan Algerije, waar we in 1977 waren. De kwaliteit van het wegdek is erbarmelijk voor de belangrijkste weg van het land. Ik begrijp niet waar al het oliegeld dat binnenkomt aan besteed wordt; aan de infrastructuur en ruimtelijke ordening is het in elk geval niet te zien. Het dorp waar ik beland om te overnachten is minstens zo desolaat als het dorp van de eerste nacht, hoewel minder rommelig. Verspreide huizen op de kale, koude, winderige vlakte, een vierbaansweg die abrupt overgaat in zandpad, langs de autoweg een enkele winkel, werkplaatsjes, een kapper, een kaal restaurant met plastic stoeltjes, twee pompstations. Er loopt niemand op straat. De huizen zijn groot en gesloten, voor families van drie of vier generaties in een klimaat dat of te koud of te heet is om aangenaam buiten te zijn. 's avonds en 's ochtends moet de kachel aan. Ik overweeg een tussenstop te maken in Taif, volgens LP een aantrekkelijke plaats. Helaas zijn de interessante dingen zonder kaart in het boek niet vlot te vinden. De beschrijving van Saoedi Arabië is overigens bij uitstek een voorbeeld hoe LP achteruit gaat. Ze beschrijven een land waar ze zelf niet geweest zijn, met als argument dat ze geen visum kregen. Op zoek naar een restaurant kom ik op een plek waar mannen en vrouwen staan te wachten. Een gesluierde vrouw spreekt me aan: "Die rode auto is van mij, rijd er maar achteraan." We rijden een eindje tot we bij een restaurant zijn. Ze vraagt dan of ik de weg terug kan vinden. "Anders blijft mijn chauffeur wel wachten om je terug te brengen." Oh ja, vrouwen mogen geen auto rijden in Saoedi Arabië. De restaurants hebben een mannen- en een familiedeel. Het mannendeel is met tafeltjes, zoals in een westers restaurant, in het familiedeel zijn hokjes met gordijnen, zodat vrouwen ongestoord hun sluier af kunnen doen. Deze scheiding zie je overal: een lady's branch bij de bank, shopping malls met aparte openingstijden voor mannen en families, enz. Direct na Taif daalt de weg spectaculair, elfhonderd meter over een paar kilometer; het is een totaal anders, veel interessanter landschap. Bij een uitzichtpunt zie ik de eerste apen van deze reis. Het tanken is weer een lust voor de portemonnee: € 0,05 per liter diesel, nog minder dan de reguliere prijs in Iran; ik begin vast voorraad in te slaan voor Soedan. De kleding van de mannen is grappig: nog steeds in het lang wit, maar de theedoek op het hoofd is vervangen door een ijsmuts en erover zit een winterjack. Ook vrouwen dragen jassen over hun habaya. MuscatWe bekijken de Sultan Qaboos Grand Moskee. Vooral het plafond en de tuin zijn prachtig.Hij heeft het op een na grootste tapijt ter wereld (na Abu Dhabi). Daarna nog een rondje internetten op het visum van Soedsn te organiseren. We krijgen langzamerhand wel genoeg van de claustrofobische hokjes in hete internetcafés. We willen oud Muscat bekijken, maar daar is niets ouds aan: het zijn vooral moderne regeringsgebouwen. Mutrah, een ander deel van Muscat is beter, hoewel de soukh na alles wat we in Iran gezien hebben geen kans ziet veel indruk te maken. De cruiseschepen die hier dagelijks leegeschud worden hebben uiteraard hun uitwerking gehad op productaanbod en verkoopstijl. De videocamera heeft plotseling de geest gegeven en in een klein winkeltje laten we kijken of er nog iets te redden valt. Hoewel de winkelier de volgende ochtend beweert dat hij gerepareerd is, werkt hij nog slechter dan toen we hem brachten. De winkel wordt gerund door Indiërs. Het lijkt een typisch voorbeeld van het nieuws brengen dat je wilt horen. We besluiten om maar een nieuwe te gaan kopen. Eerst kijken we of de Soedanese ambassade in Oman soepeler is met visa dan het consulaat in Dubai. Helaas is het proces even moeizaam. We proberen of er voor ons bijzondere geval een uitzondering gemaakt kan worden. Meer dan een toezegging dat de consul in Nederland met wie we inmiddels contact hebben gebeld zal worden, krijgen we niet. We starten daarom het visumtraject met een reisbureau in Soedan. We hebben het gevoel dat de dagen door onze hadden glippen met regelen. We zijn nu vier dagen in Oman en hebben nog nauwelijks iets toeristisch gedaan. Het is natuurlijk allemaal erg inefficiënt, omdat je overal naar moet zoeken en niet steeds een computer met internet bij de hand hebt. Het zou niet zo'n probleem zijn als we geen deadline hadden van het vertrek van Margriet naar Nederland. Op het strand waar we overnachten worden we benaderd met de vraag of we ijs of snacks verkopen. Blijkbaar heeft Dappere Dodo de verkeerde kleur. Gelukkig verkoopt Margriet de avondmaaltijd niet. De bergen bij NizwaEindelijk hebben we onze zaken zover geregeld dat we weg kunnen uit Muscat. Het eerste doel is het plateau van Sayq op 2300 m. Het laatste stuk door de indrukwekkende kale bergen gaat zo steil dat het alleen voor 4WD's toegankelijk is. De politie wil eerst papieren zien voor we verder mogen. Dappere Dodo heeft het moeilijk met de steile klim. Eerst zien we water lekken. Het blijkt de overloop van het koelwater te zijn, dus gelukkig geen lekkage in de radiator. Verderop, als we bovende vijftienhonderd meter komen, begint hij bij vlagen vooral hellingopwaarts hikkende geluiden te maken, schokkerig te rijden en witte rookwolken uit te braken. We hadden het hikken wel eerder gehad in de bergen, maar niet zo erg als nu. Blijkbaar heeft de servicebeurt het niet opgelost. We klimmen langzaam verder en gaan naar een garage in Sayq. De diagnose is snel gesteld: er moet een spuitstuk vervangen worden. Gelukkig rijdt de HZJ79 hier heel veel rond, dus het vinden van een reparateur en onderdelen zou geen probleem mogen zijn. We klimmen voorzichtig verder tot we op een mooie overnachtingsplek met water en toiletten bij jeneverbesbomen (die schijnen hier toegestaan te zijn) komen. We zouden volgens de kaart de kreeftskeerkring gepasseerd moeten zijn, hoewel we geen bord hebben gezien. We zijn dus in de tropen, maar dat is aan de temperatuur niet te merken. Het kampvuur waarvoor we hout verzameld hebben komt er daarom zelfs niet. Voor we weer naar beneden gaan genieten we eerst van het uitzicht op de kloven, een vervallen dorpje en terrassen op steile berghellingen waarop nog groente verbouwd wordt. We rijden naar een terrein met garages in Nizwa, een grotere plaats. Hier is de diagnose van de hoestbuien van Dappere Dodo dat de brandstofpomp vervangen moet worden, iets wat de Toyota-garage zou moeten doen. Wanneer we daarheen gaan horen we dat ze niet kunnen zeggen wat de oorzaak is en dat we naar Muscat moeten omdat ze de goede diagnoseapparatuur niet hebben en de dieselvariant niet kennen. Het zijn dus geen broertjes maar neefjes van Dappere Dodo die hier rondrijden. Het zijn er wel heel veel. Bij sommige parkeerplaatsen denken we dat het een clubdag van de LandCruise-club is. We besluiten om het er voorlopig maar bij te laten, want op lagere niveaus rijdt Dappere Dodo uitstekend en voordat je het weet ben je weer drie dagen aan geregel kwijt. We proberen het wel op te lossen in Dubai. We rijden door richting Jebel Shams, de hoogste berg in het gebied, langs prachtige kloven. Dappere Dodo slaat zich er redelijk doorheen. We overnachten bij een resort met volledige campingfaciliteiten. Het is voor het eerst in vier weken dat we betaald kamperen. Het is het startpunt van de wandeling langs een vijftienhonderd meter diepe kloof die we de volgende dag maken (video). Wat een prachtige uitzichten zijn het. We zien nauwelijks toeristen. Voor het eerst sinds lang weer eens alleen toerist spelen, afgezien van wat e-mail met een reisbureau in Soedan. Het lijkt erop dat die inderdaad voor ons visum gaan zorgen: ze beginnen te reageren en de goeder vragen te stellen. Internet is net goed genoeg om wat mail te sturen en te ontvangen, maar dan moet je nog ieder bit persoonlijk wegduwen. Ghul, een schilderachtig verlaten lemen dorpje, ligt tegen een berghelling bij Wadi Ghul (video). Een wadi is een rivierbedding die bijna altijd droog is, maar gevaarlijk kan spoken als het geregend heeft in de bergen. We rijden er nu doorheen. Volgens de boeken zou er in deze buurt veel weven en tolspinnen te vinden moeten zijn, maar we vinden niets. Als we een dorpje inlopen om ernaar te zoeken worden we uitgenodigd op de koffie bij een familie die met vier generaties en (vrouwelijk) aangetrouwd in één huis wonen. De vrouwen wijzen op de kleding van Margriet (blouse met halflange mouwen en lange broek), dan op hun eigen kleding (met hoofddoek etc.) en zeggen "Islam good". Als Margriet vraagt "No Islam not good?" wordt er verlegen gelachen. We bekijken Misfat, een schilderachtig bergdorpje tussen de palmen (je ziet zelden palmen op hellingen) en het oude deel van Al Hamra met verlaten, afgebrokkelde huizen van twee en drie verdiepingen. Sommige schoolbussen die hier rondrijden zijn Toyota's HZJ74. We vinden eindelijk de zekeringen voor de compressor, dus we kunnen nu de woestijn in. Bij een Toyota-garage die we tegenkomen proberen we nog een keer of de hoestbuien van Dappere Dodo verholpen kunnen worden. De reactie is hetzelfde als eerder: we hebben niet op de dieselmotorschool gezeten, dus we kunnen zelfs geen voorlopige diagnose stellen. Ga maar naar een grotere stad. Toedeloe. Zou dan niemand algemene autotechniek gehad hebben? Ongeveer iedere plaats in Oman heeft een kasteel. Een van de mooiste is dat van Bahla. Het is inderdaad heel compleet en prachtig gerestaureerd. Het is alleen jammer dat nergens een toelichting bij staat. We bekijken ook de kleine maar traditionele soukh met redelijk wat activiteit, hoewel het vrijdag is. SanawOnderweg naar Sanaw zien we een bord "Natuurpark". Het is een picknickplek aan de wadi, waar overal Omaanse families zitten (video). We besluiten om er te overnachten. We ervaren weer hoe gastvrij de mensen hier zijn. In de soukh 's ochtends kregen we niet alleen koffie en dadels bij een winkeltje waar we stonden te kijken, maar ook een pak dadels mee. Ook in het park nodigt elke picknickende familie waar we langslopen ons uit om erbij te komen zitten en mee te eten en wil nog eten meegeven of komt het brengen. We schuiven aan bij een familie van vier generaties. De vrouwen zijn veel kleurrijker gekleed dan we eerder zagen. Alle vrouwen zitten in één cirkel, alle mannen in een tweede. De vader vertelt dat hij 57 en gepensioneerd is, zeven dochters, vier zoons en zes kleinkinderen heeft. Zijn vader, zoons, schoondochters en kinderen van zijn zoons wonen bij hem in huis. Hij is ooit voor zijn werk vier maanden in Engeland geweest en nooit door iemand uitgenodigd. Wat moet dat kil overkomen voor iemand uit deze cultuur. Hij geeft Jan les hoe je zonder kliederen rijst met je rechterhand eet (er wordt zonder bestek en borden gegeten, iedereen pakt uit een grote schaal die in het midden staat), maar een succes is het nog niet. Ach, hij zal het wel gewend zijn met al die kinderen en kleinkinderen. Margriet schuift aan in het vrouwenkringetje en krijgt al snel een baby in de armen, 3 weken oud. Als ze even alleen is met een van de vrouwen blijkt die toch enkele woordjes Engels te spreken: ''No baby, husband away, my live no happy." En zo zit ze dan tussen de vrolijke familie. 's avonds bakt Margriet brood in de Dutch oven. Een man uit Bangladesh die de toiletten en het terrein schoonhoudt en woont in een hokje in het toiletgebouw helpt bij het maken van vuur. Sanaw heeft een traditionele soukh (video). Het is een feest is om rond te lopen tussen vooral mannen met traditionele kleding en baarden die vis, veevoer, kamelen en groente verhandelen. De vrouwen dragen ook hier kleurrijke kleding. Mannen hebben er geen probleem mee om gefilmd of gefotografeerd te worden, vrouwen wel. Tijdens een koffiestop verderop worden we aangesproken door Faise, die ons thuis uitnodigt (video); de Omani zijn zo mogelijk nog gastvrijer dan de Iraniërs. Ze is verpleegster, spreekt goed Engels en woont met drie van haar vijf broers en zussen bij haar ouders. Haar vader is schoolbuschauffeur, een van haar zussen studeert geneeskunde. We krijgen de kans om het huis en het erf te bekijken. Het huis is nieuw en voor lokale begrippen goed afgewerkt, heeft drie grote ruimtes waar groepen mensen samen kunnen zitten en twee slaapkamers; keuken en badkamer zijn in een apart gebouwtje. Er staan nauwelijks meubels en er hangt niets aan de muren, maar kleur en patroon van de muren gaan door op de plafonds. Ze zoeken een dienstmeisje: het Ethiopische dienstmeisje dat € 85 per maand verdiende is ongepland niet uit Ethiopië teruggekomen. Ze hebben een uitgebreide veestapel: een koe, twee kamelen, geiten kippen en konijnen en ook een tuin bij de wadi. Faise vraagt of we blijven lunchen. Het eten wordt voor ons tweeën binnen geserveerd; de familie, die eerder wel voltallig bij ons was, eet niet met ons samen, maar zien we buiten zitten eten. We hebben niet uitgevonden waarom dit was. WoestijnGedeeltelijk via een track rijden we door prachtige woestijn met levende en dode bomen, maar zonder lage begroeiing naar Badiyah, de plaats die de toegang is tot het zandduingebied van Oman. Het begint met een anticlimax: we worden op een bijna agressieve manier benaderd door woestijngidsen, die nog een paar keer terugkomen als we even stoppen. Ook worden we op exact dezelfde manier als in Sharjah van achteren aangereden. Het resultaat is eveneens hetzelfde: wij hebben dankzij ons overgedimensioneerde bordes geen schade, de auto achterop rijdt zijn nummerbord eraf. We overnachten in de leegte van de woestijn. We besluiten dat we de doorsteek door de woestijn naar de zee, die de gidsen ons proberen aan te smeren, niet willen: het is de € 240 die ze vragen niet waard en zwaar overvraagd. In plaats daarvan laten we ons voor een bedrag waarvoor we ons nog steeds genept voelen een kilometer of twintig de woestijn inbrengen naar een plek waar we kunnen overnachten (video). We rijden via een piste die we zonder gids terug kunnen rijden. Het is nuttig om zo de eerste piste-ervaring op te doen. De grote lege vlakte omringd door zandduinen met daarin onze eenzame Dappere Dodo is mooi. Een enkele keer krijgen we gezelschap van wat kamelen en geiten; van tijd tot tijd rijdt een Toyota LandCruiser voorbij. De oproepen tot gebed zijn we eindelijk ontvlucht, 's ochtends horen we nog wel een haan in de verte. Maar zelfs op de plek waar we staan komen de gidsen nog een keer langsrijden om te proberen meerwerk te verkopen. De volgende ochtend heeft een onaangename verassing in petto: er hangt mist. De rit alleen terug over de piste krijgt zo een extra uitdaging, maar gaat goed. De OostkustOnderweg naar Ras al Jinz hebben we nog twee aardige ontmoetingen. Tijdens een koffiestop komt een volledig gesluierde vrouw op ons af. Bij de auto doet ze haar sluier af en vertelt in Australië voor medisch laborante gestudeerd te hebben en elf broers en zussen te hebben. Verderop ontmoeten we een Frans gezin dat overland reist in een eigen autobus die als camper dienst doet. In Ras al Jinz is het schildpaddenstrand. Groenrugschildpadden van een centimeter of zestig lang leggen hier eieren. Omdat het een bedreigde diersoort is mag het strand alleen met een gids bezocht worden. Als de vrouwtjes 37 jaar zijn komen ze iedere drie jaar drie keer 's nachts naar het strand om 120 eieren te leggen. Onder de 27 °C komen er mannetjes, boven de 29° vrouwtjes. Het geslacht kan dus gestuurd worden door de eieren dichterbij of verder van zee te leggen. De schildpadden graven een kuil van een meter, leggen de eieren en gooien de kuil dan dicht. Het beste seizoen is in de zomer, maar er is toch een schildpad bezig met zijn flappen zand naar achteren te gooien om de kuil te dichten. Er is ook een kleintje van een dag of vijf die naar zee loopt. Het verbaast ons dat ondanks alle waarschuwingen toch gepraat wordt en mensen toch hun zaklantaarns aandoen. De gids is geen succes: welke vraag je ook stelt, hij speelt steeds hetzelfde bandje af. Sur is een schilderachtige plaats (video) met voor ons als belangrijkste bezienswaardigheid een dhow-werf (video). Een dhow is een traditionele teakhouten boot die overal in de Persische Golf gebruikt werd. Het is een uitstervend ras: de voorkeur gaat tegenwoordig uit naar fiberglasboten. Van de zeven werven die in Sur waren is er nog één over. Er liggen twee boten in aanbouw. Een ervan is voor een familie uit Qatar. Hij kost € 240 en de bouwtijd is een jaar; er werken tien man aan. Het lijkt ons een koopje en we horen dan ook dat zuid-Aziaten niet meer dan $ 40 per maand verdienen. In de loop van de middag gaan we Wadi Shab (video) in, een prachtige rivierbedding tussen steile rotsen en met palmen. De ingang wordt ontsierd door pilons van de autosnelweg die langs de kust loopt. Helaas zijn we te laat gestart om de hele wandeling voor donker te kunnen maken. Vlakbij Wadi Shab ligt Wadi Tiwi (video). Je kunt er een eindje inrijden via een brede weg, dan volgt een stuk dat volgens "Oman off-road", het boek dat we gekocht hebben een van de steilste, smalste, meest uidagende trajecten van Oman is. Omdat de weg bovendien grotendeels verhard is besluiten we onze relatief hoge, brede en zware Dappere Dodo met partial 4WD hieraan niet bloot te stellen. Later zal blijken dat het traject met een compacte 4WD goed te doen is, voor Dappere Dodo zou het inderdaad lastig geweest zijn. Net wanneer we willen gaan lopen komen Ben en Agnes, die we ook al ontmoet hadden bij de schildpadden en op de dhow-werf ons achterop rijden.We rijden mee naar het einde van de weg en lopen terug; prima, want we hadden het nooit zelf heen en terug gelopen. Het is een prachtige route, eerst langs de wadi, daarna steil omhoog naar een aantal dorpen. Bimmah Sinkhole even verderop is een natuurlijk gat in de grond, gedeeltelijk gevuld met water, met mooie kleuren en structuren. We zetten Dappere Dodo voor de nacht weer aan het strand. De golven zijn groen van de algen. Overdag ziet het er niet zo fris uit, maar 's avonds blijkt dat ze fluoriserend zijn: de golven zijn groen verlicht. Er is een mail van het reisbureau in Soedan dat we ons visum op zouden kunnen halen bij het consulaat. Hoewel we nog wel vragen hebben, lijkt dit dus goed te gaan. Indruk van OmanOman is een aantrekkelijk land: niet zo veramerikaanst als Dubai, met vriendelijke, ontzettend gastvrije mensen en prachtige natuur. Er wordt duidelijk en succesvol geprobeerd om het land te moderniseren en toch de oorspronkelijke cultuur te bewaren. Het heeft niet zoveel olie als de omringende landen, daardoor zie je Omani (of zijn het Omannen en Ovrouwen?) ook zelf werken en niet de Indiërs en Pakistani al het werk laten doen (hoewel de simpelste baantjes, zoals papierprikken op het strand wel door mensen uit deze landen gebeuren). We proberen en nog achter te komen hoe het land economisch in elkaar zit. Van de tien mensen die we vragen hebben er acht een overheidsfunctie: politieagent, leraar, verpleegster, legerofficier, etc. Oliedollars zullen dus toch wel een belangrijke rol spelen. Er wordt heel hard aan het wegenstelsel gewerkt (met alle vertragingen vandien) en de openbare ruimte in Muscat ziet er verzorgd uit, met veel parken en brede wegen met palmen. Aan de andere kant zien we wel de hele dag twee vrouwen achter een tafel met wat kettinkjes en blikjes cola zitten om die te verkopen aan de twintig toeristen die langskomen.
DubaiWe worden wakker van de opstekende storm en rijden om het risico van schade aan Dappere Dodo tegen te gaan nog voor het ontbijt naar Sharjah waar we de volgende visumpoging doen. We horen daar van VFS Tasheel dat de regels sinds vorige week veranderd zijn en dat de sponsorbrief nu in het Arabisch moet zijn. Grrr... We laten de brief vertalen en nu wordt de visumaanvraag eindelijk geaccepteerd. Op de parkeerplaats worden we aangesproken door Saeed, die ons uitnodigt om bij hem thuis te komen. Hij is getrouwd met Jane, een Philipijnse; ze zet in no-time een Philipijnse lunch op tafel. Omdat het al de hele dag miezert gaan we niet de natuur in voor het weekend, maar blijven we in Sharjah. Het door LP aangeprezen historische centrum stelt niet veel voor. Het is een klein, klinisch stukje midden tussen de torenflats dat net aan de bulldozers ontsnapt is, waar huizen gerestaureerd worden en souvenirwinkeltjes zijn, maar waar geen normaal leven te bekennen is (video). We overnachten weer op Kite Beach. De Zwitsers en de Fransen zijn er nog, dus het begint met vier auto's al aardig op een camping te lijken. De Fransen willen hun auto's op de boot naar Bombay zetten en dan in India rondreizen. 's avonds worden we gebeld door een journaliste van de Volkskrant die een stukje in de weekendkrant over ons gaat maken. We moeten dus binnenkort een sectie "press clippings" op onze site zetten. Weer worden we door onweer en storm wakker, maar het grootste deel van de dag is het weer uitstekend. We houden een rustige kampdag en knutselen verder aan de compressor, nog steeds met matig succes. Drie mannen die vlakbij de plek waar we staan een soort woonhuisje hebben op het strand om 's ochtends vroeg te kunnen vissen, laten ons niet alleen hun warme douche en toilet gebruiken, maar komen ook twee vissen brengen, waarvan de grootste zestig centimeter lang is, voor een barbecue voor de kampeerders. Ze brengen ook nog rijst en groente, maar eten zelf niet eens mee. Het wordt een gezellige barbecue met muziek, ook omdat een van de Fransen professioneel muzikant is. De noordelijke emiratenHet laatste deel van de rit naar Al Aqqa in het emiraat Fasairah is een mooie tocht door de bergen. In Al Aqqa vinden we een prachtig strandje waar overdag mensen picknicken en we 's avonds het rijk alleen hebben. Het staat bekend als snorkelplaats. Opnieuw worden we verrast door de hartelijkheid van de mensen. Een man komt een schaal koekjes brengen en even later eten en drinken we gezellig mee met een grote familie die uit heel de emiraten hier samengekomen is. We gaan de volgende ochtend eerst snorkelen. We zien mooie vissen, maar vinden het te ver naar het eilandje vlak voor de kust waar meer vissen, (onschuldige) haaien en schildpadden schijnen te zijn. Daarna naar Ras-al-Khaimah, het meest noordelijke emiraat. We zoeken een mooie plek aan het strand, maar dankzij de gebrekkige informatie in de Lonely Planet (ze worden echt met de editie slechter) rijden we eerst vooral door industriegebied. Uiteindelijk vinden we een mooi openbaar strand. En er komt een goed bericht: het visum van Jan voor Saoedi Arabië is klaar. Onderweg naar VFS Tasheel komen we langs de enige plek in de V.A.E. waar je zonder licentie wijn en bier kunt kopen, dus we slaan maar wat in voor ons resterende verblijf in de Emiraten (invoer in Oman is verboden en in Saoedi Arabië heel erg verboden). Het is een slijterij op een resort in het emiraat Umm Al Quwain, groter dan we ooit in Nederland hebben gezien. Het visum voor Saoedi Arabië van Jan is er werkelijk, maar voor het escortvisum voor Margriet zou nu toch weer groen licht uit Riyadh nodig zijn. Je wordt toch wel erg moe van de steeds veranderende spelregels. Dat groene licht proberen we nu al sinds juli te krijgen, zonder succes, daarom gaan we toch maar proberen of het ook zonder lukt. Dus motivatiebrief maken, laten vertalen, enzovoort. Bovendien betekent het nog langer in Dubai en dat hebben we intussen ruimschoots gezien. We gaan naar onze vaste stek in Dubai aan het strand. De vissers zijn er weer, dus we kunnen de warme douche en het privétoilet weer gebruiken. Het maakt het strand bij de Kite Beach een ideale plek. Het enige grote nadeel is dat vlakbij twee moskeeên staan (plus verderop nog een stuk of wat) die door elkaar om vijf uur 's ochtends luidkeels oproepen tot het ochtendgebed. Hoeveel Mohammedanen zouden hier werkelijk gehoor aan geven na op deze manier wakker gemaakt te zijn? Een van de vissers heeft een Landrover uit 1957 en vertelt hoe hij met zijn grootvader en vader over het strand van Dubai naar Abu Dhabi reed, een traject dat nu via een zesbaans autoweg wordt afgelegd. We zijn nu in alle emiraten geweest. Begin december wordt gevierd dar de emiraten 42 jaar verenigd zijn. Overal zie je vlaggen, borden met sheiks en auto's met vlaggen en sheiks erop gespoten. Koningsdag is er niets bij. Het is toch wel verrassend dat dit zo sterk leeft. We houden weer visumdag. Eerst naar VFS Tasheel voor het escort visum. Er is nu opeens toch weer een pre-approval van het consulaat nodig. Dat zou probleemloos te krijgen zijn van twee mensen van wie we de namen krijgen. Helaas, bij het consulaat komen we ook na een lange discussie niet verder, de goedkeuring moet uit Riyadh komen. Aangezien we dat al sinds juni zonder succes proberen, besluiten we de pogingen te staken. Daarna gaan we opnieuw naar het Soedanese consulaat. We proberen of ze ons volgens de richtlijnen die in Nederland gelden aan een visum kunnen helpen (dus formulier inleveren en persoonlijk ophalen), maar ze willen persé een aanvraag uit Soedan. Tenslotte gaan we nog even bij het Ethiopische consulaat langs. We krijgen eerst te horen dat we alleen een visum voor zeven dagen kunnen krijgen, maar dat we met de vice-consul kunnen praten. Als we hem vertellen in Ethiopië geweest te zijn en het een prachtig land te vinden krijgen we probleemloos groen licht voor drie maanden. En wat we nooit verwacht hadden: binnen anderhalf uur staan we met visum weer buiten. Zo kan het dus ook Saoediërs en Soedanezen! We gaan nog even mopperen bij VFS Tasheel, maar dat levert uiteraard niets meer op. De conclusie is dat Margriet voor twee weken naar Nederland gaat (en dus met de feestdagen in Nederland is) terwijl Jan Dappere Dodo door Saoedi Arabië loodst. Tenslotte gaan we in een internetcafé op zoek naar reisbureaus en hotels in Soedan en naar vluchten voor Margriet. OmanNa alle papierrompslomp kunnen we eindelijk naar Oman. De grensovergang kost ruim twee uur, maar is verder zonder problemen. Het is rommeliger dan in de Emiraten; er zijn hier vast geen mannen uit Bangladesh die iedere ochtend de troep opruimen zoals in Dubai. Veel vrouwen hebben kleurige kleding en de neusversiering zoals we die ook in zuid Iran gezien hebben. We overnachten weer op het strand (video). We staan nog in ons pyama naar de zee te kijken als een man ons vraagt of we mee willen naar zee (video). Nou, dat willen we wel. De man gaat vissen met zijn neef en drie van diens zoons. Met behulp van GPS varen we naar een goede visstek. We krijgen les hoe we vissen moeten vangen met een lijn met aas en Margriet heeft dan ook veel succes met het binnenhalen van grote exemplaren. Ze vragen of we een vis willen hebben voor de lunch en als we zeggen dat we geen pan hebben die groot genoeg is komen we er niet onderuit om te wachten tot ze een vis thuis voor ons gegrild hebben en die komen brengen. Ook van hen krijgen we de vraag hoe we tegen Arabieren aankijken, een vergelijkbare vraag als we ook in Iran steeds kregen, omdat men zich ook hier bewust is van het negatieve imago dat Arabieren in Amerika en Europa hebben. We antwoorden dat de Europese media een vertekend beeld geven en dat er grote verschillen tussen de landen zijn. Met het vrouwonvriendelijke gedrag van Saoedi Arabië nog vers in het geheugen is het moeilijk om een onverkort positief verhaal te houden, hoewel de vriendelijkheid en behulpzaamheid ook hier opvallen. Een man uit Pakistan die ons later aanspreekt legt uit hoe expats altijd tweederangs burgers blijven in de golfstaten: buitenlanders kunnen nooit de nationaliteit krijgen van het land waar ze werken. Ze kunnen er ook geen huizen kopen. We besluiten om eerst richting Muscat te gaan waar we willen kijken of we eenvoudig aan een visum voor Soedan kunnen komen. Als dat niet lukt gaan we een visumdienst in Nederland gebruiken. Eindelijk vinden we waarom de compressor niet meer werkt. Een verborgen zekering, waarvan we niet wisten dat hij er zat, is doorgebrand. Dat zijn de nadelen als je een gebruikte, ingerichte auto koopt. Het strand waar we overnachten ligt bij een park waar honderden mensen tot laat in de avond picknicken. Het is ook een plek waar eigenaren van 4WD auto's en buggies zinloze rondjes over het strand rijden. Het is ontzettend gezellig, maar ook wel lawaaierig. Emiraten Dubai en SharjahWe brengen Dappere Dodo weg voor een servicebeurt. We hebben nog nooit zo'n grote servicewerkplaats gezien, er staan 48 bruggen en het gaat allemaal uiterst professioneel. Er zijn veel LandCruisers, maar dat zijn allemaal glimmende nieuwe modellen, de HZJ79 kennen ze niet. De portier wil ons zelfs eerst niet het terrein op laten, omdat hij de auto niet als Toyota herkent en er staan onmiddelijk zes man om de auto heen. Voordat we de auto moeten inleveren voor de servicebeurt gaan we eerst bij VFS Tasheel langs. Dit bedrijf verzorgt visumaanvragen voor Saoedi Arabië. We horen dat Margriet een pre-authorization van het consulaat moet krijgen. Op het consulaat wordt ons verteld dat ze dat niet doen en dat de toestemming van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Riyadh moet komen. Die is al minstens drie keer geweigerd, dus het ziet er slecht uit. Ook horen we dat er toch geen doorreisvisa worden uitgegeven. Het noodscenario dat Jan gaat rijden en Margriet moet vliegen komt in zicht. We overnachten op een parkeerterrein bij een grote mall in Sharjah. Sharjah is een van de kleinere emiraten (Abu Dhabi (87% oppervlakte emiraten) en Dubai zijn de grootste). Het is ook de meest rechte in de leer: er wordt zelfs geen alcoholvrij bier verkocht. In de andere emiraten worden wijn en bier wel geschonken in hotels, maar niet in winkels verkocht. Het is tot 's avonds laat een levendige buurt, Jan gaat om tien uur 's avonds nog naar de kapper (die voor €3 prima knipt). Rondom het plein waar we staan zijn zeker vijf herenkappers en evenveel dameskappers, de laatste uiteraard achter gesloten deuren. Bij TFS Tasheel krijgen we een goed bericht en een slecht bericht. Het slechte is dat onze uitnodiging voor de ambasade in Den Haag is en niet voor het consulaat in Dubai. Dat moet opnieuw en kost dus een paar dagen; verder zijn de papieren in orde voor Jan's zakenvisum. Het goede nieuws is dat als Jan eenmaal zijn visum heeft Margriet een "escortvisum" zou kunnen krijgen; dus misschien kunnen we toch nog samen door Saoedi Arabië. Daarna op terreinverkenning bij de Soedanese ambassade. De eisen klinken simpeler dan volgens onze informatie tot nu toe. Iedereen in Soedan, dus ook een hotel, kan een visum aanvragen. Wanneer het visumnummer bekend is verstrekt het consulaat binnen een dag het visum. Omdat we de komende dagen niets te regelen hebben besluiten we de woestijn in te gaan. Er rijdt iemand achterop Dappere Dodo, maar dankzij ons bordes (de opstap achter), waarvan we altijd dachten dat hij te zwaar was, hebben we geen schade. Als we water tanken bij een benzine station merken we tot onze schrik dat we een eind met het dak open gereden hebben, maar gelukkig heeft ook dit geen schade opgeleverd. In de buurt van Shwaib vinden we een mooie plek naast hoge zandduinen waar we willen gaan staan. (video) We rijden net een paar meter te ver en hebben voor het eerst onze zandplaten nodig. De plek is toch niet zo rustig als we dachten: nadat het donker is komen crossers met veel lawaai over de zandduinen scheuren. Al Ain (emiraat Abu Dhabi)Nadat we 's ochtends de zandduinen bij onze kampeerplek beklommen hebben rijden we naar Al Ain, een stadje midden in de woestijn. We maken een wandeling door de dadelpalmoase van 30 Ha die midden in de stad ligt en gaan naar de soukh. De soukh is meer een mercado municipal, één hal waar vooral groente en fruit verkocht worden. In de hele stad lopen afgezien van een paar buitenlandse vrouwen alleen mannen die ook alle boodschappen doen. Het is vrijdag en daarom gaan de musea die we willen bezoeken pas om drie uur open. We bezoeken alleen nog het Sheikh Zayedh Palace Museum (video), een gerestaureerd paleis. In de shopping mall waar we ons avondeten inkopen is een ijsbaan voor kinderen met echt ijs en hangen sneeuwpoppen; een beetje vreemd midden in de woestijn. In de mall lopen wel vrouwen, maar relatief veel van wie alleeen de ogen zichtbaar zijn. Het kost weer moeite om een behoorlijke kampeerplek te vinden. Plaatsen met echte campingfaciliteiten zijn sowieso nergens en op plekken waar je in Turkije en Iran een leuk zijweggetje in kon rijden staan hier overal hekken. We worden weliswaar steeds handiger in het wild kamperen (geschikte plekken vinden, drinkwater, afvalwater, wassen, douchen, toilet) maar echte kampeerfaciliteiten zijn wel gemakkelijker. De kamelenmarkt met in witte pakken geklede mannen is nog een stukje traditioneel Arabië tussen alle shopping malls (video). Dappere Dodo voelt zich er ook thuis: we hebben nog nergens zoveel HZJ79's zien rijden. Het Nationaal Museum waar we daarna heengaan heeft een archeologisch en een etnografisch deel. Het archeologische deel laat mooie opgravingen van de derde eeuw v. Chr. zien, in het etnografische deel zien we hoeveel het leven in de laatste vijftig jaar hier veranderd is. Alle beschrijvingen zijn ook in het Engels, dat hebben we veel slechter meegemaakt. Ons volgende doel, het archeologiepark valt tegen: er zijn een paar recontructies te zien, maar het is vooral een heel mooi aangelegd familiepark. Ook hier blijkt weer dat Abu Dhabi niet op een oliedollar meer of minder hoeft te kijken. Abu Dhabi De Sheik Zayed Grand Mosque (video) is een prachtige moskee, helemaal in wit marmer, op veel plaatsen ingelegd met bloemmotieven. Hij doet denken aan de Taj Mahal. In de moskee, die plaats biedt een veertigduizend gelovigen, ligt het grootste Perzische tapijt ter wereld: tweeduizend mensen hebben er twee jaar aan geknoopt. Waar vroeger een heerser een leger slaven inzette om een groot bouwwerk the creëren gebeurt nu hetzelfde met oliedollars en Pakistani. Het openluchtmuseum geeft enigszins een beeld van het leven vroeger, met bedoeinententen, handwerkdemonstraties en een klein museum (video). Er staan borden waarop de wijsheid en doortastendheid van de heersende Sheik worden opgesomd op een manier die aan Noord Korea doet denken. Volgens de Lonely Planet geven de soukhs een beeld van het traditionele leven. We vinden er niet veel van terug: de vissoukh is een grote betonnen hal waar (uitsluitend) mannen in blauwe overalls vis verkopen en in rode overalls vis schoonmaken (video). "Soukh" heeft hier duidelijk een andere betekenis dan in Iran, het is geen verzameling winkeltjes in een historische omgeving, maar een plek waar één produkt verhandeld wordt. In het Women's Handicraft Center (waar we uitsluitend mannen zien) is alleen een kleine tentoonstelling. De handwerkdemonstraties zijn gesloten. We willen in Dubai weer op onze vertrouwde plek op het strand gaan staan, maar het waait er zo hard dat we een plek bij een winkelcentrum kiezen. In de mail vinden we wel een nieuwe uitnodiging voor Saoedi Arabië voor Margriet, maar niet voor Jan; een misverstand met de oud-collega in Riyadh dat weer twee dagen kost. DubaiWe proberen bij het Nederlandse consulaat een legalisering van ons trouwboekje te krijgen voor het visum van Saoedi Arabië. Dat kan alleen op afspraak en het eerste beschikbare slot is over drie weken. Nederland is dus geen haar beter dan al die andere ambassades. Je kunt nog wel eens in de week twee uur in Abu Dhabi terecht, dus als het erop aan komt doen we dat. We douchen on het strand en lunchen dan met twee oud collega's van Jan. Eén van hen heeft een upgrade van zijn hotelkamer naar een appartement met wasmachine gehad. We kunnen de ruimte een paar uur gebruiken om (nogmaals) te douchen en te wassen. We lezen op de blog van Frank en Melanie dat ze bij het strandje overnachten waar wij ook willen gaan staan, maar we vinden ze niet. De contrasten blijven verbazen: vanaf onze kampeerplek zien we voor ons het strand dezelfde badkleding als op een hete zomerdag in Nederland, het park erachter omheind en bewaakt en vandaag alleen toegankelijk voor vrouwen en kinderen. Expats en autochtonen leven in gescheiden werelden en zullen bijvoorbeeld niet snel bij elkaar op bezoek gaan. Autotochtone vrouwen zie je weinig op straat en wanneer ze naar een shopping mall gaan zijn ze in het algemeen zwaar gesluierd. Ze zullen een westerling nooit zelf aanspreken, zoals dat in Iran wel steeds gebeurde. De volgende ochtend gaan we op zoek naar Frank en Melanie. We zien op Kite beach, een mooi plekje langs het strand, dat onze nieuwe pleiserplaats in Dubai moet worden, de HZJ78 staan van Alexandra en Patrik die we in Persepolis ontmoetten. Ze zijn nog steeds bezig met de reparatie van hun aanrijding in Yazd. Verderop vinden we Frank en Angela en ook de Nederlander Dolf die met de motor onderweg is naar Zuid Afrika. Frank en Angela proberen een transitvisum voor Saoedi Arabië te krijgen, tot nu toe zonder succes. We doen boodschappen bij Spinney's, een winkel die heel erg ingericht is op levensmiddelen voor expats. Er is een aparte sectie met varkensvlees voor niet-moslims. We vinden zelfs boerenkool uit Amerika voor vijf euro per klein bosje. Dat wordt dus geen boerenkool vanavond. 's middags houden we het rustig op het strand; Jan probeert tevergeefs de compressor, die bij het eerste serieuze gebruik de geest gegeven heeft, te repareren. 's avonds zijn we uitgenodigd om te eten bij een oud-collega van Jan, die in een ruim appartement twintig hoog in een van de towers in Dubai woont. Het is heel gezellig. Voor het eerst sinds een week of zes drinken we weer eens iets alcoholisch; we overnachten dus maar in Dappere Dodo voor de deur van het flatgebouw. We ontbijten bij de Mall of the Emirates is één van de bekende curiositeiten van Dubai: er zijn een bobsleebaan en een skihelling compleet met stoeltjeslift, midden in de woestijn. Eindelijk komt de uitnodiging voor het zakenvisum voor Jan. We zijn nu net zo ver als we een week geleden dachten te zijn. Op de plek aan het strand waar we overnachten ontmoeten we behalve Alexandra en Patrik ook nog twee Franse campers, waarvan één met een gezin met kinderen, op weg naar India. In winkels wordt geen bier of wijn verkocht; in Sharjah wordt helemaal geen alcohol verkocht, in de andere emiraten wordt het alleen geschonken in hotels op plaatsen die niet direct vanaf de straat bereikbaar zijn. Expats kunnen wel een maandelijks rantsoen kopen. YazdWe rijden door de woestijn door een veelal prachtig maanlandschap naar Yazd via Kharanaq, Chak Chak en Meybod. Kharanaq is een oud verlaten dorpje van lemen huizen. Op een eigenaardige manier zijn sommige gebouwen gerestaureerd, maar er woont niemand. Chak Chak is een Zoroastrisch bedevaartsoord. Deze godsdienst bestond al vóór de Islam en heeft nog steeds aanhangers in Iran (wat blijkbaar wordt toegestaan). Meybod heeft een groot lemen kasteel, maar omdat we voor donker in Yazd willen zijn bekijken we het alleen van buiten. We zetten de auto bij het Silk Road Hotel, een bekende plek voor overlanders, waar we douche en toilet kunnen gebruiken. 's avonds gaan we uit eten om de verjaardag van Margriet te vieren. Voor het eerst zien we andere Europese auto‘s: vier Franse campers die in tien dagen naar Iran gereden zijn en daar nu zes weken besteden. Zij hebben de noordelijke grensovergang Bazargan vanuit Turkije genomen in plaats van de zuidelijke Essendere die wij genomen hebben en moesten wel Iraanse nummerborden gaan halen en benzinekaarten kopen. Kosten: twee dagen en honderdvijftig Euro. We komen ook de Duitse motorrijders onderweg naar Delhi weer tegen, zwaar in mineur, want een van motoren blijkt gestolen te zijn. We doen het dak naar beneden en het pedaalslot op de pedalen voor we de stad in gaan. Yazd lijkt in de Iraanse "koran-belt" te liggen: er zijn heel veel moskeeën, bijna alle vrouwen dragen chadors; we zien ook al meisjes van tien met zwarte chador en baby's met een hoofddoek. De oude kern van Yazd bestaat helemaal uit lemen huizen, veel met windtorens die als air conditoning dienst doen. Vanaf een hoog punt is dat een prachtig gezicht. We bezoeken het watermuseum waar wordt uitgelegd hoe de "qanats", de aanvoerkanalen voor was- en irrigatiewater worden gegraven en beheerd. We zoeken ook een sticker "Iran" om op de auto te plakken, maar tevergeefs. Het is typisch iets dat verkocht wordt in landen waar veel toeristen per auto komen; in Turkije hadden we er ook al moeite mee. Twee mannen die we vragen waar zoiets te koop is zeggen toe er naar uit te kijken en het bij ons hotel te brengen. Even later komt een van hen aan met een Iran-vaantje. KermanKerman is een grote, oude plaats in het zuidoosten van Iran die belangrijk was op de route naar zuid Azië. De rit naar Kerman is snel maar saai door vlakke woestijn met regelmatig industrie. We staan bij het Akhavan Hotel, weer een bekende pleisterplaats voor overlanders. Onderweg naar de levendige bazaar doen we nog een poging om sleutels bij te laten maken. De score is 0,5 uit 3: met één sleutel kunnen we alleen open maken, de rest past niet eens in het gat. Dat komt omdat ze van een verkeerd basismodel uitgaan en dan met vijlen sleuven bij proberen te maken. Bij het restaurant van het hotel bestellen we het door LP aanbevolen "buffet", maar we zien nergens een tafel met gerechten. Het blijkt een soort rijsttafel te zijn: allemaal verschillende gerechten in schaaltjes die prima smaken. De volgende ochtend lopen we nog een keer door de bazar, bekijken de mooi betegelde moskeeën, de koperslagers en een hamam (badhuis) dat nu museum is. Rond de middag hebben we het belangrijkste bekeken en besluiten door te gaan naar de Kalud. De Kaluts-woestijnDe Kaluts is een groot, leeg woestijngebied, veel leger dan de woestijn waar we tot nu toe geweest. We rijden via een prachtige weg door de bergen over een steile pas van 2650 meter naar Shahdad, het laatste plaatsje voor de echte woestijn. Dappere Dodo vindt de hoogte niet prettig, maar slaat zich er goed doorheen. We hadden in Kerman al geprobeerd te tanken, tevergeefs omdat niemand een tankkaart had. In Shadad proberen we het opnieuw en weer heeft niemand een tankkaart. Er zijn ook geen tankende vrachtauto‘s om ons uit de brand te helpen. We moeten toch echt een volle tank hebben voor we de woestijn in gaan. Uiteindelijk rijdt een van de twee pompbediendes na veel gebel weg om een kaart te gaan regelen. Na een uur is hij nog niet terug, maar dan komt er gelukkig een auto die diesel nodig heeft. Na prijsonderhandelingen worden we volgetankt. Het is intussen helemaal donker, dus we besluiten in Shadad een slaapplaats te vinden en de nacht in de woestijn voor morgen te bewaren. Wanneer we een passerende politieauto naar een geschikte plaats vragen worden we onder escorte met zwaailichten begeleid naar een parkje... vlak naast het tankstation. Het is ook direct naast een moskee en dat zullen we weten: in Iran hoor je weliswaar weinig oproepen tot het gebed, maar er wordt wel de hele avond door de luidsprekers gepreekt. Voordat we de volgende dag echt de woestijn ingaan vullen we eerst de voorraden aan, onder andere brood. We zien mensen met brood lopen en vragen naar de bakker. Ze wijzen hem, maar maken duidelijk dat hij niet bakt en er dus geen brood is. Ondanks hevig tegenstribbelen geven ze ons twee van de door hen zelf gekochte broden. We krijgen het zelfs niet voor elkaar ze te betalen. We dalen tot tweehonderd meter en de temperatuur wordt steeds aangenamer. We zijn nu dicht bij het heetste punt op aarde; er is ooit zeventig graden gemeten. Het hart van de Kalud is een gebied met bijzondere rotsstructuren. We zoeken er een plek uit het zicht van de weg om te overnachten en genieten van de absolute stilte en de rotsen die als kastelen en kathedralen uit het kale, vlakke land oprijzen (video). Tegen zonsondergang wordt de stilte wreed verstoord als drie bussen met scholieren en studentes vlak bij onze plek worden leeggestort. Als ze ons ontdekken wil iedereen met ons en Dappere Dodo op de foto en hebben we weer twintig keer de conversatie die we al zo vaak in Iran hadden: "Hello Mister/Madam, how do you do? Where do you come from? Welcome to Iran." Maar het is een bijzonder gezicht, die vlakte vol met joelende, fotograferende, telefonerende, door het zand rennende en rollende groepjes chadors. Als het donker wordt maakt Margriet met het hout dat we onderweg verzameld hebben een vuurtje waarop ze in de Dutch oven een prima smakend krentenbrood bakt. Hoewel de lucht niet echt helemaal donker wordt is het heerlijk om in deze omgeving 's avonds nog buiten te kunnen zitten en van de sterren te genieten. Wanneer we de volgende ochtend vroeg opstaan voor de zonsopgang ontmoeten we een Italiaans paar in een HZJ79 met camperopbouw. Ze vertellen ons dat ze in het zuiden veel problemen hebben om aan diesel te komen. ShirazHet eerste stuk uit de Kaluts is prachtig, maar daarna is de weg naar Shiraz eentonig: vooral woestijn met kleine struikjes afgewisseld door industrie. We begrijpen de Italianen: de afstand tussen pompstations is meer dan honderd kilometer en ervoor staan files van wel vijftig vrachtauto's te wachten. Wanneer wij moeten tanken rijden we voorzichtig langs de vrachtauto's naar voren om de toestand te bekijken. We worden ertussen gelaten en zijn meteen aan de beurt. De pompbediende heeft ook hier geen kaart, maar omdat er zoveel vrachtauto's zijn is dat nu geen probleem. We willen echt met onze 350 liter tankcapaciteit helemaal vol Iran verlaten, daarom beginnen we de reservetanks maar vast te vullen. We vinden een mooie plek voor de nacht net buiten een stadje tegen de bergen aan. De politie komt langs en wil dat we naar de stad gaan omdat het onveilig zou zijn. Ze bellen een leraar Engels voor de communicatie. Als we al bezig zijn de spullen klaar te maken kunnen we opeens toch blijven. We krijgen nog wel het telefoonnummer van de politie. Een half uur later weer vijf man politie. Weer moeten we weg, dan veel discussie onder elkaar en bellen, dan kunnen we weer blijven. De volgende ochtend als er uiteraard niets gebeurd is komen ze nog even informeren of alles veilig was. De verdere rit naar Shiraz is mooi; we komen onder andere langs twee zoutmeren die nu kurkdroog zijn maar waarschijnlijk in het voorjaar vol staan. Met moeite vinden we het ITTIC Hotel, de kampeerplek waar willen overnachten (verkeersbureau gesloten, met taxi naar ander verkeersbureau driehoog achter om achter het adre te komen). We proberen ook tickets voor de ferry naar Dubai te kopen, maar dat is helemaal onmogelijk. Het ITTIC is een bekende pleiserplaats voor overlanders en voor het eerst op onze trip komen we die ook tegen: Jon en Jude zijn met een Landrover in acht maanden uit Australië via Maleisië, China, Mongolië en de stan-staten in Iran gekomen en zijn onderweg naar Nederland en Engeland. Frank en Melanie zijn met een LandCruiser 80 tien dagen onderweg uit Duitsland en willen net als wij uit Iran oversteken naar de Emiraten en dan Oman bekijken. Hun plan is om via Saoedi Arabië naar Jordanië te gaan en dan via Israel terug naar Europa, maar ze hebben ook nog geen visum voor Saoedi Arabië. Het wordt een heel gezellige avond met zijn zessen. Voordat we gaan toeristen willen we eerst de boot naar Dubai geregeld hebben. We hebben gehoord dat hij op woensdagochtend gaat en de volgende op zondag, maar omdat ons visum op vrijdag afloopt moeten we het verlengen als we niet uiterlijk vrijdag varen. Visumverlenging schijnt in Shiraz gemakkelijk te gaan, we weten niet of het in Bandar Lengeh (waarvandaan we willen vertrekken) ook kan. We laten het hotel bellen naar de agent in Shiraz die tickets verkoopt en horen dat de boot op dinsdagavond gaat. Na een uur in de taxi naar de agent horen we dat de boot geannuleerd is; hij kan geen prijzen geven en we kunnen niet reserveren voor de volgende boot; balen dus. Dan maar naar de vreemdelingenpolitie voor visumverlenging: papieren halen, een uur wachten tot de bank ergens in de stad open is om vijftien euro te betalen en morgen terug komen om de visumverlenging op te halen, omdat de vreemdelingenpolitie 's middags dicht is. Voor Margriet moeten we pasfoto's met hoofddoek meenemen die we gelukkig in Nederland al gemaakt hebben. Het giet nog steeds en omdat we opeens veel meer tijd hebben gaan we niet meer sightseeën, maar naar de kachel in de camper. De volgende dag leveren we na de nodige bureacratie eerst alle papieren in bij de vreemdelingenpolitie om onze visumverlenging in orde te maken. We moeten ' s middags terugkomen om de paspoorten op te halen en wachten dan nog een uur voordat we ze terug krijgen. Het uur dat LP claimt voor de verlenging blijkt driekwart dag te zijn. Het valt op dat verreweg de meeste visumaanvragen van Afghanen komen. Terwijl we wachten ontmoeten we Frank en Angela weer; het zijn de Nederlanders die per fiets onderweg zijn naar China en die we bij de grens tussen Griekenland en Turkije ook al tegenkwamen. Tussen de visumescapades door bekijken we Shiraz. Dat valt wat tegen: na een maand Iran word je toch een beetje "bazaarmoe" en de belangrijkste moskee staat (zoals zovaak) in de steigers. Zodra we onze paspoorten terughebben rijden we naar het ITTIC Hotel bij Persepolis, waar we weer alle campingfaciliteiten hebben. PersepolisPersepolis ligt vlak bij Shiraz en is een van de mooiste opgravingen van Iran (video). Het was de hoofdstad van het Achaeminische rijk, een van de belangrijkste beschavingen uit de Iraanse historie uit ca. 500 v. Chr. Tot 1930 lag de stad onder het puin. De belangrijkste paleizen werden gebouwd door Darius en Xerxes. In 330 v. Chr. werd de stad verwoest door Alexander de Grote. Op het parkeerterrein ontmoeten we de Zwitsers Alexandra en Patrik die met een HZJ75 in zes maanden onderweg zijn naar India en Nepal. Ze reizen zes maanden, vliegen voor zes maanden terug naar Zwitserland om geld te verdienen en reizen dan verder van waar ze gebleven waren. Zo hebben ze ook de tocht rondom Afrika gemaakt. Ze hebben een serieuze aanrijding gehad in Yazd, maar hebben de auto wel weer rijdbaar gekregen. Persepolis is prachtig. We zijn onder de indruk van het detail en van de uitstekende staat van het beeldhouwwerk. Het is nu niet meer mogelijk zo dichtbij te komen dat je de stenen kunt aanraken, maar de omheining is op een verzorgde manier gebeurd, zodat het niet hinderlijk is, alleen soms lastig voor de foto. Als we stoppen voor boodschappen worden we thuis uitgenodigd door Fatima die nog samen met haar broers bij haar ouders woont. Een van de broers, Mohsen, heeft Engels gestudeerd, maar werkt nu bij de verkeerspolitie. Het is een interessante ontmoeting waarbij we heel open praten over economische, sociale en culturele verschillen tussen Nederland en Iran. Ze vertellen dat hun moeder, die ook aanwezig is bij de ontmoeting in het ruime, modern ingerichte huis haar eerste kind kreeg toen ze vijftien was. De mensen met wie we dit soort gesprekken voeren zijn, omdat ze goed Engels spreken, bijna per definitie moderne Iraniërs. We krijgen dus de moderne visie op het land en omdat de verschillen tussen stad en platteland heel groot zijn maakt dat veel verschil. We horen weer dat Iraniërs eigenlijk niet zo gelovig zijn, maar de Islam met al zijn regels van boven opgelegd krijgen. Ze leggen ook uit dat in tegenstelling tot bij traditionele Iraniërs waar de ouders een huwelijk arrangeren jongeren wel zelf hun partner kiezen en ook hun (geheime) manieren hebben gevonden om anderen te ontmoeten, initieel vaak via het verboden Facebook. De regels versoepelen overigens wel. Was vroeger het hebben van een Facebook-account al genoeg om problemen met de politie te krijgen, tegenwoordig wordt, zolang het maar niet tegen de overheid is, veel meer toegestaan, ook op het gebied van seksuele omgang. In Teheran wordt het zelfs al gebruikelijk dat jongeren samenwonen voor ze trouwen. De aanloop naar een huwelijk is overal nog traditioneel: wanneer een man zijn beoogde partner gevonden heeft laat hij zijn vader de ouders van de vrouw benaderen. Daarna begint een "antecedentenonderzoek" van de wederzijdse families dat een half jaar duurt en waarbij via buurtonderzoek wordt nagegaan of de familie van goede naam en faam is. We overnachten weer bij ITTIC in Shiraz. Het is hopelijk voorlopig de laatste keer dat we 's avonds binnen moeten zitten. De Perzische of Arabische GolfWe rijden door een afwisselend landschap naar Bandar-e-Lengeh aan de Perzische of Arabische (afhankelijk van wie je het vraagt) Golf, vanwaar we de boot naar de Verenigde Arabische Emiraten willen nemen (video). Vooral op de laatste 150 km naar zee zijn de grillige structuren van de kale woestijnrotsen indrukwekkend. Hoewel de LP het niet eens noemt hoort het traject bij het mooiste landschap dat we in Iran gezien hebben. We zien ook de mensen veranderen: er wonen hier veel Bandari. De mannen dragen witte gewaden, de vrouwen kleurige chadors en soms een bijzondere neusversiering, hun huidskleur is zuid-Aziatisch. We maken weer mee hoe hulpvaardig de Iraniërs zijn: wanneer we in een dorpje onderweg in een kruidenierswinkeltje vragen waar we geld kunnen wisselen belt de winkelier zijn broer, zet hem achter de toonbank, zet Jan achterop zijn brommer en rijdt naar het wisselkantoor. In hetzelfde dorpje vinden we in een onooglijk winkeltje de "Iran"-sticker voor de auto waar we al weken overal naar zoeken. We horen bij de rederij in Bandar-e-Lengeh dat de eerstvolgende boot over drie dagen om negen uur 's avonds vertrekt, maar dat we al om acht uur 's ochtends aanwezig moeten zijn voor de papierwinkel; dat zal wel een interessante dag worden. We rijden naar Bander-e-Pol vanwaar de veerboot naar Qeshm, het grootste eiland in de Golf, vertrekt. Omdat Qeshm een belastingvrije zone is krijgen we eerst een tijdrovende controle van de autopapieren en het carnet. Omdat de boot bovendien pas vertrekt als hij helemaal vol is, is het donker als we op het eiland aankomen. Een plekje vinden in de natuur zit er daarom niet meer in. We zetten de auto in het haventje van het eerste dorpje; geen slechte plek, maar met net iets meer belangstelling van de dorpsjongetjes (geen meisje te bekennen) dan prettig is. En dat nu we eindelijk 's avonds buiten kunnen zitten. De volgende ochtend zien we waar we terechtgekomen zijn: een schilderachtig strandje met oude boten in een dorp vol badgirs (windtorens). Aan het verkeer is goed te zien dat we in de belastingvrije zone zitten: in plaats van de blauwe pick-ups van Iraanse makelij die we op het vasteland zagen zien we nu overal Toyota's Hilux. In het geopark op het eiland zien we kloven en een grot met formaties waar geologen van zouden smullen. We overnachten op een verlaten strandje, zwemmen 's ochtends vroeg in zee (hoewel Margriet dat alleen op een speciaal afgebakend stuk voor vrouwen zou mogen doen) en rijden terug naar Bandar-e-Lengeh voor de overtocht naar Dubai. We overnachten dicht bij de vertrekplaats van de boot in een parkje. Er zijn uiteraard opnieuw veel mensen die de auto willen bekijken en met ons op de foto willen. Ook krijgen we weer eten aangeboden: eerst komt een onbekende man op een brommer, zet een bak warme rijst met kip op onze tafel en rijdt weg. Daarna komt de vuilnisauto met chauffeur en twee man achterop. De chauffeur stopt, komt een praatje maken (voor zover dat gaat) en rijdt weg. Even later komt hij met zwaailicht terug en zet nog zo'n bak rijst met kip voor ons neer. We hebben al gegeten en zien uiteindelijk kans hem beide bakken mee te geven tot vreugde van de twee mannen achterop de vuilnisauto. We zijn om zeven uur 's ochtends bij de rederij voor de afhandeling van de papieren, met behulp van een "fixer" staat om twee uur 's middags de auto op de boot, is het carnet afgestempeld en hebben we tickets. Ongelofelijk hoe eenvoudige dingen moeilijk gemaakt kunnen worden. Om vijf uur zijn we terug bij de rederij voor het vertrek. Bij de procedure hoort een ondervraging door de veiligheidsdienst. Alleen onhandig dat de ondervrager nauwelijks Engels spreekt. Hij belt een collega om vragen in het Engels te laten dicteren die hij ons moet stellen. We worden in een vrouwen- en een mannenbusje naar de boot gebracht en vertrekken uiteindelijk om tien uur. Zodra we de territoriale wateren van Iran uit zijn gaat de hoofddoek van Margriet heel ver weg. Dappere Dodo blijkt de enige auto te zijn die meegaat. Margriet brengt de nacht door op een bankje, Jan slaapt in zijn eigen bed in Dappere Dodo. Rijbewijzen in IranOm in Iran een rijbewijs te krijgen moet je tien lessen nemen, in de werkelijkheid zijn het er drie of vier. Daarna volgt een praktijkexamen van een kwartiertje. Al met al net genoeg om de auto te leren bedienen. Geen wonder dat het Iraanse verkeer zo'n chaos is. DubaiWe komen om zeven uur aan en kunnen om half elf Dappere Dodo het haventerrein afrijden. De daaraan voorafgaande douane-inspectie van de auto begint gedetailleerd, maar wordt dat steeds minder als het besef doordringt hoeveel spullen er in zo'n auto gaan. Ze willen het reservewiel voor controle van het dak af hebben. Als we uitleggen dat ze zelf mogen zorgen dat hij er af en op komt is de animo snel over. Na een maand in Iran komt de cultuurshock hard aan: overvloedig gevulde, ontzettend grote supermarkten, keurige straten, geordend verkeer, tienbaanswegen, Amerikaanse hoogbouw, bonnetjes bij iedere aankoop, westerse kleding op straat en op het strand, maar ook de oppervlakkigheid van kitscherige, Las-Vegasachtige shopping malls waar het meeste werk door Indiase mannen en Filipijnse vrouwen gedaan wordt, de vele regels, de zakelijkheid in plaats van de hartelijke, behulpzame Iraniërs en de veel hogere prijzen, hoewel het wel lekker is om weer een keer volkorenbrood met belegen kaas te eten. Doordat overal in Dubai gebouwd wordt vinden we met moeite een open strandje om te overnachten (video). Ons eerste doel in Dubai is van alles regelen. We maken een afspraak voor een servicebeurt voor Dappere Dodo en voor de aanvraag van het visum voor Saoedi Arabië, we schorsen Dappere Dodo en leggen kontakt met oude bekenden in Dubai. We hebben al zes dagen niet meer op een camping gestaan en willen wel weer eens douchen en ons haar wassen, maar iets daarvoor met een hotel regelen is moeilijk: als het niet binnen de regeltjes past kan het niet (het is ook de eerste keer dat we onze eigen computers niet in een internetcafé mogen gebruiken). We douchen uiteindelijk op het strand en dat gaat prima met water dat even warm is als thuis. KashanKashan (video) is een prettige plaats met een mooie bazaar en interessante traditionele huizen. We merken dat we in een ander klimaat terechtgekomen zijn. 's ochtends voel je de warmte al in de lucht hangen en eindelijk kunnen we de hele avond buiten zitten. We gaan 's ochtends eerst de bazaar bekijken. Hij is niet zo in soukhs opgezet wat hem heel afwisselend maakt. We zijn duidelijk in een conservatievere streek (dicht bij Qom, de spirituele hoofdstad), want bijna alle vrouwen dragen chadors. Als eerste wisselen we geld. Het mag heel wat lijken als je nog tachtigduizend Rials in je portemonnee hebt, maar met twee Euro doe je zelfs in Iran niet veel. We drinken thee in een omgebouwd badhuis, heel sfeervol. We laten sleutels bijmaken die gestolen zijn, maar met matig succes: van de vier kopieën past er één. Lunchen doen we in een traditioneel Iraans huis. Er zijn nog verschillende exemplaren van dit soort huizen die door rijke Iraanse families bewoond werden. Het is interessant om te zien hoe men het huis geschikt maakte voor bewoning in de hete zomer en de koude winter met allerlei ingenieuze water- en luchtsystemen. 's middags gaan we internetten, vooral om te proberen weer wat beweging te krijgen in de visumaanvraag voor Saoedi Arabië. EsfahanWe maken een vlotte trip naar Esfahan (video). We vinden voor € 12,50 per nacht een kampeerplek bij het ITTIC Hotel met warme douches, Europese toiletten, elektriciteit en wifi, kortom net een camping. We ontmoeten Kian, die net als full-time organisator van woestijntrips is begonnen. Hij eet met ons mee en geeft ons zijn visie op politieke en economische ontwikkelingen in Iran. Hij is hoopvol over de toekomst na de laatste regeringswisseling en benadrukt ook hoe groot de verschillen tussen steden ("Teheran is net New York") en platteland zijn. Hij geeft heel goede tips voor een woestijntrip en namen van contacten. We gaan met de taxi Esfehan in. Esfahan is de belangrijkste toeristische bestemming in Iran en niet voor niets. We zien dan ook veel meer toeristen dan we in lange tijd gezien hebben. Esfahan heeft prachtige, harmonisch ontworpen moskeeën met indrukwekkende betegeling. Ook is hier het op een na grootste plein ter wereld (na Tiananmen Square in Beijing) en een oude bazaar. We hebben een prima lunch in een traditioneel restaurant. We zien weer overwegend chadors en ook andere dingen die anders maar soms weer precies het zelfde zijn als in Nederland: mannen zitten voorin de bus en vrouwen achterin, een klas met meisjes van een jaar of acht die net zo spelen en joelen als Nederlandse kinderen, maar wel allemaal schooluniformpjes met hoofddoekjes dragen en een puberschoolklas van meiden in chador die net zo druk met hun telefoons bezig zijn en lawaai maken als Nederlandse meiden. De tweede dag in Esfahan gaan we eerst naar een paleis uit ongeveer 1700 met mooie schilderingen en een prachtige tuin die op de werelderfgoedlijst staat. Daarna kopen we een bordje voor onze bordjesverzameling (we hebben een stuk of zestig bordjes die we uit allerlei landen hebben meegenomen). Hoewel we in principe geen souvenirs aanschaffen om vervolgens een jaar lang mee te slepen vinden we dat dit moet kunnen. In een klein restaurantje met alleen Iraniërs lunchen we: het lijkt een soort Indiase thali, er staat maar één gerecht op het menu en het is prima te eten. Daarna via een oude voetgangersbrug over een brede rivier zonder water naar de Armeense wijk. Wanneer we even stoppen om in de LP te kijken raken we in gesprek met een man en een jonge vrouw die lerares Engels blijkt te zijn. Ze geven hun mening over de politiek en hun verwachtingen voor de toekomst. Fijn om zo'n gesprek eens in behoorlijk Engels te kunnen voeren. De Armeense wijk moet heel gezellig zijn, met veel restaurantjes, maar alles is dicht. We bezoeken een Armeense kathedraal, een interessant mengsel van Armeens, Iraans en Europees, van vloer tot plafond vol met schilderingen. Naar de woestijnOp onze eerste stop in de woestijn logeren we in een "home stay" in Toudeshk, een dorpje op de zijderoute met nog veel traditionele lemen huizen. Tot voor kort leefden de bewoners van de handel in kamelen en tapijten, nu werken de meeste mensen bij een fabriek in de buurt, terwijl tachtig procent van de vrouwen thuis tapijten knoopt. We ontmoeten er interessante reizigers, onder andere een Zwitsers koppel dat een jaar over de hele wereld reist en een Franse vertaler die al jaren rondreist en alleen een computer nodig heeft voor zijn werk. Een home stay is een leuke manier om het land beter te leren kennen: je verblijft in een huiselijke omgeving en krijgt traditioneel bereide maaltijden. Onze gastheer Mohammed is al van kind af aan bezij dit op te bouwen en hij is inmiddels een begrip. We hebben als we aankomen moeite de plaats te vinden, maar als we eenmaal zijn naam noemen, weet het hele dorp hem direkt te vinden. Hij woont in het huis met zijn broer, schoonzuster en hun drie kinderen. De broer speelt voor chauffeur en doet andere klusjes, zijn schoonzus kookt en wast. Hoewel er steeds westerlingen over de vloer komen en de vrouwen worden aangemoedigd hun hoofddoek af te doen (wat ze graag doen) houden schoonzus en de twaalfjarige dochter consequent hub hoofddoek om, ook in huis. Mohammed heeftveen nieuw veel groter huis gekocht, maar is nog op zoek naar tienduizend dollar voor renovatie. Voor hem een nauwelijks bij elkaar te brengen bedrag, een schijntje als je vergelijkt wat in Nederland alleen een badkamer kost. We lenen fietsen om het dorp te verkennen. De volgende dag gaan we eerst naar zandduinen en daarna naar droge "wetlands", een heel grote zoutvlakte, leeg en stil (video). Voordat we weggaan geeft Mohammed een rondleiding door het dorp. Hij legt uit hoe het drinkwater van de sneeuw van de bergen komt en via een keramische leiding over grote afstand wordt vervoerd naar een reservoir in het dorp. Het reservoir heeft windtorens die lucht over het water blazen en is zeven meter diep, zodat het water koel blijft. Omdat de waterplaats koel is wordt het ook een plek voor sociale bijeenkomsten. Hij laat ook de wasplaats zien. Het water daarvoor komt van een bron in de bergen. Er is een speciaal "bad" waar het water wordt opgeslagen na het wassen. Het sediment bezinkt en wordt eruit geschept waarna het water wordt gebruikt voor bevloeiing. Het aanleggen van de tunnels voor aanvoer van bevloeiings- en waswater is heel specialistisch werk. De tunnels zijn zo groot dat er net een man in past en tientallen kilometers lang. Ze moeten heel nauwkeurig aangelegd worden omdat het water zich alleen door zwaartekracht verplaatst. We vroegen ons af waarom de traditionele huizen koepelvormige daken hebben. Ze worden gebouwd met bakstenen die op een slimme manier op elkaar gestapeld worden (hetzelfde idee als een Romeinse brug). Daardoor is geen schaars hout nodig, wat bij een plat dak wel gemoeten had. Bovendien is het koeler omdat altijd een deel in de schaduw ligt en is het aardbevingbestendiger. We komen ook langs het badhuis. Het wordt nog gebruikt in het weekend, een halve dag voor mannen en een halve dag voor vrouwen. Het is geen vervanging van een douche, maar meer vergelijkbaar met het zwembad waar mensen samen komen. Uiteraard laat Mohammed ook zijn nieuwe huis zien. Als we verder rijden gaat de (grote) weg opeens een richting in die onze Google Maps niet kent, de eerste keer dat Google Maps serieus de fout in gaat sinds ons vertrek. Wanneer we overwegen om om te keren vragen we ons af of we op een éénrichtingsweg rijden. We besluiten om te gaan lunchen en te kijken of er tegenliggers komen; we zien er niet één. We rijden dus door. De weg blijkt toch goed te zijn, alleen liggen de rijbaan naar het oosten en die naar het westen twintig kilometer uit elkaar. De tocht door de woestijn is prachtig. We rijden door vlak land met bergruggen in allerlei verschillende teinten. Ons reisdoel is Garmeh, een oase vol palmen en verbrokkelde lemen huizen. We zetten Dappere Dodo bij een guesthouse, waar we douche en toilet kunnen gebruiken en waar we ‘s avonds eten. We ontmoeten daar een groep Duitse motorrijders die in zes weken van Duitsland naar Delhi rijden. Voor ons misschien ook een aardige bestemming voor een volgende trip. Op de verjaardag van Margriet blijven we in Garmeh. Eerst wandelen we door het schilderachtige plaatsje, daarna door de palmentuinen. Overal zijn mensen bezig dadels te oogsten. YazdWe rijden door de woestijn door een veelal prachtig maanlandschap naar Yazd via Kharanaq, Chak Chak en Meybod. Kharanaq is een oud verlaten dorpje van lemen huizen. Op een eigenaardige manier zijn sommige gebouwen gerestaureerd, maar er woont niemand. Chak Chak is een Zoroastrisch bedevaartsoord. Deze godsdienst bestond al vóór de Islam en heeft nog steeds aanhangers in Iran (wat blijkbaar wordt toegestaan). Meybod heeft een groot lemen kasteel, maar omdat we voor donker in Yazd willen zijn bekijken we het alleen van buiten. We zetten de auto bij het Silk Road Hotel, een bekende plek voor overlanders, waar we douche en toilet kunnen gebruiken. 's avonds gaan we uit eten om de verjaardag van Margriet te vieren.
Meer van VanHet meer van Van is het grootste meer van Turkije, tegen de Iraanse grens aan op 1700 meter hoogte. Wanneer we er aankomen is het zwaarbewolkt en koud en de volgende ochtend is het niet anders. Onze camping straalt aan alle kanten uit dat hij betere tijden gekend heeft. Hij is ooit groot en mooi geweest toen overlanders nog op grote schaal naar Iran en India reisden, maar is slecht onderhouden. We schijnen de eerste gasten sinds lang te zijn en begrijpen niet waarom en nog iedere dag een mannetje zit. Op de deur hangt een sticker "ACSI campinginspectie 1991". We waren van plan een campingdag te houden, maar dat lijkt bij dit weer niet zo'n goed idee. We rijden richting Van, zelfs nog even door de sneeuw. In Van is absoluut niets te beleven; we doen boodschappen, gaan even langs een internetcafé en dan terug naar de standkachel. De volgende dag is strakblauw.We houden alsnog onze kampdag, doen wat klusjes, lezen en genieten van het uitzicht over het meer op de besneeuwde Bergen. Naar IranHet weer is net zo mooi als gisteren. Na een laatste blik op het meer rijden we via brede wegen naar de Iraanse grens. Dappere Dodo moet zijn hoogste klim tot nu toe maken: 2750 meter. De grens is een chaos: er is een doorgang van een auto breed, maar de wagens die bezig zijn hun papieren af te handelen hebben er in twee richtingen geparkeerd, zodat ook de auto's die klaar zijn geen kant uit kunnen. We zien ook weer het bekende grenscontroleuitstralingseffect: de moeilijkheid van de grensovergang van een land wordt mede bepaald door de moeilijkheid van de controle van het buurland. De Turkse controle aan de grens met Griekenland ging heel snel, hier wordt ieder van onze paspoorten zeker een kwartier van alle kanten bekeken en vijf keer onder de scanner gelegd. Het feit dat het paspoort van Jan van een nieuwer model is dan dat van Margriet draagt alleen maar bij tot de verwarring. De Iraanse kant gaat ongeveer net zo. Het carnet is snel gestempeld nadat de verantwoordeljke ambtenaar klaar is met zijn lunch, zodat we na ca. 1,5 uur Iran in kunnen. De aangekondigde beren op de weg hebben we niet gezien. Een Duitser raadde ons onderweg aan om via Armenië aan te reizen om gedoe met met dieselbonnen te vermijden. Niets van gemerkt. Het reisbureau dat de visumvooraanvraag voor ons verzorgd heeft stuurde nadat we het visum hadden een e-mail dat volgens een nog geldige wet van vorig jaar we van aankomst tot vertrek een gids zouden moeten hebben op straffe van niet toelating of deportatie. Dat was even schrikken. Op internet vonden we verschillende verhalen van mensen die zonder gids toegang kregen en niemand die geweigerd werd. Enig eigenbelang van het reisbureau speelt zeker mee. Enfin, niets van gemerkt. Ook van het verhaal dat we een Iraans nummerbord moeten hebben merken we niets. Daarna het hoogtepunt van de dag: tanken. We gooien de tank vol voor € 6,50 (€ 0,11 per liter). Tot nu toe zijn onze reisuitgaven voor meer dan de helft brandstof, dus dat wordt genieten. We vinden een plek voor de nacht op het erf van een boerderij waar we heel vriendelijk ontvangen worden. Helaas rijden we een kabel kapot direct bij binnenkomst, heel vervelend. Ja we weten het, vanzelfsprekende gastvrijheid hoort bij deze cultuur meer dan bij de onze. En daar sta je dan op zoek naar een slaapplek, loopt op een boerderij of een restaurantje of een woonhuis bij een mooi plekje af en vraagt of je hier vannacht je auto mag neerzetten en kamperen en altijd is het antwoord ja ,welkom! Hoe zouden wij reageren als er in Eindhoven iemand op de stoep stond?....Het maakt het reizen op deze manier wel tot een heel bijzondere ervaring. KandovanWe nemen hartelijk afscheid van de familie waar we overnacht hebben. Als we de schaal die we de vorige avond gevuld met fruit en groente gekregen hebben willen teruggeven wordt hij gauw nog een keer gevuld met (uitstekende) appels. We rijden langs grote (zout)vlaktes naar Tabriz dat we willen gaan bekijken. Dan realiseren we ons dat het vrijdag is en zien dat bijna alle winkels dicht zijn. We besluiten naar Kandovan te gaan, een plaatsje met rotsen die lijken op die van Göreme in Turkije (video). Het is nog een aardige puzzel om Tabriz weer uit te komen over zijn brede wegen met stevige vangrails in het midden. We komen langs een grote begraafplaats waar wel een soort allerzielen aan de gang lijkt te zijn: lange files, kraampjes met bloemen, etc. Regelmatig knipperen automobilisten om te groeten: buitenlanders zijn echt welkom. Wanneer we in een dorpje een winkel binnengaan om brood te kopen is het eerste wat de winkelier doet zijn dochter bellen die Engels spreekt. Maar wat zeg je dan als je haar aan de telefoon krijgt? Na de aankopen moeten we eerst thee drinken. Kandovan is een gezellig dorpje vol Iraanse toeristen met puntrotsen die nog volop bewoond worden. Overal liggen noten en fruit te drogen. We overwegen er te overnachten, maar 2100 meter is wel erg koud en ook de kookplaat houdt niet erg van hoogte, zeker niet als hij zijn ochtendhumeur heeft. We gaan dus terug naar Tabriz. We zetten de auto in een gezellig park vol met flanerende Iraniërs die van hun vrije vrijdag genieten. In een restaurant vol twee- en zespersoons bedden drinken we thee. 's avonds gaan we nog even terug naar het park en lopen mee in de pantoffelparade. Bij het park is een kermis. Aardig om vrouwen in chador over de rupsbaan te zien vliegen. In het Iraanse straatbeeld valt op dat bijna alle auto's in licentie in Iran gebouwde modellen zijn. Vooral Peugeot 405 zien we veel. We zien grote borden met uitspraken van Iraanse geestelijken, maar weinig moskeeën en we horen geen oproepen tot het gebed. Heel anders dan in Turkije. Politie zien we nauwelijks. Wel rekenen de Iraniërs nog meer op de bescherming van Allah bij het autorijden dan de Turken. TabrizIn ieder nieuw land is een van de eerste dingen om uit te vinden het brood. We hebben in Iran al een paar vormen gezien, maar voor het ontbijt worden het grote lappen waarvan we eerder dachten dat het dweilen waren. Gelukkig smaken ze beter, zeker met een tomaatprutje. Ze zijn niet echt handig met hagelslag. We rijden de stad is en zien al op tegen het vinden van een parkeerplaats, maar dat valt mee. We rijden het privé-parkeerterrein van een bank op en vragen of we er mogen parkeren. Er wordt nagevraagd bij het management en het mag. Tabriz is beroemd om zijn bazar en die is gigantisch; volgens de LP zeven vierkante kilometer. Dat lijkt wat overdreven, maar veel is het in elk geval wel. We dwalen de hele ochtend van soukh naar soukh. 's middags blijkt dat ondanks allerlei voorzorgsmaatregelen de sleutels van Jan gestolen zijn. We hebben voldoende reserves om het niet direct een probleem te laten zijn, maar vervelend is het wel. We scherpen het beleid nog maar weer eens aan. We vinden weer een mooi overnachtingsplekje bij het park, zitten daar wat in de zon en gaan daarna zonder succes op zoek naar internet. 's avonds eten we voor het eerst sinds lang weer eens buiten de deur. Geld is een verhaal apart en moet wel wennen. In de eerste plaats is er geen internationaal geldverkeer, dus geen geldautomaten en geen pinbetalingen voor buitenlanders. € 1 is volgens de koersen op internet 33.000 IRR, maar bij de eerste keer wisselen kregen we 40.000. Het blijft goochelen met alle nullen, ook omdat ze vaak de toman, een andere eenheid, gebruiken die 10 Rial is. Ten slotte worden overal arabische cijfers gebruikt die we nu hard aan het leren zijn. Bij Iraanse vrouwen denken wij nog vaak aan de beelden van zwarte chadors. Deze zijn ook nu nog volop in het straatbeeld aanwezig, maar het is leuk om te zien hoe in de steden met name jonge vrouwen en meiden hier mee om gaan: een kleurige shawl laat een flink stuk haar zien, ze dragen een strak jasje, knalrode lipstick, opvallende sierraden en hoge hakken of ze lopen zo met hun shador te jongleren dat de hippe kleding niet onopgemerkt blijft, soms bij het ordinaire af. Buiten de steden is het bijna overal chadors. Margriet lost het kledingprobleem op met een lang vest en een Indiase shawl. Richting MasulehWe rijden via droog berggebied richting Kaspische Zee. In het eerste plaatsje waar we doorheen komen gaan we eerst even naar een internetcafé. Gmail is toegankelijk, maar onder andere Facebook en Weebly, de site waarmee we "De Einder Voorbij" bijhouden, worden geblokkeerd. Maar zoals verwacht is dit snel opgelost: de beheerder heeft een programmaatje waarmee een VPN-tunnel gemaakt wordt en voilà, alles is toegankelijk. Weer eens een demonstratie hoe zinloos webblokkades zijn. We proberen nog wat boodschappen te doen, maar dat valt niet mee: er is niets dat maar lijkt op een supermarkt en de rijen kleine winkeltjes die je vaak ziet hebben allemaal vrijwel hetzelfde beperkte assortiment. We vinden wel lekker brood. We overnachten aan een stroompje net buiten een plaatsje in de Bergen. Als we willen wegrijden nadat we boodschappen gedaan hebben in een stadje worden we aangehouden door de politie. Ze willen alle papieren zien en beginnen vervolgens uitgebreid te telefoneren. Wij moeten wachten. Uiteindelijk komt er een andere agent die de paspoorten wil meenemen om te kopiëren. We houden er niet zo van als ze er met onze paspoorten vandoor gaatn, dus Jan springt in de politieauto en gaat mee. Inderdaad gaat het naar de kopieshop waarna we kunnen vertrekken. Kost toch mooi een half uur. We rijden door woestijnachtig berglandschap, uiteindelijk via een smalle, onverharde, steile weg. Hiervoor hebben we Dappere Dodo bij ons. We rijden de mist binnen en die gaat ook niet meer weg. Ons doel is Masuleh. Het is een heel oud dorpje dat prachtig ligt in de bergen (video). Door de mist en zelfs wat regen komt het helaas niet zo uit de verf. Uniek zijn de deuren van veel huizen: ze hebben twee kloppers, een ronde voor vrouwenbezoek en een langwerpige om mannenbezoek aan te kondigen. Gelukkig breekt de zon de volgende dag door de wolken en we gaan voor de herkansing: een wandeling, nog wat foto's, geld wisselen en dan vertrekken we richting Qazvin. We stoppen onderweg nog even bij een markt (video). Vooral de pluimveehandel is bijzonder. Alhoewel, jonge eendjes met de pootjes tot een bosje bij elkaar gebonden zijn niet zo'n fijn gezicht. Een kleine omweg voert naar de Kaspische zee. Op het strand en in zee zijn een stuk of vijftig vissers bezig hun netten en resten vis binnen te halen (video). Er moet weer getankt worden. De vorige keren had de pompbediende een speciaal kaartje om de pomp aan de gang te krijgen en betaalden we meer dan op de pomp stond (maar nog steeds absurd weinig). Deze keer werkt het niet zo maar biedt een vrachtwagenchauffeur zijn hulp aan. We betalen nu het vrachtwagentarief: € 2,50 voor 58 liter diesel. Brandstof wordt gesubsidieerd. Het systeem werkt zo dat iedereen een brandstofkaart heeft. Particulieren mogen alleen auto's op benzine rijden. Ze kunnen zestig liter per maand kopen voor elf cent per liter benzine, daarna betalen ze veertig cent per liter. Vrachtwagenchauffeurs betalen een laag tatief van vier cent per liter en een hoog tarief van negen cent per liter diesel. We overnachten op een "camping" in een bos. Hoewel expliciet is aangegeven dat we kunnen overnachten komen er 's avonds nog twee keer mannen langs die zeggen dat we weg moeten. We begrijpen natuurlijk niets; het eindigt zoals meestal met handen schudden en lachen en gebeurt er verder niets. QazvinWe gaan naar Qazvin omdat het een prima vertrekpunt is voor de bergen in de omgeving (video). Na een week wild kamperen hebben we wel weer eens behoefte aan een douche. Het verkeersbureau verwijst ons naar een badhuis. Na lang zoeken vinden we het. Het is open, maar er is geen mens te bekennen. We kopen vers warm brood en besluiten te lunchen op het parkeerplaatsje waar de auto staat en zetten tafel en stoelen buiten. Misschien wel raar om midden op straat je spulletjes op te zetten, maar we zijn sowieso een bezienswaardigheid, dus dat maakt ook niet uit. De bakker tegenover komt twee stukken brood brengen en een auto stopt om ons maiskolven te geven. We hebben toch niet het idee dat we er zo armlastig uitzien. Bij een hotel kunnen we uitstekend douchen, maar weer kunnen we geen Rial aan ze kwijt. Wij hebben ons boekje gelezen en denken oh, taraf, maar zelfs na vijf keer aandringen lukt het niet te betalen, dus hartelijk dank. We vinden een kampeerplek in een park bij een mooi islamitisch monument. We kunnen er zonder problemen in en zelfs foto's maken. Picknickende Iraniërs komen soep brengen als we bij de auto zitten. Alamut-valleiDe Alamut-vallei (video) is een van de mooiste natuurgebieden van Iran. Ook staan er nog veel restanten van kastelen. De tocht erheen gaat door prachtig berggebied, het uitzicht vanaf het Alamut-kasteel dat we na een forse klim bereiken is prachtig, maar het kasteel zelf stelt niet veel voor. De delen die zichtbaar zijn zijn afgedekt met lelijke afdakjes. We ontmoeten Roëlle, een Nederlandse vrouw van zeventig die nog steeds actief blijkt te zijn als reisleidster bij Sawadee, de Nederlandse reisorganisatie waarmee we in het verleden naar Ethiopië zijn geweest (de enige georganiseerde reis die we ooit gemaakt hebben). Als we later ergens gaan lunchen (prima lunch) ontmoeten we haar weer. Ze geeft veel waardevolle achtergrondinformatie, onder andere over de zedelijkheidspolitie. Die bestaat uit vrijwilligers, fanatieke moslims in burger. Buitenlanders worden in het algemeen met rust gelaten, maar Iraniërs in overtreding krijgen in het gunstigste geval een hoge boete. Tegelijkertijd is er nergens zoveel plastische chirurgie als in Iran. De kledingregels zijn de laatste jaren wel steeds versoepeld. Ze is de derde buitenlander die we ontmoeten sinds Capadocië. Ook hier vragen Iraniërs voortdurend "Where do you come from?", willen de camper bekijken en met ons op de foto. We vinden een prachtige overnachtingsplek met uitzicht op kloof en rivier. KashanHet eerste stuk naar Kashan gaat weer door de kloven die we gisteren heen gereden zijn. Daarna is het vooral kilometers maken door steeds woestijnachtiger gebied. Verkeersregels voor de Iraanse chauffeurVoor een goede Iraanse chauffeur gelden de volgende verkeersregels:
SafranboluSafranbolu is het Turkse stadje waar de traditionele houten huizen het beste bewaard zijn gebleven (video). Het heeft schilderachtige straatjes, hoewel het niet groot is en erg toeristisch. De ochtend begint grijs, later breekt de zon door. CapadociëWe gaan verder richting Cappadocië (video). We maken doorsteken om Ankara te vermijden en rijden door prachtig hoogland. Overal grote velden waar graan gestaan heeft. We verbazen ons hoe de landbouw zich ontwikkeld heeft: overal grote velden en vrijwel geen onontgonnen land meer. Ook hier veel nieuwbouw en moderne wegen. We halen onze bestemming Göreme niet in een dag en overnachten op het parkeerterrein naast een park van een restaurant. Dat gaat toch heel soepel in Turkije. Het is wel fris en we eten daarom… hutspot. Voordat we de volgende dag verder gaan krijgen we eerst het dagelijkse broodritueel: brood kun je kopen bij de bakkerij, waar het op een prachtige, ambachtelijke manier gemaakt wordt of bij een van de ontelbare "Markets", kleine winkeltjes met allemaal hetzelfde kleine assortiment. Een broodautootje van de bakkerij komt iedere ochtend langs om brood af te leveren. Als we om brood vragen in de dichtsbijzijnde Market is het antwoord "Five minutes", er wordt getelefoneerd en even later komt het broodautootje aanscheuren en krijgen we een brood van € 0,25 geleverd. Verderop moet er getankt worden. We begrijpen het systeem nog steeds niet helemaal. Bij de meeste pompen is de diesel belachelijk duur (€ 1,70 per liter), maar bij sommige is het wel € 0,30 per liter minder. We tanken bij een goedkope pomp waar we ook nog koffie krijgen aangeboden. In de middag zijn we in Göreme (video). De omgeving is nog steeds even prachtig; het is we supertoeristisch. 's avonds moet de kachel aan. Als we de volgende ochtend wakker worden horen we een geluid alsof er een luchtballon vanaf onze kampeertafel opstijgt (video). Dat is ook bijna zo. Als we uit Dappere Dodo springen zien we een luchtballon tien meter boven ons hangen. De lucht is we vol mee. We schieten wat kleren aan en zoeken een hoog punt. We zien er wel zestig terwijl de zon opkomt. Door het land crossen luxe busjes en 4WD's met aanhanger (Toyota LC is ver in de minderheid) die ballonnen en toeristen vervoeren. Na het ontbijt maken we een wandeling door het maanlandschap. Hoewel we er in 1976 en in 1999 ook al waren blijft het prachtig. De plaatsjes zijn ontzettend toeristisch geworden (in 1976 hadden we het voor onszelf), het landschap is nog hetzelfde: de package-toeristen gaan ook geen wandeling maken. Terug op de camping ontmoeten we een Belgisch koppel met een HZJ78 van Innovation Campers. Dat geeft meteen gespreksstof. Onze tweede dag in Göreme is Margriet snipverkouden, dus we doen het rustig aan. We gaan met de auto naar Orvusin waar we een kerk en een moskee bekijken en wat rondwandelen. Daarna naar de markt van Avanos. Ze hebben radijzen en witte kolen die factoren groter zijn dan hun Nederlandse broertjes. Op de derde dag gaan we eerst naar het Openluchtmuseum met mooie muurschilderingen en heel veel andere toeristen (video). 's middags gaan we naar de "love valley". Oplettende kijkertjes mogen raden waar de naam vandaan komt. IthalaVroeg op zondag vertrekken we naar Ithala (video). Ithala heeft een prachtige kloof met daaraan kerkjes uit de zevende tot dertiende eeuw met oude muurschilderingen (die je in tegenstelling tot Göreme wel mag fotograferen). Naar oost AnatoliëWe rijden het eerste deel van de rit op maandag over kleine binnenweggetjes. De vrouwen dragen harembroeken, we zien geen landbouwmachines meer, maar wel ezels en de tractoren zijn kleiner en ouder dan in het westen. De landbouwpercelen zijn kleiner dan wat we in het westen gezien hebben. We maken een tussenstop in Kayseri (video). Dit is historische grond: toen we in 1976 voor het eerst in Turkije waren hebben we hier een aantal dagen gekampeerd op een veldje naast een terrein met honderden heel kleine garages waar de motor van onze volkswagebus vervangen moest worden. De garagehouder kon niet lezen of schrijven, maar kreeg het wel voor elkaar. Hij had een hulpje (Mehmet) van een jaar of twaalf die sleutels moest aangeven etc. en zo het vak kon leren. Als we nu alle sjieke gebouwen van Volkswagen, Fiat en alle andere merken zien nemen we aan dat Mehmet de laatste generatie geweest is die dat zo geleerd heeft. Kayseri zelf valt wat tegen: het heeft vierhonderd jaar oude bazar's maar die zijn helemaal ingeklemd tussen moderne gebouwen en ook binnen niet bijzonder. We beginnen voorraad op te bouwen voor de reis naar Iran. De dag eindigt in Pinarbasi. Ook dit is historische grond. Twintig km voor Pinarbasi begaf de Volkswagenbus het en hier zochten en vonden we een vrachtauto die de Volkswagenbus naar Kayseri vervoerde. De volgende dag begint met schrik. De kookplaat die het na het vervangen van de gloeispiraal fantastisch heeft gedaan start pas in de tweede cycles. Het wordt veroorzaakt door een combinatie van ongunstige omtandigheden (spanning aan onderkant specificaties, koud, 1600 meter hoog). Het is nog een lange rit naar Nemrut Dagi, het eerste stuk via prachtige wegen door mooi landschap, het laatste stuk via smalle weggetjes en gravel door een geweldig, ruig berglandschap. We waren in 1976 in Turkije en in 1977 in Marokko en dit jaar weer in beide landen. Het is verbazingwekkend hoe verschillend ze zich ontwikkeld hebben: Marokko is niet wezenlijk veranderd in 35 jaar, Turkije is ontzettend gemoderniseerd. Natuurzijk zijn er nog traditionele dorpjes, maar de steden, ook in het oosten, zijn ontzettend veranderd. Heel veel land is ontgonnen en wordt grootschalig gebruikt voor landbouw. Nemrut DagiArsameia is een opgraving in de buurt van Nemrut Dagi met beelden en Griekse inschripties. Als we er rondkijken komen we een Nederlands echtpaar tegen dat in Turkije woont. Ze kunnen veel van onze vragen beantwoorden. Daarna gaan we omhoog naar de beroemde koppen (video). Die zijn op tweeduizend meter en vol in de wind, dus hoewel de temperatuur beneden heel aangenaam was, is het boven alle kleding aan. Het is een verzameling koppen die een megalomane koning (Antiochus, ca. 50 v. Chr.) van zichzelf en zijn familie (de goden) heeft laten maken. Dicht bij de goden betekende het hoogste punt van de omgeving. Ze zijn weliswaar onthoofd, maar de koppen en lichamen zijn er nog. Sanliurfa en HarranAls we naar Sanliurfa gaan merken we dat we in Koerdisch gebied beginnen te komen: de uitrusting van de politie wordt serieuzer. We rijden langs grote katoenvelden waar heel hard geoogst wordt en zien hoog opgeladen vrachtauto's met balen katoen. We realiseren ons dat we Sanliurfa niet voor donker zullen bereiken en zetten de auto op een veldje een eindje van de weg af. De politie komt papieren controleren, maar is uiterst vriendelijk. We kunnen zonder problemen blijven staan. Sanliurfa claimt dat het de oudste stad ter wereld is. Afgezien van de ontelbare mobiele telefoons zal er weinig verander zijn in de laatste tientallen jaren. We hebben de bussen met Japanse en Amerikaanse toeristen achter ons gelaten. Voor ons betekent het dat we niet meer van toeristische bezienswaardigheid naar toeristische bezienswaardigheid reizen, maar veel meer onderduiken in het dagelijkse leven. Binnen vijf minuten wandelen zitten we twee keer aan de thee. Google Translate en foto's van de familie en Eindhoven helpen mij de conversatie. We zien hier nog de ambachtelijke productie van brood (video) en gebruiksvoorwerpen, zoals we die ook in Marokko zagen. Het aantal vrouwen zonder hoofddoek neemt af, en het aantal mannen met theedoek op het hoofd en broek met "drollenvanger" neemt toe. Bij een boerderij vragen we of we er 's nachts de auto mogen neerzetten. Het eerste wat de vrouw vertelt is dat ze acht kinderen heeft. Als wij vertellen dat we drie kinderen hebben maakt ze duidelijk dat Allah het met haar toch beter heeft voorgehad. Voordat we weer teruggaan naar Şanliurfa bezoeken we de opgraving Glöbeklitepe. Het zou het oudste heiligdom zijn dat ooit opgegraven is, van twaalfduizend v. Chr., de tijd dat jagers/verzamelaars zich op vaste plekken begonnen te vestigen. De opgraving is nog volop bezig. Er zijn pilaren met mooie dierenafbeeldingen opgegraven. Daarna gaan we naar het archeologisch museum. We belanden eerst bij het cultureel museum. Het is een gebouw met kogelgaten waarin getoond wordt hoe heldhaftig de Turken zijn. Het archeologisch museum heeft prachtige spullen, maar zoals zo vaak worden ze slecht tentoongesteld en wordt weinig informatie gegeven. We hebben vastgesteld dat we onze energiehuishouding in de camper moeten aanpassen als we weinig rijden: de oktoberzon levert niet genoeg energie aan de zonnepanelen om de koelbox dag en nacht aan te laten staan. De lunchen in een parkje en maken de kwetsbare levensmiddelen op. Daarna gaat de koelbox uit. Na de lunch gaan we naar het park in het centrum. Er liggen moskeeën prachtig aan het water en ook is er de grot waar Abraham geboren zou zijn. Harran ligt vlak bij een belangrijke grensovergang met Syrië. Het claimt de eerste universiteit ter wereld te hebben gehad. Ook wordt het genoemd in Genesis als woonplaats van Abraham en zijn familie. Je proeft iets van de wanhoop van plaatsen waar toerisme belangrijk is en waar de toeristentoestroom plotseling is afgesneden door een externe politieke gebeurtenis. We bekijken de bijenkorfvormige huisjes, tot recent de standaard huizen die goed passen bij het extreme klimaat van de omgeving. Via eerst kleine, mooie maar langzame weggetjes komen we in Diyarbakir. We zien een bruin bord (betekent ook in Turkije "toeristisch") naar een "Paviljoen" en bedenken dat dat een geschikte overnachtingsplek kan zijn. We kunnen er staan, direct aan de Tigris en worden uitgenodigd voor thee. Dat kan aan gewoon tafeltje, maar ook in een soort zespersoons bed. Weer eens iets anders. |
NieuwsbriefWanneer het internet te langzaam is of gecensureerd wordt kunnen we soms onze site niet bijwerken. We publiceren dan een nieuwsbrief. Meld je aan voor updateberichten om hem te ontvangen.
BlogBlog van onze reizen. Selecteer "Trip ..." in categoriën hieronder om een specifieke reis te kiezen en "Land..." voor een bepaald land.
Categorieën
All
Archief
January 2020
|